De Groene Amsterdammer 28-29 (12 juli 2023)
‘Materie? Die bestaat alleen in onze geest’
Steeds meer wetenschappelijk onderzoek laat zien dat het materialistische wereldbeeld niet klopt, zegt filosoof en computertechnoloog Bernardo Kastrup. Ons bewustzijn komt niet voort uit ons brein. Ons brein komt voort uit bewustzijn.
beeld: Rachel Corner
Bernardo Kastrup thuis bij zijn computerverzameling. Veldhoven, 27 juni
Een deel van de tech-elite in Silicon Valley is er oprecht van overtuigd: er komt een dag dat de computer een eigen wil krijgt. Er zijn zelfs al onderzoeksprogramma’s ethiek om te verzinnen of een computer ook rechten kan hebben. Dat is toch merkwaardig, zegt Bernardo Kastrup. Juist in het centrum van rationalisme slaan religieuze gevoelens toe. En dan nog in een kinderlijke variant ook, want wetenschappelijk gezien hebben siliconenchips en hersenen bar weinig met elkaar gemeen.
Filosoof en techneut Kastrup houdt van polemiek. Hij kan bijtende commentaren schrijven, op zijn eigen website of in columns voor de Scientific American, meestal om te pleiten voor een alternatief voor het materialisme. Met materialisme bedoelt hij de al twee eeuwen dominante westerse filosofie dat alles gemaakt is van materie. Dat je alle geestelijke en mentale processen in de mens kunt reduceren tot moleculen en atomen. Dat wij ons brein zijn, kort gezegd, en dat alles wat complexer is dan atomen, zoals bewustzijn, ‘emergente’ fenomenen zijn die we in de toekomst ook wel uit materie zullen gaan verklaren. En niet alleen verklaren, maar ook maken, door neurale netwerken na te bouwen in de machine. Allemaal ongeloofwaardig, zegt Kastrup gedecideerd.
Kastrup schreef er verschillende boeken over en raakte in Nederland bekend doordat hij te gast was bij Tegenlicht en verschillende podcasts. De NRC noemde hem ‘de man die ons wereldbeeld op zijn kop zet’. Om te komen tot een alternatief voor de materialistische filosofie begon Kastrup te zoeken aan de andere kant: wat als de wereld helemaal niet gemaakt is van materie, maar enkel uit geestelijke en mentale processen bestaat, oftewel uit ‘mind’? En als de fysieke werkelijkheid die wij voelen en waarnemen daar slechts een afbeelding van is? Dan is ons bewustzijn geen deel van ons brein, maar is de relatie omgekeerd: ons brein is een product van ons bewustzijn.
Kastrup is in 1974 geboren in Brazilië, als kind van een vader van Deense afkomst, maar woont intussen al jaren in Veldhoven, waar hij tot een paar jaar geleden deel uitmaakte van het strategieteam van asml. Als promovendus in de computertechnologie en later in de filosofie deed hij onderzoek naar theories of mind en kunstmatige intelligentie terwijl hij ondertussen werkte bij het Natuurkundig Laboratorium van Philips en het cern in Genève. Daar schreef hij programma’s voor de Large Hadron Collider, de deeltjesversneller, om nieuwe natuurkundige deeltjes te kunnen detecteren. In de loop van de tijd deed hij een schokkende ontdekking: de deeltjes die hij hielp detecteren bestáán helemaal niet buiten onze waarneming.
In een videogesprek legt hij rustig uit waarom het tijd is voor een nieuwe ontologie, een nieuw wereldbeeld om ons bestaan mee te kunnen begrijpen. ‘Bewijzen is in de wetenschap heel moeilijk. Je kunt alleen maar argumenten en aannames met elkaar vergelijken en afwegen op kwaliteit. Sommige mensen zeggen dat er een theepot rond Saturnus zweeft. Logisch gezien is die theorie helemaal rond te krijgen, als je bijvoorbeeld aanneemt dat die is achtergelaten door aliens die hem van de aarde hebben gestolen. Maar je moet daar zoveel aannames voor doen dat het heel onwaarschijnlijk wordt. En dat geldt ook voor het materialisme. Je hebt echt fantastische aannames nodig om het nog aannemelijk te maken in het licht van wat de natuur ons laat zien.’
Een van de grootste bommen onder het wereldbeeld is gelegd door de natuurkundigen die onderzoek deden naar quantumverstrengeling, een paar decennia geleden al. ‘In dit experiment worden twee elementaire deeltjes zodanig verbonden dat je ze niet onafhankelijk van elkaar kunt beschrijven’, vertelt Kastrup. ‘Ze hebben tegengestelde eigenschappen die met elkaar zijn verbonden. Deze deeltjes worden vervolgens met bijna de lichtsnelheid naar twee verschillende kanten geschoten, heel ver uit elkaar. Stel, Alice staat aan de ene kant van de aarde, en meet deeltje A. Bob staat aan de andere kant, en meet deeltje B. Wat blijkt? Wat Alice kiest om te meten over deeltje A bepaalt wat Bob ziet als hij deeltje B meet. Het onderzoek is echt al vele malen herhaald en doorgerekend. Vorig jaar heeft het de Nobelprijs gekregen.’
In het materialistische paradigma hebben deeltjes een eigen bestaan, onafhankelijk van onze observatie, onafhankelijk van interactie met andere dingen, maar dit experiment laat zien dat dat niet klopt. ‘Bij quantumverstrengeling bepaalt de keuze van Alice wat het deeltje bij Bob is. De afstand is zo groot dat ze onmogelijk met elkaar kunnen communiceren. De enige aannemelijke conclusie is dat deeltjes geen zelfbestaande eigenschappen hebben. Dat ze zijn beïnvloed door onze keuzes.’ Met andere woorden: de fysieke wereld is de uitkomst van een meting. ‘Veel wetenschappers willen daar natuurlijk niet aan en hebben daarom allerlei nieuwe oplossingen en theorieën bedacht, zoals multiversa of superdeterminatie. Maar de ene is nog ongeloofwaardiger dan de andere.’
Vergelijk het met een voetbalwedstrijd op tv, zegt Kastrup. ‘Twee mensen kijken op twee verschillende tv’s naar dezelfde wedstrijd, op een ander kanaal, met andere videobeelden. Toch bewegen de mannetjes op het scherm synchroon. Als ze scoren op de ene tv, dan scoren ze op hetzelfde moment ook op de andere tv. Een bezoeker uit de negentiende eeuw zou niet kunnen verklaren hoe dat kan en hij zou misschien met ingewikkelde verklaringen komen over communicatie tussen de mannetjes op de beide schermen. Terwijl de meest logische en elegante verklaring is: de mannetjes op tv bewegen niet zelfstandig. Het zijn afbeeldingen van een andere werkelijkheid, in een stadion, waar echte voetballers spelen die door twee verschillende camera’s worden geregistreerd.’
En dat is de mentale stap die wij als westerlingen, doordrongen van een materialistisch wereldbeeld, misschien contra-intuïtief vinden maar toch moeten maken: de fysieke wereld die we zien is niet de echte wereld. Onze perceptie is niet het transparante raam op de werkelijkheid, de echte werkelijkheid is niet wat we zien. ‘De fysieke wereld is slechts een afbeelding van een mentale, geestelijke werkelijkheid die erachter ligt.’
Denk aan een vliegtuig, zegt Kastrup. ‘Het is maar goed dat een piloot niet hoeft te varen op wat hij door het transparante raam ziet. Hij heeft een dashboard vol meetinstrumenten voor zich. Het is niet de externe werkelijkheid. Het is er een afbeelding van, het toont de uitkomst van metingen door sensoren. Precies zo is het met onze fysieke wereld. Als wij de wereld niet zouden meten, zou de fysieke wereld van elektronen, protonen, tafels, stoelen, bergen en sterren er niet zijn.’
We nemen veel meer waar dan alleen wat je kunt meten en kwantificeren. ‘Je voelt emoties, maar je kunt niet zeggen hoe lang ze zijn. Je hebt gedachtes, maar wat is hun elektrische lading? Heel veel kun je niet kwantificeren. Een groot deel van onze beleefde werkelijkheid is mentaal.’ En zo komt Kastrup tot zijn filosofisch idealisme: ‘Wat als we aannemen dat ten diepste alles mentaal is? Dat er een externe wereld bestaat die alleen uit bewustzijn bestaat? Dan is de fysieke realiteit slechts wat we meten en waarnemen, de afbeelding van de geestelijke werkelijkheid erachter.’
Bernardo Kastrup, Veldhoven, 27 juni
Als je dit voor het eerst hoort, kun je er bijna niet bij. Wat betekent dat voor ons bestaan? Hoe komt het dat andere mensen dezelfde materie zien? Bestaan sterren die wij niet zien dan ook niet? Kastrup heeft overal antwoord op. Hij redeneert logisch, eenvoudig en gebruikt sprekende metaforen. Van esoterische pseudowetenschap moet hij niks weten. ‘Het is juist een wetenschappelijk wereldbeeld waar je veel minder aannames voor nodig hebt. We weten namelijk met onze geest zeker dat er een mentale wereld bestaat. Maar dat mijn waarnemingen afkomstig zijn van een realiteit buiten de mentale wereld, dat is een aanname. Ik doe het liefst zo min mogelijk aannames. Ik zeg dus niet dat er geen materie is. Ik beweer alleen dat dit een gemeten werkelijkheid is, een perceptie, die alleen bestaat in onze geest. De externe wereld bestaat niet uit materie, maar uit geestelijke processen. Materie zie ik als de afdruk van bewustzijn in beweging.’
Met deze benadering lossen we niet alleen natuurkundige en filosofische problemen op, zegt Kastrup, maar ook het grootste probleem van de hersenwetenschap, the hard problem of consciousness: hoe kun je de subjectieve ervaring in ons bewustzijn verklaren uit enkel materie? Hersenen bestaan uit netwerken van elektrische ladingen die heen en weer schieten. Hoe kan zoiets complex voortkomen uit bouwstenen die zelf geen bewustzijn hebben?
Doorgaans is er een verband tussen een actief brein en actieve gedachten. ‘Als je bijvoorbeeld droomt, dan worden bepaalde hersengebieden actiever, dat blijkt uit metingen. Maar er zijn ook situaties die precies andersom zijn. Waarin mensen nog veel rijkere ervaringen beleven en waar juist minder hersenactiviteit wordt gemeten. Zoals mensen die onder invloed zijn van psychedelica. Die middelen verminderen de hersenactiviteit, maar de ervaringen die mensen in hun gedachten krijgen voelen juist veel rijker en intenser dan ooit. Of mensen die een bijna-doodervaring hebben. Die maken heel levendige, indrukwekkende situaties mee, terwijl er geen bloed meer door de hersenen stroomt. Hoe kan dat?’
Het hele probleem gaat in rook op als we het brein niet zien als de basis en oorsprong van ons bewustzijn, maar als een materiële ‘afbeelding’ ervan. ‘Ons lichaam is de afbeelding van onze geestelijke werkelijkheid. Ons brein is de afbeelding van de innerlijke bewuste processen daarin.’ Dat betekent niet dat een hersenchirurg met een mes ons brein niet kan beïnvloeden. ‘Alleen dat mes en de hand van de dokter zijn óók afbeeldingen van een geestelijk proces, en dat heeft in de geestelijke realiteit invloed. In mijn theorie blijft de hersenwetenschap dus valide, alleen de interpretaties worden anders.’
Om zo min mogelijk aannames te doen, gaat Kastrup ervan uit dat er maar één vorm van bewustzijn is, wat in de filosofie ook wel mind wordt genoemd. Daar is geen plattegrond van te maken, want het wordt pas werkelijkheid als het ervaren wordt. Er is geen kennen buiten ervaring. Ons brein is een afbeelding van een lokalisatieproces in het algemene bewustzijn, zou je kunnen zeggen, als een draaikolk in een rivier – ook een metafoor die Kastrup graag gebruikt. Ons brein en de zintuigen die daarmee zijn verbonden zijn gedeeltelijke beelden van de bewegingen in het wijdere bewustzijn. Het is een gedeelte dat vooral naar zichzelf kijkt en daarmee een eigen ‘psyche’ vormt, een eigen ‘ik’.
‘Mensen met een bijna-doodervaring maken heel levendige situaties mee, terwijl er geen bloed meer door de hersenen stroomt. Hoe kan dat?’
Dit is een radicaal andere kijk op de wereld dan de kijk die we in het Westen hebben aangeleerd. Veel gezonder ook, zegt Kastrup, want het materialisme heeft niet echt een positieve invloed op onze waarden en de manier waarop we met de wereld en met onze gezondheid omgaan. Als dit materialisme van tafel gaat, heeft het ook implicaties voor ons denken over de dood. ‘Als alles bewustzijn is, dan is het juist heel onlogisch als ons bewustzijn eindigt met de fysieke dood. Waarom zou onze ervaring ophouden als onze psyche sterft? Er kan nog steeds een “ik” overblijven, want “ik” is waar mind wordt ervaren. Dat is ook wat bijna-doodervaringen suggereren. En wie weet wordt dat ik-gevoel nog wel sterker als onze psyche sterft, want er zijn heel veel bewegingen in mind die nu door de psyche worden overstemd en die we niet opmerken. Dat is ook wat we zien bij sommige dieren, die misschien een minder sterke psyche hebben, maar verrassende dingen kunnen opmerken.’
Een ander mysterieus terrein: onze herinneringen. Na een eeuw onderzoek weten we nog steeds niet waar herinneringen zich bevinden. In de hersenen? Dat is de vraag. ‘Er zijn kleine diertjes in het water, planaria genaamd, die heel kleine hersentjes hebben in hun hoofd. Het bijzondere van deze diertjes is: als je een deel van het lichaam afsnijdt, dan groeit het terug – zelfs het hoofd!’ Onderzoekers trainden de diertjes om voedsel te vinden op een andere plek in het aquarium dan ze gewend waren. Ze moesten tegen hun instinct in naar het licht toe zwemmen om eten te krijgen. ‘Toen hun hoofd was weggesneden en weer teruggegroeid, deed een groot deel van de diertjes nog steeds wat ze hadden geoefend: ze wisten nog waar het eten lag! Dus waar die herinneringen ook waren, ze zaten niet in de hersenen.’
Herinneringen zijn zo moeilijk te doorgronden, denkt Kastrup, doordat we nog niet goed weten wat tijd is. ‘Tijd is een van de grootste problemen in de natuurkunde. Alle natuurkundige effecten die we kennen vinden plaats in de tijd. Maar het lijkt erop dat tijd zelf ook een effect is van iets anders.’
Al met al staat het voor Kastrup als een paal boven water dat het materialisme op zijn retour is. ‘Het is in debatten heel moeilijk om nog mensen te vinden die het willen verdedigen.’ Toch staan hersenwetenschappers niet massaal in de rij bij Kastrup om zich te laten overschrijven naar het filosofisch idealisme. Hoe kan dat dan? ‘Omdat ze het zich niet kunnen voorstellen. Ze gooien liever de ratio en de geloofwaardigheid overboord om maar te kunnen blijven geloven in allerlei ongeloofwaardige verklaringen.’
Een paar jaar geleden verliet Kastrup het bedrijfsleven om zich fulltime bezig te kunnen houden met filosofie. Als directeur van de Essentia Foundation doet hij onderzoek en verspreidt hij kennis over het idealisme. Ook is hij bezig met weer een nieuwe hypothese, weer eentje die ons voorstellingsvermogen zo laat kraken dat het bijna barst. De relatie tussen onze psyche en de rest van het bewustzijn, zegt Kastrup, lijkt opvallend veel op die van patiënten met een dissociatieve identeitsstoornis (dis). Dat zijn mensen bij wie een deel van de persoonlijkheid zich in zichzelf heeft gekeerd en heeft afgesloten van andere delen, alters genaamd. ‘Die alters zijn zich soms wel en soms niet bewust van elkaar. Maar ze hebben eigen herinneringen en eigen karaktertrekken.’
Stel nu dat er zoiets als dis zou kunnen optreden op kosmisch niveau. ‘Dan zijn wij misschien wel allemaal alters van één universeel bewustzijn, allemaal met een andere blik en andere lichamelijke eigenschappen. Er is een keer een vrouw met dis onderzocht in Duitsland, die had een alter die zei dat ze blind was. Als die alter het roer overnam, bleek uit hersenscans, was de hele visuele cortex in haar brein inactief, terwijl haar ogen open waren. Dat onderzoek liet zien hoe uit één bewustzijn verschillende persoonlijkheden kunnen ontstaan die ook echt lichamelijk anders functioneren. Natuurlijk maken we soms dezelfde dingen mee, maar dat gebeurt ook bij dis-patiënten. Die maken soms bijvoorbeeld dezelfde droom mee, elk vanuit een verschillend perspectief.’
Veel ontwikkelaars die bezig zijn met kunstmatige intelligentie geloven dat computersystemen ook een bewustzijn kunnen krijgen. ‘Het is bullshit’, aldus Kastrup. ‘Dat we ze intelligent kunnen maken, dat is evident, want intelligentie betekent enkel de capaciteit om data te verwerken. Dat kun je fysiek meten. Maar bewust? Dat is onzin.’
Ten eerste is alles bewustzijn. ‘Bewustzijn bestáát. Dat kun je niet maken, alles wat wij doen vindt plaats binnen bewustzijn.’ Ten tweede: de suggestie dat een computer een vorm van innerlijk bewustzijn kan krijgen, dus een privaat, zelfbewust onderdeel van dat algemene bewustzijn, is nergens op gebaseerd. ‘De natuur laat zien hoe zo’n bewustzijn eruitziet: als biologie. Overal waar de natuur aparte, gedissocieerde vormen van bewustzijn vormt, is dat in metabolische processen, met koolstof, zuurstof en waterstof. Met andere woorden: leven. Ik kan niet uitsluiten dat mensen ooit leven kunnen creëren uit iets niet-levends. Wie weet zijn we op een dag in staat tot abiogenese. Maar het woord zegt het al: het zal leven zijn. Biologie dus.’
Het is apart dat we met dit soort ideeën zo de mist in gaan, terwijl we vaak heel goed het verschil weten tussen een simulatie en wat er gesimuleerd wordt. ‘We kunnen bijvoorbeeld heel goed de nierfuncties simuleren met de computer, om tot op moleculair niveau te voorspellen wat er gebeurt. Dat is goed te doen. Maar niemand die daarmee bezig is, gelooft dat de computer op een dag echt gaat plassen! Alleen als het gaat om bewustzijn, dan vergeten we ineens dat dit een biologisch proces is. En dan denken we dat de simulatie het bewustzijn zelf is.’
‘De bozo’s die dit idee proberen te verkopen’, idioten dus, ‘zijn meestal computerwetenschappers. Dat zijn mensen die heel goed weten wat je met een computer kunt doen. Maar hoe die in elkaar zit, dat is een mysterie voor ze. Je hebt echt een ingenieur nodig om de structuur van een computer te begrijpen.’ Relatief weinig mensen op aarde weten echt hoe een computer in elkaar zit. Die kennis is heel belangrijk voor ons begrip, zegt Kastrup, en daarom bouwt hij er ieder jaar zelf eentje, helemaal vanaf nul. ‘Ik deel alle plannen en documentatie online, voor iedereen. Vooral voor de computerwetenschappers die van de aarde zijn opgestegen en de realiteit niet meer tegenkomen. Als ik een of twee van hen weer op de grond kan krijgen, is mijn missie geslaagd.’
Een brein lijkt niet eens op een computer, zegt Kastrup. ‘Een brein is nat en functioneert door verbranding, metabole processen en neurotransmitters. Computers zijn droog, zijn gemaakt van silicium en geven stroompjes door. Alles zou je in theorie ook kunnen maken van pvc-buizen, water en drukkleppen. Het zou een enorm bouwwerk van pijpen kunnen worden. Maar niemand gelooft dat dit bouwwerk op een dag zelfbewust wordt als je maar genoeg pijpen en kleppen blijft toevoegen.’
AI is heel praktisch om problemen mee op te lossen. ‘Ze kunnen AI trainen om borstkanker te herkennen op scans, op basis van veel meer plaatjes dan een arts ooit zou kunnen verwerken. Maar antwoorden op de grote vragen van het leven? Nee, natuurlijk niet. Er komt wel een antwoord, maar dat is altijd zonder zelfinzicht. Het zijn herverpakte antwoorden van anderen, het zijn slechts herhalingen. Dat is het verschil tussen intelligentie en inzicht.’
‘Ik denk dat dit soort ideeën vaak voortkomen uit innerlijke projecties van mannen. Baarmoedernijd, noem ik dat, een psychologisch proces bij mannen die het niet kunnen verwerken dat ze geen leven kunnen maken.’
Een andere drijfveer is religieus , denkt Kastrup. ‘Veel mensen zeggen dat ze nergens meer in geloven, maar hun religieuze intuïtie duikt dan alsnog op in een andere vorm. Zoals het transhumanisme. We creëren een computer, zeggen ze, die zelf de volgende generatie kan creëren, tot er een computer ontstaat die als God is en al onze problemen gaat oplossen, en die voor ons gaat zorgen. Dat voldoet echt aan alle vinkjes van een religie, met Ray Kurzweil als profeet. Er zijn nu zelfs onderzoeksprogramma’s om te bedenken of computers rechten hebben. Dat is net zoiets als vragen of een kerncentrale rechten moet krijgen. Ik vind het een kinderachtige vorm van religie.’ Zoals alle religie? ‘Nou, religie vind ik in beginsel niet kinderachtig. Het begint met een diepe ervaring of intuïtie. Maar het wordt meestal na verloop van tijd wel een karikatuur.’
Voorheen gebruikte Kastrup het woord God liever niet. ‘Omdat elke luisteraar daar iets anders bij denkt. Maar tegenwoordig voel ik me daar vrijer in. Omdat het ook wel recht doet aan de oorspronkelijke intuïtie die in ons allemaal zit. De intuïtie dat er een gigantische geest is waar wij deel van uitmaken. Ik zie dat niet als een vader die een plan met ons heeft, maar eerder als een instinctieve, eenvoudige, spontane geest.’
Dit is een filosofie die niet alleen intellectueel interessant is, zegt Kastrup, maar ook invloed heeft op hoe je in het leven staat. In elk geval bij hemzelf. ‘Het besef dat materialisme vals is en dat de hele natuur bestaat uit mentale processen heeft mijn kijk op het leven ingrijpend veranderd. Nihilisme en depressie zijn verdwenen. Ik begrijp dat zelfs de moeilijkste aspecten van het leven uiteindelijk tot inzichten leiden, en dat deze inzichten niet verloren gaan als ik sterf. In plaats daarvan komen ze beschikbaar voor een bredere mentale context, de “geest van God”, om zo te zeggen, omdat ik de dood zie als het einde van de dissociatie. Ik zie ons allemaal als “spionnen van God”, die die de natuur ervaren op een manier die ontoegankelijk is voor “God” zelf.’ Het zijn opvallende woorden, voor een wetenschapper die zo min mogelijk aannames doet. ‘Maar het is dichter bij de realiteit dan wat de populaire wetenschappers op dit moment suggereren.’
Gerelateerde artikelen
- Tegeltuinen, Jacques Ellul en de invloed van techniek (podcasts)
- Oorlog is hel (Karavaan der Zotten)
- Vrije ruimte uithakken (Karavaan der Zotten)
- Wij weigeren vijanden te zijn (Karavaan der Zotten)
- Hete hangijzers in het voedselsysteem (1) - knutselen aan planten (Foodlog, De Groene Amsterdammer)
Gebruikte Tags: filosofie, geloof, techniek, wetenschap