Inter Press Service (6 november 2007)
Banken knijpen oogje dicht in Sudan
Nederlandse banken en pensioenfondsen investeren honderden miljoenen in vier Aziatische oliemaatschappijen die actief zijn in Sudan. Zijn ze daardoor medeverantwoordelijk voor de humanitaire crisis in Darfour?
205 x bekeken- Lees ook: Nu in de boekhandel: De grote stad, van Jacques Ellul (overig)
(dit artikel is o.a. overgenomen door de Gazet van Antwerpen) en Het Belang van Limburg
Deze week wordt in Nederland de nationale actieweek 'Tot zover Darfur' georganiseerd. De afstand tussen de humanitaire ramp en West-Europa is niet zo groot als hij lijkt. Bijna alle grote banken en fondsen investeren indirect in Sudan door te beleggen in vier Aziatische oliemaatschappijen die een dubieuze rol spelen in het Afrikaanse land.
Sudanese olie wordt voornamelijk geëxploiteerd door Petronas uit Maleisië, ONGC uit India, Sinopec uit China, en vooral Petrochina/CNPC. Deze bedrijven hebben tot nog toe geen enkele stap hebben gezet om hun relatie met het regime ter discussie te stellen. De Belgische banken Fortis en KBC Groep investeren resp. 12 en 194 miljoen euro in de vier bedrijven. In Nederland doen niet alleen de pensioenfondsen PGGM (22 miljoen euro) en ABP (158 miljoen euro) een flinke duit in het zakje, maar ook Robeco (80 miljoen), ING (79 miljoen) en vooral ABN AMRO, dat met maar liefst 941 miljoen euro de op twee na grootste Europese investeerder is. De cijfers zijn afkomstig van Bloomberg en dateren van 7 augustus 2007.
In Darfour zijn sinds 2003 honderdduizenden doden gevallen en miljoenen mensen op de vlucht geslagen. Voor de regering van Sudan, mede verantwoordelijk voor de humanitaire crisis, is olie een essentieel exportproduct. Olie is goed voor 90 procent van de exportinkomsten. Naar schatting 60 tot 80 procent daarvan wordt aan wapens besteed.
In Amerika wordt daarom door universiteiten, staten en politici als Arnold Schwarzenegger al maanden campagne gevoerd tegen investeringen in "de grote vier" en andere bedrijven die weigeren hun verantwoordelijkheid op te nemen. De campagneorganisaties hopen dat China, als grootste afnemer van Sudanese olie, zijn gewicht in de strijd gooit voor vrede in Darfour, of dat de bedrijven uit Sudan stappen. Dat zou het regime in Khartoem isoleren en de economische druk opvoeren, net als in Zuid-Afrika gebeurde ten tijde van de "divestment"-beweging. Divesteren of desinvesteren is het stoppen van investeringen.
"Wat wij moeten doen is de inkomsten van het regime raken, zonder de bevolking te schaden", zegt Scott Wisor van de Sudan Divestment Task Force. "Het is niet onze wens dat iedereen uit Sudan vertrekt. We willen dat bedrijven in gesprek gaan met de regering en zich inzetten voor echte humanitaire hulp die in verhouding staat tot hun activiteiten."
De Sudan Divestment Task Force heeft een lijst van enkele tientallen bedrijven opgesteld die niet willen meewerken aan een kritische opstelling tegenover Khartoem en die daarom in aanmerking komen voor divesteren. De vier oliebedrijven prijken bovenaan de lijst. Ook het Europees Parlement heeft daarom in juni opgeroepen om te desinvesteren.
Martijn van Dam, Nederlands Kamerlid voor de PvdA, heeft er in mei al vragen over gesteld aan de Nederlandse regering. Hij wil dat er iets gedaan wordt om investeringen te ontmoedigen. "Je kunt bedrijven niet verbieden om Chinese olie-aandelen te kopen, maar de regering kan de banken en pensioenfondsen er wel publiekelijk op aanspreken", zegt hij. Volgens Staatssecretaris van Economische Zaken Van Heemskerk is het echter niet aan de overheid om dat te doen. "Bedrijven voeren hun eigen beleid ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen" antwoordde hij de Kamer.
Pensioenfonds PGGM heeft naar aanleiding van de discussie besloten om met Petrochina en ONGC te gaan praten over Sudan, zegt woordvoerder David Uitdenboogaard. "Als de bedrijven betrokken blijken bij schendingen van mensenrechten en zij hun beleid niet wijzigen, zullen wij ze op de uitsluitingenlijst zetten." Pensioenfonds ABP wil geen informatie geven omdat het engagementproces niet gebaat zou zijn bij publieke uitlatingen.
Albert Holtzappel, woordvoerder ABN AMRO Asset Management, zegt dat zijn bank specifiek gesprekken heeft gevoerd over Sudan. Hij kan echter niet zeggen om welke bedrijven het gaat. "Bovendien is de kwestie ingewikkeld. Ten eerste gaat het om conglomeraten waarbij een project dat misschien schadelijk is maar een klein onderdeel uitmaakt van hun activiteiten. Ten tweede hebben we het hier niet alleen over eigen geld, maar om geld van klanten dat wij beheren, en sommige van hen letten nu eenmaal alleen op rendement."
Egbert Wesselink, namens Pax Christi coördinator van de Europese Coalitie over Olie in Sudan, gelooft niet in divestment. "Het is kletskoek. Khartoem is niet de enige verantwoordelijke voor de genocide, en is ook niet gevoelig voor boycots. Genocide kost niets en wordt niet gefinancierd uit het overheidsbudget. Daar is de olie niet voor nodig." Volgens Wesselink is dit typisch Amerikaans 'solutionisme' dat uitgaat van het westerse idee dat alles om geld gaat. "Het gaat om macht, en land."
Niet dat Wesselink zelf zou willen investeren in de oliebedrijven. "Nooit. In een ander gebied, in Zuid-Sudan, zijn zeer kwalijke dingen gedaan om mensen te verdrijven voor olie. Petrochina en de anderen hebben geen bal gedaan ter compensatie. Niemand die maatschappelijke verantwoordelijkheid in het vaandel heeft staan, kan in Petrochina investeren. Maar dat heeft niets te maken met Darfour."
De Nederlandse oud-minister Jan Pronk, voormalig VN-gezant in Darfour, is wel voorstander van de divestment-campagne, om twee redenen. Volgens hem betaalt de regering de soldij, wapens en milities wel uit de olieopbrengsten. "Divestment kan het begin zijn van een economische actie die het de regering moeilijker maakt de militaire campagne in Darfour door te zetten." Bovendien is divestment ook bedoeld om regeringen te stimuleren om druk op Khartoem uit te oefenen. "Er is een politiek signaal nodig waardoor de Sudanese regering begrijpt dat zij niet overal mee weg komt."
Rebellengroepen in Darfour nemen de olieconnectie ook zeer serieus. Op 25 oktober viel de JEM (Beweging voor Recht en Gelijkheid) een olieveld aan gijzelde daarbij werknemers van een Chinees consortium. Er is met meer aanvallen gedreigd als China niet stopt met zijn politieke en financiële steun aan het Sudanese bewind.
Overigens ligt Petrochina op dit moment ook onder vuur vanwege een investering in een pijplijn in Mynamar (Birma). Volgens Andreas Missbach van de Zwitserse ngo Berne Declaration gaat dat project de junta jaarlijks ruim 100 miljoen euro opleveren.
Gerelateerde artikelen
- De Bruderhof (3) - Jutta en Detlef (Karavaan der Zotten)
- Nederland volledig vegan: het kán (De Groene Amsterdammer)
- Docu: Vlucht uit Noord-Korea (VPRO Gids)
- Als mannen huilen (Karavaan der Zotten)
- Poor People Don’t Need Help (overig, English)
Gebruikte Tags: afrika, dictatuur, geld, olie, recht