De Groene Amsterdammer 20 (16 mei 2018)
‘Wie alles doorziet, ziet niets’
Steeds meer techniek is erop gericht de mens niet alleen te helpen, maar ook te verbeteren. Maar wat is beter? Wie bepaalt dat? De vraag werd 75 jaar geleden al gesteld.
88 x bekeken- Lees ook: Iedereen gehoorzaam (De Groene Amsterdammer)
Beeld: Gabriël Kousbroek
Volgens sommige optimisten gaat de techniek ons helpen om betere mensen te krijgen. Mensen die niet alleen langer leven of beter leren, maar ook mensen die psychisch gezonder zijn en minder fouten maken. Straks kunnen we met gentechnologie alles in kaart brengen, dus ook emotionele ontwikkeling, seksuele voorkeur of aanleg voor religieus gevoel – en dan kunnen we daar dus ook iets aan doen. Een heerlijke nieuwe mens!
De grootste optimisten bevinden zich bij de transhumanisten, die hopen dat de techniek de fysieke en morele tekortkomingen van de mens voor een groot deel kan oplossen. Maar ook nu al, met de huidige techniek, worden we op talloze manieren geprogrammeerd en afgericht om ons beter te gedragen en minder fouten te maken. Techniek is macht. Macht voor de mens, maar altijd ook macht over de mens. Wie verwerft die macht? Wie mag bepalen wat goed en wenselijk is, wat nobel is en gezond?
Precies 75 jaar geleden hield de Engelse letterkundige C.S. Lewis hier een serie lezingen over in Oxford die gebundeld nog steeds in de boekhandel liggen onder de titel De afschaffing van de mens. Midden in de oorlog, ver voor crispr-technieken en Facebook-profielen, analyseerde hij stap voor stap wat er gebeurt als de macht van de mens over zichzelf groeit. Zijn lezing is nu, in 2018, nog net zo actueel als toen.
Lewis was letterkundige en mediëvist en is nog steeds bekend door zijn sciencefictionromans en zijn boeken over het christelijk geloof, dat hij op latere leeftijd omarmde. Met zijn Narnia-reeks had hij veel invloed op Tolkien, met wie hij de kern vormde van het literaire genootschap The Inklings. Bij beide schrijvers staan de innerlijke tegenstrijdigheden van de mens centraal, de keuze tussen goed en kwaad en tussen moraal en instinct.
Wat is moraal? Wat is vooruitgang? Zijn gehoor van progressieve wetenschappers in Oxford, die de moderne stelling aanhingen dat een heerlijke nieuwe wereld op ons wacht als we alle traditie en vooroordelen maar van ons afschudden, nam Lewis mee in een gedachte-experiment. Wat gebeurt er als onze macht over de natuur groeit, onze macht over de mens? Wat als we werkelijk het vermogen verwerven om te bepalen hoe de mensen na ons zich moeten gedragen, of meer nog, als we kunnen bepalen wat ze goed vinden en slecht, wat nobel is, vrij, mooi of afkeurenswaardig? Precies op dat moment, zegt Lewis, zou de mens alle historisch opgebouwde vooruitgang tenietdoen en een prooi zijn van de natuur.
We zeggen vaak dat techniek ons macht geeft over de natuur. Maar wie heeft hier precies macht? De gebruiker van de techniek heeft strikt genomen geen eigen, persoonlijke macht over de natuur, beweert Lewis. Het is een macht die sommige mensen bezitten, en waarvan zij andere mensen al dan niet kunnen laten meeprofiteren. Met een vliegtuig kun je mensen in staat stellen op vakantie te gaan, maar je kunt ze er ook mee bombarderen. Met de radio kun je mensen nieuws vertellen dat ze nog nooit hebben gehoord, maar je kunt ze ook volstoppen met propaganda. En met sommige technologieën, zoals anticonceptie, kun je zelfs invloed uitoefenen op je nageslacht. ‘De macht van de mens over de natuur blijkt dus een macht die sommige mensen over anderen uitoefenen, met de natuur als instrument.’
Die macht neemt toe in de loop van de tijd. ‘Elke generatie oefent macht uit over haar opvolgers, en elke generatie beperkt en weerstaat de macht van haar voorgangers in zoverre zij de nagelaten omstandigheden verandert en tradities verwerpt. Mocht er inderdaad eens een geslacht opstaan dat door middel van eugenese en wetenschappelijke vorming de macht verwerft om van zijn nakomelingen te maken wat het wil, dan zijn alle latere geslachten natuurlijk in feite aan die macht onderworpen’, constateert Lewis logisch. Deze generatie met de meeste macht is waarschijnlijk ook de generatie die zich het meest ontworstelt aan de generaties ervoor, en zo komt er waarschijnlijk één generatie die de ware meester van het mensdom is. En daarbinnen is het weer een minderheid die werkelijk aan de knoppen zit.
Dat hoeft geen sinistere elite te zijn die alles in de hand heeft. De macht is gefragmenteerd over velen, in verschillende domeinen, en wordt betwist door concurrerende machtsgroepen. Zo worden we beïnvloed door wetenschappers, journalisten en politici, door bankiers maar ook door reclamemakers, die allemaal hun eigen visie willen uitdragen op wat goed is en wat fout.
Dat neemt niet weg dat een klein deel van de mensen in de geschiedenis disproportioneel veel macht kan uitoefenen over de rest. Zo zijn wij al, met de huidige medische technologie, in staat om te beslissen welke ongeboren kinderen toekomst hebben. Of we dat nu wenselijk vinden of niet, in de praktijk bepalen we daarmee wat er in de volgende generatie wel en niet normaal is en of er dan nog, bijvoorbeeld, kinderen met Down zullen zijn.
Er komt waarschijnlijk één generatie die de ware meester van het mensdom is
Een stap verder gaat nog kiembaanmodificatie. Dat is een technologie die de genen van een embryo voorgoed verandert en daardoor ook toekomstige generaties beïnvloedt. Als wij echt het vermogen verwerven om alle genen te veranderen die we maar willen, voorgoed, dan komen we wel heel dicht bij de situatie die Lewis in 1943 beschreef. Het Rathenau Instituut publiceerde hier vorig jaar een rapport over, getiteld Regels voor het digitale mensenpark. De titel komt van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk, die beschrijft hoe we steeds meer in staat zijn mensen te ‘temmen’ en te ‘telen’. Met kiembaanmodificatie, maar ook op heel andere manieren. Denk aan ambient intelligence, slimme technologie in onze omgeving die ons helpt bij persoonlijke doelen, zoals energiebesparing, gezond eten of verstandig uitgeven. Of denk aan big data, waarmee mensen digitaal worden opgemeten, op het gebied van gedachten, gevoelens, voorkeuren, gesprekken en locaties. Deze data worden vervolgens gebruikt om mensen op allerlei manieren te profileren, om zodoende in menselijke processen te kunnen ingrijpen. Of dat nu met e-coaching is, om meer mindful te leven, of met gepersonaliseerde reclame.
Dit geeft de bezitters van de technologie macht over anderen. Zo bewees Facebook dat het de emoties van gebruikers kon beïnvloeden door te sturen welke positieve en negatieve berichten ze in hun newsfeed te zien kregen. Maar techniek is breder dan digitale technologie. Mensen worden ook getemd en afgericht door politici, marketeers en overheidsambtenaren die hen met slimme communicatietechnieken ertoe proberen te bewegen om gezond te ontbijten, duurzaam te leven en veilig te vrijen, of juist om meer te genieten, verder op vakantie te gaan en niet tevreden te zijn met een telefoon van vorig jaar.
Volgens Lewis heeft de mens dit temmen altijd al geprobeerd. Denk aan Plato, die ieder kind als bastaard aan het opvoedingsbureau wilde laten opgroeien. Of Elyot, die wilde dat een jongen tot zijn zevende jaar geen mannen zou zien en daarna geen vrouwen meer. Of Locke, die vond dat kinderen lekke schoenen moesten krijgen en uit de buurt moesten blijven van poëzie. ‘We mogen wel dankbaar zijn voor de weldadige koppigheid van echte moeders, verzorgers en kinderen, waaraan de mensheid haar nog resterende geestelijke gezondheid te danken heeft’, schrijft Lewis spottend.
Maar de macht van de mensen neemt toe. ‘De mensenkneders van de nieuwe tijd zijn toegerust met een alvermogende staat en een onweerstaanbare techniek’, zegt Lewis. Of het nu kort duurt of lang, zolang onze macht blijft groeien komen we onvermijdelijk bij een generatie waarin een relatief kleine groep africhters onevenredig grote invloed heeft op hoe het nageslacht eruitziet.
Een veredelaar wil ver-edelen. Maar wat is edel? Hierover werd in de tijd van Lewis een verwoed debat gevoerd, tussen verschillende conservatieve en progressieve stromingen. Volgens veel van zijn toehoorders waren normen en waarden vooral ballast die we moeten leren afwerpen. We moeten leren om zelf te bepalen wat goed en fout is. Lewis zet daar iets anders tegenover, namelijk het erkennen van een bepaalde natuurethiek, een wijsheid die ten grondslag ligt aan alle beschavingen, die ons leert wat nobel en goed is.
Het is precies waar Aristoteles en Plato op doelden, toen ze zeiden dat het doel van onderwijs is dat de leerling vreugde en smart zal ervaren waar dat behoort. ‘Het kleine mensenjong zal aanvankelijk niet de juiste reacties vertonen. Het moet erin geoefend worden vreugde, plezier, walging en haat te ervaren bij de dingen die inderdaad verheugend, plezierig, walgelijk en hatelijk zijn. Wanneer dan de rationele verklaring komt, herkennen zij die eerder dan anderen en begroeten hem enthousiast, omdat ze er door zo’n opvoeding vertrouwd mee zijn geraakt.’ Eenzelfde benadering zien we terug in alle oude culturen, van de joodse tot de hindoeïstische. ‘Ook de Chinezen spreken van iets groots dat zij de Tao noemen. Het is de werkelijkheid voorbij alle benaming, de afgrond die er al vóór de Schepper was. Het is de natuur, het is de Weg, het Spoor.’ Zo bezingen ook de oude Israëlieten de Wet omdat zij ‘waar’ is.
Dit denkbeeld in al zijn vormen – platonisch, aristotelisch, stoïcijns, christelijk, oosters – noemt Lewis de Tao. Het is de leer van de objectieve waarde, de overtuiging dat er werkelijk juiste en al even werkelijk onjuiste houdingen bestaan tegenover dat wat het universum is en dat wat wijzelf zijn. Wie de Tao kent, zal van mening zijn dat iemand die kleine kinderen schattig noemt, of oude mensen eerbiedwaardig, daarmee niet een psychologische bijzonderheid over zijn eigen ouderschap of kindschap vermeldt, maar een eigenschap waarneemt die vraagt om een bepaald antwoord van ons, of wij het nu geven of niet.
De vernieuwers om Lewis heen verwierpen de traditionele waarden. Maar zij deden dat uiteraard uit humanistisch oogpunt, uit menslievendheid. Maar dat is nogal willekeurig, zegt Lewis. Want dat zijn flarden van de Tao, die zij niet erkennen. Dat is op z’n minst inconsequent. Wie echt consequent stelt dat de Tao niet geldt, kan niet wegkomen met een beroep op menslievendheid of solidariteit maar moet accepteren dat goed en kwaad volledig relatief zijn en dat we zelf moeten kiezen wat we vinden.
In onze tijd is de discussie nog niet veel verder dan in de jaren dertig en veertig. We hebben nog geen oplossing. We geloven niet meer dat onze waarden van boven komen, maar we beseffen ook dat we nergens komen als we alles wegrelativeren. Daarbij komt dat onze maatschappij verregaand is geïndividualiseerd, dus zelfs al hangen we geen relativisme aan, dan nog worden we afgericht door de commercie om vooral te doen wat lekker voelt.
Ooit hebben onze africhters de macht om zelf schepper te worden van zichzelf, en van anderen
Dat heeft wel degelijk invloed op onze waarden. We worden aangemoedigd om oude waarden en tradities van ons af te schudden en om zélf te bepalen wat goed en kwaad is. Daar zitten nog flarden van de Tao in. Onze africhters en opvoeders zijn daar nog overwegend door beïnvloed. Maar ze geloven niet meer in de intrinsieke waarde van de Tao. Naarmate ze zich dat meer realiseren, zullen ze meer zelf willen kiezen. En naarmate ze meer macht hebben, kunnen ze ook meer kiezen. Er komt een moment dat ze de macht hebben om zelf schepper te worden van motieven, van zichzelf, maar ook van anderen.
Een actuele illustratie uit het rapport van het Rathenau Instituut. De wetenschappers die nu pleiten voor meer ruimte voor experimenten op embryo’s met kiembaantechnologie gebruiken vaak pragmatische argumenten, aldus het Instituut, zoals ‘mensen met erfelijkheidsziekten willen ook gezonde kinderen krijgen’. Of zelfs: ‘Nederland mist anders de boot op het gebied van kennis.’ In de Tao is het belangrijkste motief dat je niet mag sleutelen aan iets wat ‘heilig’ is. Maar dat argument heeft nu geen geldigheid meer. Het beroep op vermindering van lijden heeft nog enigszins wortels in de oude Tao. Maar niet zo veel als we soms denken. Lijden verminderen is nooit de hoogste waarde van de mens geweest, vandaar ook de oude wijsheid dat het beter is een ongelukkige filosoof te zijn dan een gelukkig varken. Het is de vraag of de africhters van de toekomst dit oude antwoord nog zullen geven. Het voorkomen van pijn komt meer en meer centraal te staan in onze ethiek.
Stel, zegt Lewis, dat de dag komt dat de mens door genetica, prenatale africhting en onderwijs en propaganda, op basis van een perfecte psychotechniek, een volledige beheersing over zichzelf gekregen heeft en kan bepalen welke kunstmatige Tao zijn nakomelingen zullen meedragen, hoe zal die Tao er dan uitzien? Als die mensen zich zo min mogelijk willen laten leiden door wat hun voorouders hun leerden, als ze echt buiten alle waardeoordelen willen staan, zonder bijgeloof of vooroordeel, hebben ze uiteindelijk alleen hun emotionele neigingen nog om zich op te baseren. ‘Volgens de logica van hun standpunt moeten ze hun neigingen nemen zoals ze komen: als iets toevalligs. Met hun extreme rationalisme, hun “doorzien” van alle “rationele” motieven, zijn de Africhters aan volkomen irrationeel gedrag ten prooi, namelijk hun neigingen, en dus pure natuur.’ Kortom: ‘Op het moment dat de mens triomfeert over de natuur blijkt de hele mensheid te zijn onderworpen aan een handjevol individuen, en die zijn onderworpen aan wat in henzelf puur natuur is: hun irrationele neigingen.’
De bekende pleitbezorger van eigenbelang en kapitalisme, Ayn Rand, had een enorme hekel aan Lewis. ‘Dus de mens is van nature irrationeel, maar geloof maakt hem rationeel’, vat ze Lewis foutief samen, in de kantlijn van haar exemplaar van het boekje. Lewis is volgens haar een ‘ongelooflijke, middeleeuwse monstrositeit’, een ‘lousy bastard’. Rand geloofde hartstochtelijk dat de mens de traditie moest afwerpen en de wereld rationeel moest onderwerpen aan wat hij voor zichzelf nuttig zou vinden.
Francis Bacon, een held in de ogen van Rand, vond dat de natuur gedwongen moest worden om de mens te dienen. De natuur moet ‘doorstoken worden tot in haar meest intieme kern’. Maar Lewis wijst erop dat wij het woord natuur vooral geven aan dingen die we al doorstoken hebben. ‘We herleiden dingen tot pure natuur teneinde die te kunnen veroveren. We zijn altijd natuur aan het veroveren, omdat natuur de naam is voor wat wij, tot op zekere hoogte, veroverd hebben. De prijs voor de overwinning is dat wij een ding alleen nog maar als natuur behandelen. Iedere overwinning op de natuur vergroot haar domein. De sterren worden pas tot natuur wanneer wij ze kunnen wegen en meten; de ziel wordt pas natuur door psychoanalyse. Macht afpakken van de natuur is ook het overleveren van dingen aan de natuur.’
Zolang dit proces op tijd stopt, kunnen we het als winst zien. Maar de laatste stap, het reduceren van onze eigen soort tot pure natuur, doet het hele proces teniet. Wat ons menselijk maakt is ons vermogen om te oordelen tussen goed en kwaad, dat is gegroeid in de loop der millennia, en dat wordt in één klap gereduceerd tot natuur, en onderworpen aan de op emotie gebaseerde ideeën van de africhters. Kortom, de mens schaft zichzelf daarmee af.
‘Het ligt in het vermogen van de mens zichzelf als puur natuurlijk object te beschouwen en zijn eigen waardeoordelen als grondstof voor wetenschappelijke manipulatie, naar believen veranderbaar.’ De mens die zichzelf zo beschouwt zal ook zelf grondstof zijn. Grondstof die niet door hemzelf gemanipuleerd wordt, maar door louter instincten, dat wil zeggen pure natuur, in de gedaante van de Africhters.
Lewis sprak in een tijd van Duitse concentratiekampen, waar de mens werd teruggebracht tot louter natuur door machthebbers die hun slechtste instincten volgden, en van communistische propaganda die de mens moest omvormen tot homo sovjeticus. Maar bij democraten gebeurt precies hetzelfde, zegt hij. Traditionele waarden moeten worden ontmaskerd, de mensheid moet worden veranderd. Dat gebeurt in democratieën veel subtieler, maar ook daar worden mensen benaderd als exemplaren, als objecten, die naar believen te veranderen zijn, en daarmee ook alle opvattingen over wat goed, waar of schoon is.
De meeste mensen denken dat het wel meevalt, zoals zo veel doemdenkerij in het verleden ook meeviel. Lewis zelf zegt dat die hoop voortkomt uit de rampzalige moderne gewoonte serieel te denken – het beeld van een oneindige voortgang langs één lijn. Er bestaan echter ontwikkelingen waarin de laatste stap sui generis is, onvergelijkbaar met alle andere, een stap die alle voorgaande moeite tenietdoet.
‘Je kunt niet eindeloos dingen wegverklaren; uiteindelijk zal blijken dat je het verklaren hebt wegverklaard. Je kunt niet eindeloos doorgaan met dingen “doorzien”. Bij doorzien gaat het om wat daardoor zichtbaar wordt. De doorzichtigheid van het raam is goed omdat de tuin en de straat ondoorzichtig zijn. Hoe nu als je ook door de tuin kon kijken? Het heeft geen zin grondbeginselen te willen doorzien. Doorzie je alles, dan is alles doorzichtig. Maar een volkomen doorzichtige wereld is een onzichtbare wereld. Wie alles doorziet, ziet niets.’
Gerelateerde artikelen
- De grote kolonisatie (De Groene Amsterdammer)
- Tegeltuinen, Jacques Ellul en de invloed van techniek (podcasts)
- Hete hangijzers in het voedselsysteem (1) - knutselen aan planten (Foodlog, De Groene Amsterdammer)
- Machines om nergens te komen (De Groene Amsterdammer)
- ‘Materie? Die bestaat alleen in onze geest’ (De Groene Amsterdammer)
Gebruikte Tags: boeken, techniek