De Groene Amsterdammer 32 (7 augustus 2013)
Apparaten gaan voor ons besluiten
Auto’s die zelf ongelukken voorkomen, de weegschaal die commentaar levert op je gewicht: een lawine aan slimme, digitale apparatuur gaat ons helpen betere mensen te worden. Maar willen we dat wel?
152 x bekeken- Lees ook: Corona: ‘We moeten de afgrond in de ogen durven zien’ (De Groene Amsterdammer)
HET DUURT NIET lang meer of de automobiel gaat eindelijk waarmaken wat zijn naam belooft: zelf rijden. Volvo heeft al auto’s die remmen als er een bumper te dichtbij komt, Toyota heeft een systeem dat bijstuurt als je van je rijstrook afwijkt en de nieuwste Nissans weigeren naar rechts te gaan als er iets in de blinde hoek zit. De slimme auto komt eraan, stampensvol elektronica en permanent via sensoren in contact met TomTom, het KNMI, Rijkswaterstaat, Facebook en andere voertuigen.
De smart auto is deel van een veel grotere revolutie. Er komen ook slimme lampen, slimme wekkers, slimme ovens, slimme verwarmingssystemen, slimme meters, slimme pacemakers, slimme vloeren en slimme lantaarnpalen. Allemaal te bedienen via slimme apps op slimme telefoons.
Welkom in de nieuwe wereld van het internet of things, een wereld waarin alle spullen via RFID-chips of andere sensoren met het internet zijn verbonden. De term is van de Britse technoloog Kevin Ashton, die een alomtegenwoordig sensornetwerk ziet ontstaan dat permanent zorgt voor comfort, veiligheid en controle over onze levens. Techneuten, designers en ondernemers buitelen over elkaar heen met conferenties en rapporten om er grip op te krijgen.
Zoals in Eindhoven, waar een paar honderd van hen bijeen zijn gekomen op de High Tech Campus voor lezingen en seminars over het thema. De sprekers, visionairs uit het bedrijfsleven, barsten van het optimisme. Het duurt niet lang meer, houden ze de aanwezigen voor, en we hebben niet alleen slimme auto’s die nooit meer botsen, maar ook slimme telefoons die ons gezond maken en slimme meters die ons energieverbruik minimaliseren. ‘Denk je eens in hoeveel uitstoot het scheelt als patiënten niet meer naar de dokter hoeven omdat ze hun suikerspiegel en hartritme via hun telefoon met het ziekenhuis kunnen delen’, zegt Patrick Blankers, strategisch manager bij Ericsson. ‘De ict wordt de aanjager van de koolstofarme economie.’
Gaat het echt zo hard? De meeste innovaties bevinden zich nog op het gadgetniveau. Dat blijkt uit de tentoonstelling op de gang waar designers staan met slimme sensoren, met geinige bordspelletjes die te bedienen zijn met een telefoon en met een setje Spoka-lampjes van Ikea die via internet communiceren. Dat wil zeggen: als je het ene lampje aan zet, gaat het andere – bij je collega of je geliefde thuis – ook aan. En dat is grappig.
TOCH VALT NIET te ontkennen dat er iets ingrijpend aan het veranderen is. Nu al zijn er meer machines, voertuigen en andere apparaten via chips met het internet verbonden dan mensen. Over drie jaar zullen dat er nog eens drie keer zo veel zijn, schat het Amerikaanse bedrijf Cisco. Daarbij komt nog de onstuitbare opmars van de smartphone. Dat apparaatje heeft in no time zowel de broekzakken als de harten van de mensen veroverd, met een immer aanzwellende stroom tekstberichten, videobeelden en andere data tot gevolg.
Wat dat oplevert is data, data en nog eens data. Een exponentieel groeiende hoeveelheid digitale gegevens die als een wolk boven de tastbare wereld hangen. De wereld wordt ‘gedatificeerd’, zeggen Kenneth Neil Cukier en Viktor Mayer-Schönberger, auteurs van het nieuwe boek Big Data. Locatie wordt gedatificeerd door middel van gps-satellieten. Woorden veranderen in data als oude boeken worden gedigitaliseerd. Zelfs vriendschappen en voorkeuren worden gedatificeerd via Facebook. En dat gaat nu ook allemaal gelden voor apparaten.
Dat dat concreet effect heeft op de maatschappij zagen we bijvoorbeeld na de aanslag in Boston, zegt Hugo Velthuijsen, lector new business ICT aan de Hanzehogeschool Groningen. ‘Ze konden de daders vrij snel vinden doordat er heel veel beeldmateriaal was. Op publieke websites konden particulieren de beelden analyseren. Een aantal jaren geleden zou dat niet mogelijk zijn geweest. De camera’s waren er niet, de websites waren er niet en de software voor beeldanalyse was er niet. Al deze ontwikkelingen komen nu bij elkaar.’
En wie had kunnen denken dat je files zou kunnen berekenen op basis van gps-locaties van Vodafone-telefoons? Dat is wat TomTom nu doet. Er worden toepassingen mogelijk waar we nog nooit over hebben nagedacht. Zo heeft ibm een vloer ontworpen die werkt als een enorm touchscreen. Door middel van sensoren kan de vloer voorwerpen identificeren, of personen. De vloer zou kunnen ontdekken of er iemand op de grond ligt. Dat komt wellicht van pas in verzorgingstehuizen.
De aard van kennisverwerving zal veranderen, schrijven de auteurs van Big Data. In plaats van op het beredeneren van causale verbanden komt de nadruk te liggen op het ontdekken van verbanden tussen fenomenen. Het is niet zo belangrijk hoe de wereld werkt, maar waar de correlaties liggen. Google heeft bijvoorbeeld ontdekt dat ingevulde zoektermen in bepaalde regio’s heel goed correleren met de uitbraak van griep in diezelfde gebieden. In tegenstelling tot de autoriteiten kan het bedrijf de griepgolven nu in real time bijhouden.
Het gaat er niet om dat analoge informatie wordt gedigitaliseerd. Wat wordt gemeten is nooit eerder in kaart gebracht. Lichamelijke informatie bijvoorbeeld. Met de Sleep Cycle-app kan je smartphone je slaappatroon analyseren. Scanadu is een sensor die aan een telefoon te hangen is en onder meer hartslag, ademhalingsfrequentie en lichaamstemperatuur meet. Er zijn ook al bloedglucosemeters en zelfs pacemakers die hun informatie direct met je telefoon en dus het internet delen.
Er is een radicale voorhoede van mensen die dit gebruiken om zichzelf volledig in kaart te brengen, continu. Die mensen horen tot de uit Silicon Valley overgewaaide Quantified Self-beweging, die waar mogelijk hun hartslag, hun eetpatroon en het aantal stappen dat ze zetten registreren en op internet plaatsen om ervan te kunnen leren. De Hanzehogeschool in Groningen heeft er vorig jaar een instituut voor opgezet. ‘Ook Quantified Self is nog een hype’, zegt Velthuijsen, ‘er zijn misschien een paar duizend mensen mee bezig. Maar er zit echt waarde in. Het is een voorhoede van een bredere beweging. In het QSI doen we onderzoek naar de beschikbare technologie en de effecten van de zelfmetingen op de gezondheid van de gebruikers.’
Voor de Quantified Self-beweging staat empowerment van het individu centraal. Maar al die data gecombineerd leveren ook weer nieuwe kennis op. ‘In het Medisch Centrum Groningen hebben meer dan honderdduizend mensen hun medische gegevens bij elkaar gestopt, om correlaties te vinden. Het project, dat Lifelines heet, heeft er al toe geleid dat sommige mensen eerder een diagnose hebben kunnen krijgen.’ Volgens enthousiastelingen is dit dé manier om de uitdijende zorgkosten beheersbaar te houden. Er zou al een hartaanval mee zijn voorkomen. Een Amerikaanse hartpatiënt werd in India opgebeld door zijn dokter, omdat zijn hartritme, dat online werd gemonitord, niet goed was. Hij was net op tijd in een ziekenhuis. Je kunt erop wachten dat ook de controle van de hartfilmpjes en het bellen van patiënten door een app worden gedaan.
Op de internet of things-conferentie laat Ben Schouten, hoogleraar industrial design aan de Technische Universiteit Eindhoven, zijn telefoon zien. Daarop is een verslag te zien van alle stappen die Schouten vandaag heeft gezet. ‘Sommige apps vertellen je daarbij of je aan je half uur lichaamsbeweging per dag bent gekomen. Dit soort technologie maakt je aware. En dat is de basis van verandering. Dan is het bevrijdend. Nog nooit in de geschiedenis heeft technologie ons zo ten dienste gestaan.’
‘Apparaten gaan voor ons besluiten’, zegt Iskander Smit, strategisch directeur van internetbedrijf Info.nl. ‘Ze worden de butler die precies weet wat ik wil. De grote vraag is: weet hij wel precies wat ik wil? En wil ik wel zo’n butler? Maar feit is dat er gedragsbeïnvloeding mogelijk wordt die we nooit eerder hebben gezien. De weegschaal gaat feedback geven op je levensstijl. Er gaat een nieuwe wereld open voor behavioral design: in stapjes proberen het gedrag van mensen te veranderen.’ Zoals het elektronische programma om te stoppen met roken. ‘Het is waanzinnig succesvol’, voegt Schouten toe.
Maar behalve te veel roken zijn er natuurlijk nog veel meer dingen die we niet goed doen. We praten bijvoorbeeld te weinig tegen onze pasgeboren baby’s. En dat is erg, want te weinig praten heeft een negatief effect op de toekomstige intelligentie van het kind. Daarom is er nu een app die bijhoudt hoeveel woordjes er tegen dat kind worden uitgesproken. U wilt toch ook het beste voor uw kind?
HET RATHENAU Instituut, dat onderzoek doet naar de maatschappelijke effecten van technologie, heeft net twee rapporten geschreven die ingaan op gedragsverbetering door slimme apparaten. Daarin komen niet alleen de mogelijkheden van de nieuwe apparatuur aan bod, maar ook de ethische dilemma’s die hier onvermijdelijk door ontstaan. Het eerste rapport is Op advies van de auto, dat eind mei uitkwam. Tot waar mag technologie de keuzes van de mens overnemen? Moeten auto’s ons adviseren of zelfs verleiden, zoals het irritante bliepje doet dat waarschuwt dat de gordel niet vastzit? Of moeten ze ingrijpen bij verkeerde keuzes, zoals het drankslot doet? Er wordt al geëxperimenteerd met digitale kaarten, die de auto continu gaan vertellen wat de geldende verkeersregels zijn. In theorie wordt het daarmee ook mogelijk die regels af te dwingen. Zou het een goede zaak zijn als we nooit meer een verkeersregel kunnen breken? Als dat heel veel dodelijke slachtoffers scheelt?
Ook het rapport Keuzes voor de e-coach kwam dit voorjaar uit bij Rathenau. Het gaat over de nieuwe digitale coaching, de apps die ons helpen bij het verbeteren van gezondheid of gedrag. Dat heeft culturele gevolgen. Met een app – die ons bijvoorbeeld helpt bij minder eten – besteden we een stukje wilskracht uit aan het apparaatje. Het gaat dienen als moreel kompas. Maar uit studies blijkt dat wilskracht vergelijkbaar is met spierkracht. Als we onze wilskracht minder gaan gebruiken, worden we ook minder goed in zelfbeheersing. En wat betekent de nieuwe nadruk op gezondheid en verbetering voor onze ideeën over ziekte? Mogen we nog wel ziek zijn? Los daarvan signaleert het rapport een vernauwing tussen bedrijven en consumenten. Er zijn steeds meer data over gedragspatronen, levensstijlen en aankopen, waar bedrijven graag aan willen verdienen. Wordt ons leven een continue commerciële ervaring?
Als het aan de marketeers ligt die in Eindhoven over het internet of things mogen vertellen, dan is het antwoord volmondig ja. ‘Merken moeten geen product leveren, maar een ervaring’, zegt Aaron Rajan, directeur digitale marketing bij Unilever. Daar kan de mens volgens hem – en volgens veel andere sprekers – alleen maar beter van worden. Hij laat met een tekenfilmpje zien waarom. De mens is namelijk dom, hij is lui, hij volgt de weg van de minste weerstand, hij wil een beloning en hij volgt de groep. Hij wil zo graag duurzaam leven, maar deze vijf obstakels zitten in de weg! Digitale technologie, in het filmpje afgebeeld als grijparm die de burger corrigeert, kan daarbij helpen, en Unilever is maar al te graag bereid om dat uit te voeren. Zit maatschappelijke betrokkenheid het concern niet in de genen? Rajan: ‘Unilever heeft mensen geholpen hun handen op de juiste momenten met zeep te wassen, hun wasmachine niet te heet te zetten en hun tanden tweemaal daags te poetsen. Met digitale technologie zijn merken pas echt in staat om voor verandering te zorgen en mensen te helpen om duurzaam te gaan consumeren.’ Five Levers for Change heet het filmpje, en iedereen die meer wil weten over het mensbeeld van Unilever zou dit zo snel mogelijk via YouTube moeten bekijken.
Het zijn niet alleen marketeers die zich van deze taal bedienen. In Silicon Valley, bakermat van de Googles en Facebooks op aarde, grijpt gedragsdesign om zich heen. Dat zegt Evgeny Morozov in zijn vlijmscherpe boek To Save Everything, Click Here dat eerder dit jaar verscheen. Morozov constateert een om zich heen grijpende neiging om iedere oneffenheid met een muisklik te willen fiksen. Solutionisme noemt hij dat, aangewakkerd door het idee dat de hele wereld zo efficiënt en frictionless zou moeten zijn als het internet. Dit solutionisme zit heel diep in het wereldbeeld van de technologische voorhoede, die hij van binnenuit kent. ‘De realiteit motiveert ons niet effectief genoeg’, citeert hij een van hen, game-expert en internetgoeroe Jane McGonigal. ‘De realiteit is niet gemaakt om het maximale uit ons te halen.’ Daarom hebben we games nodig. Als we via onze telefoon punten en prijzen en andere incentives zouden krijgen om te gaan stemmen, energie te besparen of te sporten, zouden we de wereld zoveel beter kunnen maken.
De geeks werken aan auto’s die zelf rijden, aan e-readers die zelf de belangrijkste zinnen in boeken markeren en aan Google Glasses die ons beeld aanvullen met achtergrondinformatie. ‘Autonoom zoeken’ noemt Google dat: ongevraagde kennis, fotoherkenning, websites en shoptips, allemaal op je netvlies, op basis van je profiel en je locatie. Zodat je nooit meer iets hoeft te vergeten en nooit meer een restaurant hoeft mis te lopen dat perfect bij jouw voorkeuren past. Het zou Morozov niet verbazen als ze daar ook standaard een leugendetector in gaan bouwen. Wie zou niet willen dat er minder wordt gelogen in de wereld?
Het gaat niet alleen om design van persoonlijk gedrag, maar ook van de maatschappij, als het aan Silicon Valley ligt. Sommige steden, zoals Oakland in Californië, zijn volgehangen met microfoons die geweerschoten kunnen detecteren en precies kunnen lokaliseren. ShotSpotter heet het systeem. Over een tijdje kunnen de smartphones dit karwei overnemen, met burgers die vrijwillig meehelpen in het onderzoekswerk. En zou het niet nog beter zijn om de geweerschoten vóór te zijn? Los Angeles probeert het, met een systeem dat PredPol heet, predictive policing. Daarmee worden gegevens van eerdere misdrijven geanalyseerd om te voorspellen waar en wanneer de volgende misdrijven plaatsvinden. Doordat daar extra werd gepatrouilleerd zou het aantal misdrijven gedaald zijn met dertien procent. De politie van New York heeft een systeem om de beelden van drieduizend bewakingscamera’s automatisch te koppelen aan warmtesensoren en nummerplaatherkenners. De sprong naar het voorspellen van misdrijven op basis van statistische analyse is niet zo groot.
Morozov fileert genadeloos het ‘technoneutralisme’ van de goeroes, die blijven zeggen dat techniek neutraal is en dat het ervan afhangt wat je ermee doet. Onzin, zegt hij. Technologie is altijd verweven met de cultuur en de samenleving. Het is niet in zichzelf bevrijdend of onderdrukkend, maar interfereert met bestaande machtsverhoudingen en sociale structuren. Denk alleen al aan gretige spionagediensten die alles aftappen wat ze aftappen kunnen. Deze structuren moet je analyseren. ‘Technostructuralisme’ noemt hij deze houding.
Ja, misschien gaan mensen wel minder energie verbruiken als ze daar prijzen mee kunnen winnen, want eigenbelang is een van onze drijfveren. Maar ondermijnen we dan niet andere – hogere – drijfveren? Als samenleving zijn we dan uiteindelijk nog verder van huis. Ja, misschien gaan we wel minder eten als we op onze telefoon zien hoe dun we erdoor worden. Maar wellicht verdringt de waarde van afvallen wel andere waarden, zoals het idee dat een maaltijd met vrienden of familie meer is dan een pakketje voedingsstoffen tot je nemen. Misschien kan technologie er in de toekomst voor zorgen dat we nooit meer stelen, zwartrijden of een wet overtreden. Maar wie bepaalt de kaders? Wie beheert de data? En wat heeft het voor effect op onze politiek en op onze moraal? Amerika zou er heel anders hebben uitgezien als Rosa Parks in een slimme bus was gestapt die het haar onmogelijk had gemaakt om de wet te overtreden en daarmee het racisme aan de kaak te stellen.
Morozov is niet tegen technologie, en hij noemt voorbeelden van problemen die best een technological fix kunnen gebruiken. Maar hij is tegen het romantische solutionisme dat volgens hem religieuze trekken heeft. Omdat er grote commerciële en politieke belangen gemoeid zijn met data. Maar ook omdat de ‘problemen’ die worden aangepakt vaak deel zijn van wat ons menselijk maakt. Fouten maken, ons schamen, geheimen hebben, dingen vergeten, beslissen of je de wet overtreedt, politieke compromissen sluiten, niet altijd het leukste restaurant kunnen vinden… als dit allemaal wordt weggeoptimaliseerd, blijft er van ons menszijn, onze moraal en ons samenleven weinig meer over. Perfectionisme is de vijand van het goede.
TERUG NAAR de conferentie in Eindhoven, waar Ikea-lampjes aan en uit flitsen en waar Schouten van de TU Eindhoven en Smit van Info.nl vertellen dat ze dit solutionisme van Morozov eigenlijk wel herkennen. ‘Ik zie het aan mijn studenten’, zegt Schouten. ‘Als ze een probleem zien, willen ze het direct oplossen. Liefst met apps.’ Wat kunnen we eraan doen? ‘Verkeerde vraag. Ook dat is te solutionistisch. De verantwoordelijkheid voor de nieuwe technologieën ligt niet bij één persoon. We moeten kaders afspreken, over transparantie bijvoorbeeld, en gegevensbescherming.’ We zullen allemaal moeten werken aan literacy, zegt Smit, opvoeding en bewustwording dus. Ook het solutionisme is niet te fiksen met een app.
Gerelateerde artikelen
- De grote kolonisatie (De Groene Amsterdammer)
- Tegeltuinen, Jacques Ellul en de invloed van techniek (podcasts)
- Hete hangijzers in het voedselsysteem (1) - knutselen aan planten (Foodlog, De Groene Amsterdammer)
- Machines om nergens te komen (De Groene Amsterdammer)
- ‘Materie? Die bestaat alleen in onze geest’ (De Groene Amsterdammer)
Gebruikte Tags: internet, techniek