De Groene Amsterdammer special Klimaatrechtvaardig ontwerpen (16 april 2024)

Nederland volledig vegan: het kán

Hoe zou ons land eruit gaan zien als we stoppen met het produceren en eten van vlees en zuivel? Veel mooier, zegt landschapsarchitect Berno Strootman na een wetenschappelijke doorrekening.

8 x bekeken

Strokenteelt door de familie Mosselman. Dit is een duurzame vorm van agrarische landbouw en ter bevordering van de biodiversiteit in Zeeland © Harry Cock

De consumptie van vlees en zuivel heeft een belangrijke plek in onze cultuur. Mensen houden al duizenden jaren dieren om hun mest, hun arbeid, hun eieren, hun melk of hun vlees. Dieren zijn enorm handig voor het omzetten van gras of afval in nuttige energie en vervolgens ook nog eens in lekker eten.Maar in de laatste decennia is dit houden van dieren verworden tot een zeer intensieve bedrijfstak. Met elkaar – ook mensen in het buitenland en ook onze kinderen – betalen we daar een hoge prijs voor.

Neem alleen al het ruimtegebruik. Maar liefst een derde van ons land (1,2 miljoen hectare) is in gebruik voor veeteelt. Daarnaast is nog eens veertig procent van ons landoppervlak (1,6 miljoen hectare) elders nodig voor de productie van veevoer. De productie die dat oplevert is niet alleen voor ons. Driekwart is voor de export. Nederland is, kortom, een enorme omzettingsfabriek geworden waar veevoer uit het buitenland wordt omgezet in vlees en zuivel voor het buitenland.

Wat als we ermee zouden stoppen? Dat is de basisvraag voor een what if-scenario dat een team van onderzoekers heeft uitgewerkt onder de noemer Nederland Veganland. Wat gebeurt er als we bij wet zouden verbieden om grond te gebruiken voor de productie van veevoer, vlees of zuivel. Zouden we ons land kunnen voeden? Hoe zou dat eruit komen te zien? En zou dit de wereld eerlijker maken?

Het team bestaat uit de landschapsarchitecten Berno Strootman, Lisa Peters en Lotte Embregts van het bureau van Strootman, die eerder Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving was; en onderzoekers Joran Lammers en Jan Willem Erisman van de Universiteit van Leiden, in de volksmond bekend als ‘stikstofprofessor’. Het afgelopen jaar hebben ze hun denkoefening wetenschappelijk doorgerekend, zegt Berno Strootman. Nadenken over een land zonder veehouderij is iets anders dan boeren weg willen hebben. ‘Integendeel: er moeten juist veel meer boeren bij.’

Eerst moet je uitrekenen hoeveel twintig miljoen mensen – want daar gaan we heen – eigenlijk moeten eten. Welke eiwitten, hoeveel zetmeel, welke noten en hoeveel stuks groente en fruit hebben mensen nodig, als je de zogenaamde Schijf for Life als richtlijn neemt voor gezond veganistisch eten? En vervolgens: hoeveel kun je produceren op de vruchtbare landbouwgrond die we hebben? Volgens Strootman blijkt het wonderwel op elkaar te passen. Het is heel goed mogelijk om op ons agrarische land genoeg plantaardig voedsel te telen voor al die Nederlanders. We lossen er een heleboel maatschappelijke vraagstukken mee op en we houden zelfs nog wat grond over ook. ‘Eerlijk gezegd was dit voor mij een grote eyeopener, ik had dat niet zo verwacht.’

De uitkomst is niet bedoeld als basis voor een utopisch politiek programma, benadrukt Strootman. ‘Het is geen plan dat je kunt uitrollen, het is alleen een model om te kijken of het mogelijk is en wat het zou opleveren. Het is een denkoefening, op basis van nieuwsgierigheid en een vermoeden.’ Je zou kunnen zeggen: een manier om een vanzelfsprekendheid ter discussie te stellen, namelijk dat we de veehouderij nodig zouden hebben. ‘Nederland is een dichtbevolkt land, dat moet woekeren met ruimte. We hebben allerlei ambities die we niet kunnen waarmaken en we lopen tegen een heleboel muren op. Maar er is een grote olifant in de kamer, en dat is de veehouderij.’

Land is natuurlijk nooit alléén in gebruik voor vee. Een weiland is meer dan gras voor de koe, een weiland is ook natuur, kieviten, sloten, uitzicht, waterhuishouding en schoonheid. Maar toch staat het buiten kijf dat al deze natuur- en landschapswaarden stevig onder druk staan door de intensivering. Gevolg: te veel stikstof, te veel fosfaat, te veel mest in het water, te veel broeikasgassen, plus problemen met dierenwelzijn. ‘De vraag die we ons moeten stellen, in een overvol land, is: waarom hebben we die veehouderij eigenlijk? Wat biedt het ons en wat kost het ons? Vroeger was het een logische bezigheid en een goede manier om gras en afval om te zetten in voedingsstoffen. Maar nu moeten we voer uit het buitenland halen, om vlees te maken dat voor driekwart ook weer naar het buitenland gaat, terwijl de mest achterblijft. Willen we onze schaarse ruimte daarvoor gebruiken?’

Tegelijk hebben we als samenleving een heleboel ambities. ‘We willen al 35 jaar een ecologische hoofdstructuur, om de natuur robuuster te maken, maar zelfs het afgezwakte Natuur Netwerk Nederland halen we niet omdat er ruimtetekort is. Tegelijk wil iedereen meer bos, tien procent, zegt de Bossenstrategie, maar er is niet genoeg vrij beschikbare grond voor te vinden. Rond de rivieren hebben we ruimte nodig voor klimaatadaptatie, maar ook daar is alles in gebruik. Overal zit landbouw, en van alle landbouw is bijna driekwart voor de veehouderij.’

De Nederlandse vlees- en zuivelproductie (rode blokken) legt zowel nationaal als internationaal een grote claim op de ruimte. Een overstap naar een natuurinclusief plantaardig dieet creëert binnen Nederland ruimte voor voedselproductie voor twintig miljoen mensen en voor het oplossen van andere grote opgaven

Stel dat je alles wat je nu voor veeteelt gebruikt, vervangt door akkerbouw en groenteteelt. ‘Je kunt niet zomaar alles overal verbouwen. Niet alle grond in Nederland is even productief. Daarom hebben we een kaart gemaakt waarin we Nederland hebben opgedeeld in vakken van 2,5 bij 2,5 kilometer, 5600 vakken in totaal. Elk vakje heeft een cijfer gekregen voor de productiepotentie. Rivierklei en jonge zeeklei is het meest vruchtbaar. In Zeeland en Noord-Nederland, plus de lössgronden in Limburg, kun je heel veel produceren. Op de arme zandgronden, zoals de Veluwe, juist heel weinig. De rest van Nederland zit daar tussenin.’

Vervolgens kun je de benodigde grond voor al die gewenste gewassen toekennen aan alle vakken. ‘We hebben niet bepaald wat waar moet, maar wel welke soort grond ervoor nodig is. Sommige keuzes zijn heel logisch: Zeeland is gewoon heel goed voor akkerbouw. Maar dat moet meer worden dan alleen aardappelen of graan. Als we heel Nederland plantaardig willen voeden, hebben we veel meer groente nodig. Dat is een veel arbeidsintensievere vorm van akkerbouw en dat levert dus ook veel werkgelegenheid op.’

Het is natuurlijk een versimpeling van de complexe wereld. De onderzoekers hebben niet gekeken naar visconsumptie en hebben ook de mogelijkheden van kweekvlees of vegetarische kaas nog niet meegenomen. Ze gaan ervan uit dat de glastuinbouw niet groeit of krimpt. ‘Er zijn wel veelbelovende technieken om de productie enorm te verhogen, maar we hebben daar nog geen echte scenario’s voor kunnen maken.’

Het uitgangspunt was wel dat al ons voedsel natuurinclusief moet worden geteeld. Dat betekent dus niet een maximale opbrengst. ‘We hebben er rekening mee gehouden dat we overal een dertig procent lagere opbrengst zullen krijgen. Maar de winst is dat je grotendeels kunt stoppen met kunstmest en helemaal met gewasbeschermingsmiddelen. Ook hebben we ons gehouden aan de landelijke ambitie om in 2050 een tiende van alle landbouwgronden in te richten met groen-blauwe dooradering, dus natuurlijke oevers, heggen, houtwallen en houtsingels. Dat is nu nog maar drie procent.’

Een goed argument vóór veeteelt – dat is ook een van de oorzaken van de positie van Nederland als grootmacht op het gebied van vlees en zuivel – is dat dieren een heel goed middel zijn om gras te verwaarden. In de veenweidegebieden bijvoorbeeld, kan heel veel akkerbouw eigenlijk niet. Er wordt wel geëxperimenteerd met natte teelten, zoals cranberry’s en rijst, maar vooralsnog is dat commercieel nog niet waar te maken.

Maar graslanden kun je best anders gebruiken, denkt Strootman. ‘Voor wilgen bijvoorbeeld, waar je energie van kunt maken. Of voor azolla, een watervaren die zeer productief kan zijn en waar je eiwit uit kunt halen. Of je realiseert hier een deel van de bosambitie door veenbossen aan te leggen.’ Een andere optie, die zeker de voorkeur heeft in de meest waardevolle veenweidegebieden als de Krimpenerwaard, is om dit om te gaan zetten naar kruidenrijk grasland en dit maaisel te gebruiken als meststof voor de akkerbouw. ‘Er is al een boer die dat in de Weerribben doet. Om aan de fosfaten en andere mineralen te komen zouden we dat moeten vervangen door menselijke mest – al ontkomen we niet aan nog een klein beetje kunstmest.

Onze conclusie is wel dat de veengronden nog de beste papieren hebben om het langst door te gaan met veeteelt. Maar bodemdaling is hier een groot probleem. Om dat tegen te gaan, moet je het land nat houden, dus dan zullen we moeten gaan werken met andere, lichtere koeien. En veel extensiever dieren houden bovendien.’

Uit een bescheiden maatschappelijke kosten-batenanalyse blijkt dat het plan vooral veel voordelen voor Nederland heeft. ‘De milieudruk daalt sterk en de werkgelegenheid stijgt.’ De maatschappelijke kosten, die nu nog ongeveer gelijk zijn aan de baten, nemen sterk af en daarmee neemt het rendement van de landbouw sterk toe. Het lijkt er misschien op dat de onderzoekers boeren weg willen hebben, maar het tegendeel is waar, zeggen ze. ‘Als we overgaan op akkerbouw zullen we juist veel meer boeren nodig hebben.’

Je kunt discussiëren over alle uitgangspunten en je kunt andere rekencijfers kiezen. ‘Maar daar gaat het ons niet om. De grote vraag die we willen stellen is: waarom gebruiken we zo’n groot deel van ons land voor veehouderij, terwijl dat zo ontzettend veel nadelen heeft? Er zijn nu al boeren die plantaardig telen. Er is al Nederlandse sojayoghurt, er zijn steeds betere vleesvervangers, er is kweekvlees in opkomst, er wordt al gewerkt met bacteriën die melk rechtstreeks uit gras kunnen halen, zonder koe. Wat dit allemaal gaat opleveren, kunnen we nog niet overzien, maar de ontwikkeling gaat wel snel. Ik denk dat deze technieken vooral belangrijk zijn voor de omschakeling. Veel mensen zijn gewend aan vlees en die moet je meekrijgen. Het is in elk geval duidelijk dat onze hele eiwitvoorziening plantaardig kán worden geregeld. De hele stikstofproblematiek en het grootste deel van de watervervuiling zijn we dan in één keer kwijt.’

Strokenteelt door de familie Mosselman in Zeeland. Dit is een duurzame vorm van landbouw en bevordert de biodiversiteit © Harry Cock

Hannah van Zanten is wel benieuwd naar het model van dit team. Zij bouwt bij Wageningen University & Research aan het zogenaamde Circular Food Systems-model. ‘Ik zou wel willen weten hoe ze bepaalde bottlenecks oplossen die wij tegenkomen. De belangrijkste vormen de voedingsstoffen die we als mens uit vlees en zuivel halen, zoals vitamine B12 of calcium. Veganisten zijn sneller afhankelijk van supplementen, maar niet iedereen blijkt die goed te kunnen opnemen. De Gezondheidsraad adviseert wel om het aandeel dierlijke eiwitten in ons dieet te verlagen van zestig procent naar veertig procent, maar als je verder wil gaan stuit je nog wel op onzekerheden wat betreft voedingsstoffen.’ Een tweede bottleneck is meststoffen voor de akkerbouw. ‘Technisch kun je veel stoffen uit groenbemesters halen en ook uit menselijke mest. Maar bij dat laatste is het nog de vraag wat er praktisch haalbaar is, en hoeveel verlies je gaat houden. Dat heb ik nog niet duidelijk.’

Van Zanten is het erover eens dat we toe moeten naar veel minder dieren en vindt de denkoefening dus interessant. Maar in haar CiFoS-model draait ze het om. Niet het stopzetten van de veeteelt is het doel, maar het optimale voedingspatroon met een zo laag mogelijke milieu-impact. ‘De uitkomst is dan dat we toe moeten naar veel minder vlees en zuivel. Maar niet per se niets. Er is in een circulaire, extensieve landbouw nog ruimte voor dieren. De eerste vermindering van het aantal dieren heeft meteen veel effect, maar het laatste deel – naar nul veeteelt – is nog niet zo zeker. Dat is afhankelijk van allerlei keuzes. Als je zonnebloemolie wil telen, dan kan dat maar eens in de zes jaar, en als rotatiegewas blijkt klaver voor veevoer heel efficiënt te zijn. En zo zijn er veel complexe biofysische verbanden, rotaties en reststromen, zoals tarwegries, die door dieren in vlees of eieren omgezet kunnen worden.’ Het is dus vooral niet zo zwartwit allemaal. ‘We boeken veel milieu- en gezondheidswinst als we van zestig procent dierlijk teruggaan naar veertig of twintig. Maar of we dan naar nul moeten, die vraag is minder interessant en er spelen nog veel onzekere factoren. Laten we nu vooral aan de eerste stappen werken.’

Emeritus hoogleraar Michiel Korthals is voedselfilosoof en ziet helemaal voor zich wat voor mooie effecten dit kan hebben. ‘Het rotleven van de dieren in de bio-industrie zal verdwijnen. We leggen geen beslag meer op land elders voor veevoer. En wat krijgen we een gevarieerd platteland, met strokenteelt, boslandbouw en agrobiologie! We krijgen meer vogels en vlinders, en veel meer ruimte voor natuur. Weet je wat voor effect dat heeft op onze psychische gezondheid? Dat komt nog bij de voordelen die het heeft voor ons lichaam, doordat we beter gaan eten.’ Voor een goede voedselvoorziening hebben we niet eens alle landbouwgronden in Nederland nodig, heeft dit team berekend. ‘Ik ga dan al meteen nadenken over de kansen die de rest van de grond biedt. Je zou kunnen gaan inzetten op biobased bouwmaterialen, of op vezels voor kleding, die je dan niet meer uit Bangladesh hoeft te halen. In Drenthe zijn veel boeren omgegaan van melkvee naar bouwmaterialen. Ze zijn twee keer zo veel gaan verdienen.’

Korthals vindt het wel belangrijk om te benadrukken dat je dit onderzoek ziet als vergezicht, een ‘toekomstdroom’, zegt hij, en niet in de valkuil trapt van utopisch denken. ‘Ik heb niet iets tegen een utopie, als je die maar ziet als stip op de horizon en niet als iets wat je moet gaan realiseren. Maar misschien kun je ook al veel bereiken door te werken aan twintig of dertig procent van dit vergezicht. Het zal onze ecologische voetafdruk zonder meer flink verkleinen. Er is eigenlijk geen argument te verzinnen om niet stevig te minderen met vlees en zuivel, dat maakt dit onderzoek wel duidelijk.’

Ook Strootman benadrukt dat dit onderzoek een denkoefening is. ‘Om de ogen te openen voor een nieuw perspectief dat kan inspireren. Ik vond het zelf een eyeopener dat het kán. We gaan er in ons onderzoek niet van uit dat je mensen moet dwingen. Die vrees leeft wel, alleen al op Twitter leverde onze aankondiging talloze boze reacties op. Je hoeft niets te verbieden, maar het is nu juist andersom: de veeteelt wordt nu ruim gesubsidieerd. Als je dat zou stoppen, zou er van alles gaan gebeuren. Vlees zou veel duurder worden en veel veeteelt zou vanzelf verdwijnen. En dat leidt niet tot een crisis van landbouwgrond, dat ineens zijn waarde verliest. Nee, doordat de productie arbeidsintensiever wordt, hoeven we ons minder te richten op de bulk en krijgen we veel meer hoogwaardige productie. Daar hebben we een econoom naar laten kijken. In sommige gebieden vindt misschien wel afwaardering plaats. Dat kost geld. Maar veeteelt levert ons nu ook enorme kosten op. We winnen er dus bij als we daarmee zouden stoppen. Dit scenario is dus vooral heel aantrekkelijk.’




Gerelateerde artikelen


Gebruikte Tags: , , , ,


Reageren?



(optioneel veld)
(optioneel veld)

Reactiemoderatie staat aan op deze site. Dit betekent dat je reactie niet zichtbaar zal zijn, tot deze is goedgekeurd door een beheerder.

Persoonlijke info onthouden?
Kleine lettertjes: Alle HTML-tags behalve <b> en <i> zullen uit je reactie worden verwijderd. Je maakt links door gewoon een URL of e-mailadres in te typen.




Terug naar www.frankmulder.info