Het wordt steeds lastiger om zonder smartphone mee te komen. Toch wil ik de laatste zijn die overstapt. Het is een kwestie van loyaliteit.

Dat leek me nou leuk: samen met mijn zoon van 15 naar een concert. Dus ik heb tickets gekocht voor Benson Boone, maar wat blijkt nu: ik mag alleen naar binnen als ik de QR-code op een smartphone kan laten zien, en uitprinten is verboden. Als ik de helpdesk mail hoe ik binnenkom met mijn goeie ouwe Nokia, krijg ik een automatische uitleg over hoe ik alles fijn en snel kan regelen in de ticket-app – waar ik dus geen drol aan heb. Vanochtend besloot ik om dan toch maar de tickets door te verkopen (zo goed vonden we die Boone nou ook weer niet) maar daarvoor moest ik eerst op mijn laptop door handleidingen heen worstelen, een online account aanmaken en al mijn gegevens, telefoonnummers, wachtwoorden en lievelingsdieren invullen voordat ik überhaupt bij mijn tickets was.
Op steeds meer plekken kom je er zonder een smartphone niet meer door. Een auto huren via My Wheels kan alleen nog via je mobiel. Werken kan bij veel bedrijven alleen nog in de cloud, waar je met je telefoon in moet. Een tijdslot reserveren in een druk museum, zonnepanelen monitoren, elektrische auto’s opladen, een gehoorapparaat bedienen en korting krijgen in de supermarkt – voor steeds meer dingen heb je een app nodig. Binnen afzienbare tijd zullen we allemaal op verzoek online moeten zijn. Mensen die offline willen deelnemen aan de maatschappij, vinden we eigenlijk lastig.
Zoals een helpdeskmedewerker van de bank mailde, toen ik een jongerenrekening voor mijn zoon had geopend (we zaten te wachten op een inlogkastje maar die bleken ze niet meer te leveren, het kon alleen nog via de app): misschien kunt u toch een smartphone overwegen, dat is namelijk heel handig.
Kerncentrales
Maar ik wil helemaal niet handig! Ik wil niet makkelijker leven, ik wil langzamer leven. Ik wil niet dat alles steeds sneller en onpersoonlijker wordt. Ik wil niet weten wat politici vandaag hebben gezegd. Ik wil minder achter een schermpje zitten met mijn kinderen erbij. Ik wil geen selfies maken van mijn avondje uit. Ik wil geen drankjes bestellen via een QR-code. Ik wil minder schaakpotjes doen op chess.com. Ik wil Big Tech en Big Police niet helpen om beter te worden in gezichtsherkenning en ik wil mannen als Musk niet helpen om de mensheid te hervormen naar hun beeld. Ik wil geen porno in mijn broekzak, waar ik op regenachtige dagen altijd bij kan. Ik wil niet werken via platforms die zo veel energie vreten dat Google nu eigen kerncentrales gaat bouwen. Ik wil geen accu in mijn zak hebben met coltan waar Congolese milities oorlog om voeren, met nikkel waar het regenwoud voor is gekapt en met zeldzame aardmetalen die de kas spekken van de Chinese Communistische Partij. Dit alles gaat ook wel door zonder mij, dat weet ik heus wel. Maar dat heet verantwoordelijkheidsethiek. Ik wil er zo min mogelijk mee te maken hebben.
Mijn goede vriend Bert heeft helemaal geen telefoon en ook geen computer. Als ik hem wil spreken, moet ik aankloppen bij mijn achterburen, waar hij op vrijdag altijd eet. Hij staat met beide benen in het offline leven. Hij is honderd procent aanwezig. Hij zegt dat hij beter naar de ‘zachte stem van God’ kan luisteren als hij minder wordt afgeleid door prikkels. Mensen vinden dat gek, en niet handig, maar altijd als ik met hem praat, besef ik weer dat gek, en handig, een kwestie van perspectief is.
Wat ik weleens mis zonder smartphone: zo’n app die vogelgeluiden kan herkennen. Dat is echt een mooi staaltje technologie. Al kent Bert die dan weer allemaal uit zijn blote hoofd. Dat komt ervan als je met aandacht leeft. Dat wil ik ook wel. Misschien ben ik ook wel gek.
Jaloezie
Mijn Nokiaatje is een bron van hilariteit, waar ik ook kom. Maar achter het aanvankelijke gelach klinkt heel vaak toch een lichte jaloezie door. Heel veel mensen bekennen dan dat ze eigenlijk ook wel minder smartphone in hun leven zouden willen. Ze komen er alleen niet meer onderuit. Ze hebben het ding nodig om te mailen, te bankieren, in te loggen in de cloud, de weg te vinden, om alle school- en zorgplatforms bij te houden en om (over sociale druk gesproken) alle familie- en kinderfeestjesapps te kunnen volgen.

En die lijst wordt natuurlijk steeds langer. De harde waarheid is dat we binnenkort allemaal overmoeten. De smartphone heeft zich in korte tijd ontwikkeld tot alomtegenwoordige toegangspoort voor elke sociale of economische ruimte. En dat gaat echt niet minder worden. Het betaalsysteem is een grote aanjager: dat verschuift steeds verder van cash naar pin, en van pin naar telefoon, en binnen die telefoon naar één app: Google Pay. Daarbij voegt zich binnenkort nog een ander project, van de Europese Unie, om elke burger te voorzien van een digitale identiteit. Dat laatste wordt een e-wallet, een soort app waar je je straks overal mee kunt identificeren. Dat zal allemaal heel privacyvriendelijk zijn en vrijwillig, uiteráárd, maar het wordt zo makkelijk voor bedrijven en dienstverleners om het hun klanten te gaan vragen, dat het voor de slome duikelaars zoals ik ondoenlijk zal worden om er nog omheen te leven. En wat als er een pandemie uitbreekt, en je wilt zeker weten dat je geen ongevaccineerde mensen in je winkel krijgt? Dan vraag je toch even om hun e-wallet. Dat is het beste voor iedereen!
Onder privacy- en technologie-experts bestaan er heel grote zorgen over deze ontwikkeling. Ook omdat dit de verhouding tussen overheid en burger ingrijpend verandert, en de wetshandhaving zich verplaatst naar de broekzak. Het gaat er niet om dat mensen niet online mogen zijn als ze dat niet willen. Maar dat het heel belangrijk is voor de samenleving om offline deelname in ere te blijven houden.
“Ik vind het uit den boze om mensen het gebruik van een smartphone op te leggen”, zegt Tijmen Wisman – universitair docent privacyrecht aan de Vrije Universiteit. “Het hebben van zo’n ding verandert hoe je in het leven staat. Het is bijna een levensbeschouwelijke keuze, hoe kunnen we dat dan een ander opleggen in maatschappelijke ruimtes die neutraal zouden moeten zijn?” Misschien zijn er maar weinig mensen die geen smartphone willen. “Maar die hebben daar wel ongelooflijk goede argumenten voor. Onze data kunnen worden gebruikt om ons te monitoren. Dat gaat niet alleen over privacy. Het is breder. In een digitale samenleving kan de macht makkelijk gecentraliseerd worden. We hebben allemaal waarborgen tegen autoritarisme. Maar we zijn de samenleving nu zo aan het bouwen dat het fysiek gezien toch makkelijk te organiseren is. Als de verkeerde partijen winnen, dan zijn al onze instituties snel afgebroken.”
Ik ken persoonlijk nog heel wat mensen die het proberen, leven zonder smartphone. Niet omdat ze te oud en te dom zijn, zoals ik op de radio nog wel eens hoor, maar omdat ze er juist te veel over weten. Ik ken softwareontwikkelaars die weigeren om een mobieltje te gebruiken, omdat ze weten hoe gevaarlijk het is dat de grote Amerikaanse platforms zo veel macht hebben. Ik heb vrienden die verslavingsgevoelig zijn en weten dat ze met een mobiel in de buurt hopeloos verloren zijn. Ik ken mensen die helemaal zonder telefoon leven, ik ken ook mensen die hun mobiel gebruiken om DigiD-zaken te regelen en het ding verder zo veel mogelijk in de la laten liggen. Stuk voor stuk verstandige mensen, maatschappelijk betrokken.
Of neem de beweging Smartphonevrij Opgroeien, met honderden oudergroepen die ervoor willen zorgen dat hun kinderen tot een bepaalde leeftijd smartphonevrij blijven, en vooral: vrij van sociale media. Deze beweging raakt duidelijk een snaar bij veel mensen. Maar voor hoelang? We kunnen allemaal heel bewust zijn – maar het is allemaal voor niks als iedere scholier over een paar jaar toch zo’n ding bij zich moet dragen, om het OV in te kunnen, in te loggen in de email of de tosti in de kantine te betalen.
Loyaliteit
“De smartphone is een oplossing voor het probleem dat je hebt als iedereen om je heen een smartphone heeft”, schrijft socioloog en filosoof Willem Schinkel in zijn boekje Waarom ik geen mobiele telefoon heb: Aphonismen. Schinkel legt mooi uit dat dit “draagbare afluistermachientje annex grenspoortje” ons continu inplugt in een kapitalistische infrastructuur, en dat die infrastructuur ons leven steeds meer bepaalt. “Het is een infrastructuur die ons tot object maakt van calculatie en coördinatie door machten die zich niet democratisch laten controleren.”
Maar goed. Leg dat maar eens uit aan de taekwondojuf van je zoontje. Ze had nog zo duidelijk in de groepsapp gezet dat de les vandaag een uur later zou beginnen. Als je dan nog voor een dichte deur staat, kan zij er verder ook niks aan doen!
“Iedereen kreeg een teken in zijn hand, en wie dat teken niet had, kon niet meer kopen of verkopen”, schreef ene Johannes van Patmos ooit in zijn boek Openbaringen, het laatste boek van de bijbel. Veel mensen houden hun adem in als ik hierover begin. Dat komt doordat het boek gekaapt is door mensen die doen alsof het een draaiboek is voor de eindtijd of juist het tegenovergestelde: door mensen die doen alsof je het niet zo letterlijk moet nemen omdat het toch alleen over het Romeinse Rijk gaat. Ik vind ze allebei niet zo overtuigend. Het is een apocalyptisch boek, een horrorfilm met een boodschap, vol overdrijvingen en stijlfiguren, over wat er achter de schermen van onze geschiedenis gebeurt, niet later, maar nu al. Volgens Johannes is het duidelijk: er is een strijd tussen Christus en de machten van de wereld, want die willen als god zijn. Uiteindelijk, zegt Johannes, willen alle wereldrijken onze loyaliteit. Vroeger was dat misschien een stempel voor Romeinse burgers om de markt op te mogen. Nu is dat de smartphone die je moet hebben om te betalen. En in de toekomst, als het aan de Musken van de wereld ligt, een stuk minder fraudegevoelig, en ook een stuk makkelijker: een chip in je hand.
Wat het nu zo lastig maakt is dat je heel veel mooie dingen kan doen op die markt. Je kunt prachtige dingen bereiken met digitale middelen en ook met de smartphone en ook met sociale media. Maar langzaam maar zeker zijn we elkaar (want er zit echt geen sinistere elite achter, we doen het samen) aan het verplichten om mee te doen. En als ik diep graaf naar wat er nu echt ten grondslag ligt aan mijn irritatie over de smartphone, dan is het dat. Ik heb het gevoel dat de smartphone de manier is om mijn loyaliteit te betuigen aan het technische vooruitgangsgeloof. En ik wil mijn loyaliteit niet betuigen als ik daar niet zelf voor kies. Ik hou van techniek, maar niet als het moet.
Mechaniseren

Vatily Gariev – Unsplash
“Ach”, zei een moeder tegen me, toen ik iets te kritisch keek naar een kind dat bijna in haar scherm verdween, “het kost nu eenmaal even tijd voordat we een balans vinden in de omgang met de telefoon.” Maar dit is precies wat niet gaat gebeuren. Het scherm is geen losstaand machientje. Het is een interface met een systeem daarachter. Dat systeem ‘wil’ helemaal geen balans, het wil een steeds groter deel van ons leven koloniseren, in kaart brengen, optimaliseren en commercieel uitbaten.
Dat technisch-economische complex ziet alles als ‘ding’, als middel. Die middelen moeten we verzamelen en vergroten – groeien heet dat – om vervolgens onze doelen te bereiken. Dat klinkt heel mooi, maar in dit proces veranderen we de hele wereld ongemerkt in een machine. We zijn een organische, relationele wereld in rap tempo aan het rationaliseren en mechaniseren.
De Franse techniekcriticus Jacques Ellul zei in de vorige eeuw al dat het probleem daarvan op spiritueel vlak ligt. We slikken alles wat de machine ons biedt, zegt hij, omdat we bevangen zijn door een religieus ontzag voor de wonderen die het doet. Ten diepste gelóven we erin. We geloven echt dat digitalisering ons gaat helpen om de samenleving beter te maken, het milieu schoner en ons leven langer. Ellul waarschuwde daar zijn hele leven voor. Hij baseerde dat persoonlijk op zijn geloof in Jezus Christus. Als Christus de Heer is, dan zijn andere onderheertjes die strijden om onze aandacht dat dus niet, zoals geld of techniek of staat of leger. Ellul pleitte dus niet voor een soort romantische terugkeer naar een natuurlijke samenleving waar we nog in onze blote billen door de natuur huppelen. Het ging hem om iets spiritueels: volgens hem is techniek zo alomvattend en koloniserend geworden dat het ons heeft bevangen. Daardoor kunnen we niet meer vrij beslissen wat we goed of fout vinden, maar laten we ons leven bepalen door wat die macht van ons vraagt. En brengen we alle offers die ons worden gevraagd.

Mont Blanc (ANP)
Iconoclasme
Ik zou hier kunnen gaan beargumenteren dat we ons vooral politiek hard moeten maken voor het recht op offline leven. Dat we voor maatschappelijke diensten en functies niet worden verplicht om online aanwezig te zijn, maar dat we zelf mogen kiezen waar en wanneer we inpluggen. Dat zou gezond zijn voor de maatschappij.
Maar ik wil me niet te veel illusies maken. Ik denk dat ik vooral een vraag wil stellen: of we überhaupt nog bereid zijn om grenzen te trekken, ook als dat pijn doet. Onze vrijheid hangt niet af van onze uiterlijke situatie, zei Ellul, maar of we in ons innerlijk nog de ruimte hebben om nee te zeggen. Hebben we die ruimte nog? Het maakt misschien niet eens uit waartegen en wanneer we precies nee zeggen, of dat nou de auto, de telefoon of AI is. Maar het lijkt mij cruciaal dat er mensen blijven die durven zeggen dat sommige dingen niet gezond zijn, dat we de wereld niet moeten veranderen in een gestroomlijnde machine, en dat we dus gewoon niet meedoen.
Een idee van Ellul dat me hierbij helpt is ‘iconoclasme’. Dat betekent het stukmaken van religieuze beelden. Volgens hem is het onze taak om te laten zien dat al die technische middelen geen goden zijn, maar dingen. Dat klinkt wellicht dramatisch, maar het tegendeel is waar. Ik vind het juist een heel praktisch en bovendien vrolijk advies, dat je zowel in het groot als in het klein kunt toepassen.
Geen ontzag hebben voor die telefoon. Ook geen angst. Weigeren om er een te kopen. Of een ‘light’ model kiezen waar geen sociale media op kunnen. Een ‘vaste’ mobiel nemen, voor in de la, met verschillende profielen zodat het hele gezin het kan gebruiken voor inlogzaken. Of er een grote barst in laten vallen en het scherm niet vervangen. Het beeld op zwartwit zetten zodat de filmpjes er niet zo blinkend meer uitzien. Alternatieven zoeken voor grote platforms. Klachtenformulieren invullen als de bank je geen rekening zonder app wil geven. Of gewoon minder doen met de bank, minder verdienen en meer weggeven.
En vooral: je telefoon vaker thuislaten – net als die pinpas die ermee gaat samensmelten – zodat al die bankmedewerkers, taekwondojuffen, caissières en ambtenaren gewend blijven aan die irritante lui die telkens weer in de weg staan van die heerlijke nieuwe, snelle wereld. Ik weet het, de kans is groot dat communicatie, identificatie en betalingen binnen afzienbare tijd helemaal online zullen gaan en dat we niet meer kunnen meedoen zonder permanent een telefoon bij ons te dragen.
Als dat gebeurt, wil ik de laatste zijn die inplugt, gewoon, omdat mijn geweten dat zegt. Alhoewel, de laatste zal Bert wel zijn, want die gaat nog liever in het bos wonen, bij de vogels.
lees meer essays op de Substack van De Ongelooflijke, de podcast dus.