Filosofie magazine (december 2012)
Is het kapitalisme calvinistisch?
Na ruim een eeuw is het beroemde essay van Max Weber over de calvinistische wortels van het kapitalisme in het Nederlands verschenen. Precies tegelijk met de in Amerika zo populaire roman van Ayn Rand, waarin ze de lof van het geld bezingt. Voor Filosofie Magazine leg ik ze naast elkaar.
305 x bekeken- Lees ook: Tijd om de Economieprijs af te stoffen (Kijk)
(Filosofie Magazine heeft het stuk de kop gegeven: Hebzucht is calvinistisch. Dat zijn niet mijn woorden, en ook niet van Max Weber of Ayn Rand. Lees de rest om te begrijpen waarom!)
‘Tijd is geld’, schreef Benjamin Franklin, een van de Founding Fathers van de Verenigde Staten en een voorvechter van nijverheid en eerlijkheid. ‘Wie met werken tien shilling per dag zou kunnen verdienen, maar slechts een halve dag werkt en voor de rest uit wandelen gaat [...] heeft vijf shilling over de balk gesmeten.’
Geen speld tussen te krijgen, denken we tegenwoordig. Maar dit is niet hoe mensen er altijd over hebben gedacht. Mensen in ‘traditionele’ samenlevingen werkten tot ze genoeg hadden, en hielden vervolgens op. Zelfs in 1900 nog merkten fabrikanten dat hun arbeidsters geen enkele interesse toonden in efficiënt of rendabel werken. Op één groep na: protestantse meisjes. Die waren plichtsgetrouw, werkten hard en konden nuchter kosten en baten afwegen. De Duitse socioloog Max Weber (1864-1920) wilde weten hoe dat kwam.
Zijn onderzoek leidde tot het beroemde essay De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme. Na 107 jaar is het nu eindelijk ook integraal uitgebracht in het Nederlands, in een sappige en leesbare vertaling. Weber was een van de grondleggers van de huidige sociologie. Hij geloofde niet dat de geschiedenis puur materialistisch verklaard kan worden. Hij geloofde dat er een wisselwerking bestaat tussen ideeën en materiële omstandigheden. En daarom wilde hij vooral weten hoe de traditionele, magische wereld van weleer was geseculariseerd, ‘onttoverd’, zoals hij dat noemde. En hoe we op het idee zijn gekomen om de hele maatschappij, de staat, het recht en de economie, rationeel te organiseren, en ons werk zakelijk op te gaan vatten. Dat had niet kunnen gebeuren, was zijn stelling, zonder een bepaalde mentaliteit, de ‘kapitalistische geest’, waar Franklin een exponent van was.
Die geest is namelijk niet vanzelfsprekend. Voor de (katholieke) middeleeuwer was arbeid op zichzelf niet iets goeds. Het ging hem in het leven om geestelijke zaken. Winst maken was zelfs een schande, volgens Thomas van Aquino, en dat leek wel te passen bij Jezus’ uitspraak dat het voor een rijke moeilijk is om het koninkrijk van God binnen te gaan. Maar tijdens de Reformatie, in de zestiende eeuw, begon deze opvatting te verschuiven. Volgens de kerkhervormer Maarten Luther leidde de wereldmijding van bijvoorbeeld monniken juist tot arrogantie. Is het niet juist een teken van naastenliefde om je nuttig te maken in de maatschappij? Hij noemde arbeid een ‘roeping’ (Beruf in het Duits), waarmee je God kunt eren.
Ascese
Volgens Weber was het de andere grote hervormer, Johannes Calvijn, die met zijn opvolgers, de puriteinen, een nog radicalere wending inzette naar het praktische, rationele leven. Dat kwam, paradoxaal genoeg, door zijn leer over de predestinatie. Als je redding volledig afhankelijk is van Gods besluit, en niet van je daden, leidt dat tot een innerlijke vereenzaming. Uiteindelijk staat de mens individueel en hulpeloos voor God. Het enige wat je dan kunt doen is nauwgezet nagaan of je in je leven iets terugziet van die genade. Omdat dat zich alleen uit in de vroomheid van je levenswandel, brengt dat gelovigen ertoe tot in de kleinste puntjes hun levenswandel te verbeteren, zo ascetisch mogelijk. Niet het ascese van de monnik in een klooster, maar een zuiver, heilig, beheerst en praktisch leven midden in de wereld, want alleen daaraan kun je de uitwerking van Gods genade zien.
Voor de puriteinen en aanverwante stromingen was streven naar rijkdom nog steeds gevaarlijk. Maar alleen omdat het leidt tot ledigheid en zinnelijke lust. Tijdverspilling door gezelligheid, kletspraatjes of luxe was een zware zonde, vonden de Engelse puriteinen. Doordat de vroomheid van de gelovige zich zo op de arbeid richtte, kwam de nadruk te liggen op nuttigheid, en werd geld verdienen door hard en eerlijk te werken steeds meer gelijkgesteld aan het goede.
Dat was precies de kapitalistische geest die overbleef toen in de loop der eeuwen het religieuze fundament afstierf. De christelijke ascese had een winststreven ontketend dat de economie zo veranderde, en het materiële zo veel macht gaf, dat ook mensen die deze geest niet kenden zich eraan moesten aanpassen.
Goed verhaal, intuïtief sterk. Maar klopt Webers these wel? Daar zijn de geleerden nog steeds niet over uitgepraat. Een van de bekende kritiekpunten is dat het kapitalisme pas echt losbarstte toen de calvinistische ideeën waren verbleekt. De kooplieden in de Hollandse Gouden Eeuw waren vaak geen puriteinen, maar libertijnen, die meer gaven om pracht en praal dan om ascese. Volgens velen is het kapitalisme dus niet zozeer geworteld in de protestantse moraal, maar juist in de ontkenning daarvan: het seculiere vooruitgangsgeloof. En dat heeft – zo erkennen veel filosofen tegenwoordig – ook krachten losgemaakt van hebzucht, overheersing, vernietiging van tradities en onderwerping van de natuur. Dat heeft met ascese niet veel meer te maken.
Objectivisme
De Russisch-Amerikaanse schrijfster Ayn Rand (1905-1982) zou die analyse hartgrondig hebben beaamd – en hartgrondig hebben toegejuicht. Dat blijkt uit haar roman, De kracht van Atlantis uit 1957, die vorige maand heel toevallig ook in een nieuwe vertaling is verschenen. Niet dat hij de vergelijking met Webers essay kan doorstaan. Het plot is spannend, maar literair en filosofisch gezien is het boek ergerlijk oppervlakkig. Invloedrijk is het wel. Hele volksstammen in Amerika zeggen dat het hun leven heeft veranderd en alleen daarom moeten we het lezen.
Voor Rand, die haar filosofie ‘objectivisme’ noemde, was het heroïsche streven naar eigenbelang de hoogste ethische norm. Ze had een utopisch geloof in de rede en de wilskracht van de mens en haar ideaal was een radicaal laissez-faire kapitalisme. Dat zien we ook in De kracht van Atlantis. Een groep industriëlen trekt zich terug uit de maatschappij om compromisloos deze utopie te verwerkelijken. Iedereen die meedoet, moet zweren dat hij ‘nooit zal leven ter wille van een ander, noch een ander zal vragen te leven ter wille van mij’. Geven is een scheldwoord, er mag alleen worden verdiend – en dat geldt ook voor de romantische liefde.
Het symbool van de nieuwe utopie is het dollarteken. Want ‘het liefhebben van geld is erkennen dat geld is geschapen door het beste wat u in u heeft’, aldus een van de hoofdpersonen. ‘Geld is de barometer van de deugdzaamheid van de samenleving’, zegt hij, en Amerika is ontstaan ‘tot eer en glorie van het mensdom’, want het is ‘een land van geld’.
Er valt heel veel te zeggen over Rands hyperindividualisme, over haar gelijkstelling van naastenliefde met kruiperigheid, en over het geweld dat nodig is om de oude samenleving te vernietigen. Dit is daar echter niet de juiste plek voor. Wat voor Weber het meest interessant zou zijn: waar komt deze geest vandaan?
Rationalisering
Rand zelf doet alsof de mens alleen maar wilskracht nodig heeft, om zo alle religieuze en ethische ballast af te werpen en dan pure ratio over te houden over te houden. Dat gelooft Weber niet. Volgens hem is die rationeel ingerichte maatschappij een product van een onttovering die juist in gang is gezet door een op geloof gebaseerde moraal. De filosoof Charles Taylor heeft die gedachte een paar jaar geleden nog verder uitgewerkt in zijn boek over secularisatie. Het seculiere wereldbeeld en het kapitalisme, zegt hij, zijn voortgekomen uit geloofsstappen.
Het boek van Rand benadrukt het belang van egoïsme en geldzucht in het kapitalisme. Misschien heeft Weber dat onderschat. Toch laat hij mooi zien hoe verschillende morele ideeën onbedoeld kunnen leiden tot een maatschappij waarin het omgekeerde wordt geloofd. Zo heeft de opvatting dat je ter ere van God sober moet leven maar wel hard moet werken, geleid tot een enorme kapitaalaccumulatie. En tot een goedkeuring van het fenomeen rijk worden – waardoor de christelijke moraal uiteindelijk werd vergeten. De kerkhervormer John Wesley zei: ‘Verdien wat je kunt, geef weg wat je kunt’ – maar hij voorspelde al dat mensen het tweede zouden vergeten.
Is wat overblijft stabiel? Dat is misschien wel de belangrijkste vraag van onze tijd. Weber zelf houdt in elk geval z'n hart vast. Er is een winststreven ontketend, zegt hij, zonder religieus-ethische zin, en dat is een "ontstellende ontwikkeling".
De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme
Max Weber
(Boom)
256 blz. / € 29,50
De kracht van Atlantis
Ayn Rand
(Sijthoff)
1440 blz. / € 39,95
Gerelateerde artikelen
- De Bruderhof (3) - Jutta en Detlef (Karavaan der Zotten)
- De Bruderhof (1) - Een dorp zonder geld (Karavaan der Zotten)
- Circulaire zonnepanelen uit Nederland (De Groene Amsterdammer)
- Tegeltuinen, Jacques Ellul en de invloed van techniek (podcasts)
- Oorlog is hel (Karavaan der Zotten)
Gebruikte Tags: boeken, economie, filosofie, geloof, geschiedenis