De Groene Amsterdammer (11 februari 2015)
Laat Amerikanen lekker hun eigen melk drinken
Vorige week onderhandelden de EU en de Verenigde Staten opnieuw over hun ambitieuze vrijhandelsverdrag TTIP. Critici wijzen op de gevaren voor Nederland. Maar misschien heeft de rest van de wereld wel minstens zoveel te vrezen van ons.'
37 x bekeken- Lees ook: Speculatie brengt Chinese groei in gevaar (Inter Press Service)
Het zaaltje is wit, en op de muur zijn de powerpointslides te zien van een niet bij name te noemen Brusselse econoom. Waarom vrijhandelsverdragen goed zijn voor de economie, is het onderwerp van zijn betoog vandaag. “Europa is goed voor nog maar zoveel procent van de wereldproductie”, wijst hij. “En als we kijken naar groei dan zit dat vooral in andere continenten. Kortom: als we onze levensstandaard willen behouden, zullen we bij de groeicentra moeten aanhaken. Daarom hebben we meer vrijhandelsakkoorden nodig.”
Geen speld tussen te krijgen. Het is crisis en export kan ons daar uit helpen, zoveel begrijp ik. De Europese Commissie heeft in 2010 precies berekend hoeveel vrijhandelsakkoorden daarvoor nodig zijn. Het akkoord met de Verenigde Staten, het Transatlantic Trade and Investment Partnership, TTIP dus, uitgesproken als Tie-Tip, zou de kers zijn op de vrijhandelstaart. Of beter gezegd: de taart onder de kers. TTIP is de Moeder Aller Handelsakkoorden. Het moet handelsbelemmeringen opheffen, regels harmoniseren en procedures openbreken voor wederzijdse handel en investeringen. Vorige week vond de achtste onderhandelingsronde plaats tussen Brussel en Washington. Het is een race, want Obama is in Azië bezig met het Trans Pacific Partnership (TPP) en het is de vraag welk akkoord het beste model gaat worden waar de rest van de wereld omheen zal worden georganiseerd.
Brusselse economen leggen dit meestal uit aan de hand van de zogenaamde airbag-sensor-snoertjes. Die moeten geel zijn, in Europese auto's. In Amerika wit. “Dit is heel belangrijk”, doceert de econoom. “Als we onze regels en eisen zouden kunnen harmoniseren, tot één standaard kunnen komen, zal de rest van de wereld ons volgen.” Zo niet, dan worden wij de volgers. Maar onze economie is nu al in crisis. We hebben wanhopig behoefte aan groei. “Daarom hebben we TTIP nodig. Het geeft ons 0,5 procentpunt extra groei.” Nee, op meningen zal je deze econoom niet betrappen, hij doet alleen aan feiten.
Het nadeel van zulke feiten is dat die meestal niet dieper gaan dan het grafiekje toelaat. Vrijhandel leidt tot groei, ja, dat klopt – doorgaans. Dat geldt vooral voor een open economie zoals Nederland. Maar dat groeicijfer zegt niets over de onderliggende structuur van de economie, over de verhoudingen. Die kunnen door vrijhandel wel eens grondig veranderen. En dat is niet altijd goed, ook al berekenen wij dat er iets te “halen” is in Amerika.
Een sector waar dat heel duidelijk is, is de landbouw. Nederland denkt veel te kunnen verdienen aan handel, maar in werkelijkheid zijn er natuurlijk winnaars en verliezers. Kansen liggen vooral in de zuivel en in de tuinbouw. De sector die het juist moeilijker gaat krijgen, is vlees. De onderhandelingen gaan grotendeels over het harmoniseren van regels. Alles hangt af van welke regels wel of niet blijven. Genetische modificatie, hormoontoevoegingen, kloneren, meer dieren per oppervlak: als de Amerikanen dat allemaal mogen blijven doen, kost dat onze boeren de kop.
Toch ziet bijvoorbeeld LTO Nederland TTIP vooral als kans. Per saldo hebben we als exportland vooral veel te winnen. De Amerikanen hebben namelijk ook barrières die wij weg willen hebben, zoals een eigen kwaliteitskeurmerk voor melk, grade A. Dat wordt gezien als een verkapte handelsbarrière, want melk moet daar opnieuw gekeurd worden en dat kost veel geld. Als dit mechanisme verdwijnt, kan Hollandse zuivel veel terrein winnen op de Amerikaanse markt.
Dat is fijn, maar is het ook goed? Het Nederlandse landbouwmodel, gebaseerd op intensivering en schaalvergroting, heeft zijn prijs. Wie groter kan groeien en goedkoper kan produceren, overleeft. De rest legt het loodje. Het wordt steeds moeilijker voor agrariërs om een stabiel inkomen te verdienen. Niet voor niets bepleitte de WRR in november nog voor een nieuwe benadering van landbouw, omdat het huidige model op termijn niet duurzaam, veilig en stabiel genoeg is. Kan onze samenleving – en de Amerikaanse – ooit die omslag maken als we tegelijkertijd werken aan nog grotere markten, waar de prijsconcurrentie nog meer ruimte krijgt? Mijn Brusselse econoom heeft daar geen antwoord op. Daarom vraag ik het Klaas Johan Osinga van LTO Nederland.
Ja, schaalvergroting is vaak het antwoord van de boer op de druk van de markt, erkent Osinga. “Maar wij denken dat je ook kunt winnen op waardetoevoeging, in plaats van schaal. Zo heeft de sector in Nederland een concept ontwikkeld voor de zogenaamde 'kip van morgen', met meer regels voor duurzaamheid en dierenwelzijn. Deze extra waarde wordt doorberekend in de kostprijs. En als iemand niet meedoet, worden z'n producten gewoon niet meer gekocht. Zo proberen wij binnen een vrije markt toch ruimte te zoeken voor duurzaamheid.”
Dat klinkt als een mooi plan. Helaas ziet de Autoriteit Markt en Consument dit anders. Die heeft eind januari bepaald dat de kip van morgen een prijsafspraak is, in strijd is met de vrije markt, omdat niet aan te tonen is dat de consument hierop zit te wachten. Als het al onzeker is of de kip van morgen door Den Haag komt, valt het helemaal te betwijfelen of ze door Washington komt. Zou het niet veel beter zijn als wij weer het recht krijgen om de kip van morgen te eten? Dan mogen Amerikanen hun eigen melk drinken. Dan hoeven we ook niet heen en weer te gaan slepen met voedsel dat aan de andere kant van de wereld al overvloedig aanwezig is. Een win-win-situatie.
Een van de meest omstreden elementen van TTIP is het International Settlement and Dispute Resolution (ISDS). Onder dat mechanisme mogen bedrijven overheden aanklagen als ze indirect schade lijden door nieuwe regelgeving. Zo heeft het Zweedse bedrijf Vattenfall, op basis van een vergelijkbaar verdrag, de Duitse overheid aangeklaagd voor 3,7 miljard euro vanwege de misgelopen winst door het besluit te stoppen met kernenergie.
Maatschappelijke organisaties vinden dit mechanisme een ondermijning van de democratie. Het zou onevenredig veel macht bij het bedrijfsleven leggen. Vaak gaat de zaak om nieuwe milieuwetgeving of maatregelen ter verbetering van de volksgezondheid of de financiële stabiliteit. De arbitrage wordt doorgaans uitgevoerd door een drietal mensen, achter gesloten deuren, en kost inclusief juridische kosten gemiddeld 7 miljoen euro.
De Europese Commissie vindt het een terechte bescherming van investeerders die hun dure centen in een land steken. Er zijn nu al 1400 bilaterale handelsverdragen van Europese landen waar een ISDS-mechanisme in is opgenomen. Dus is er niets aan de hand, zegt de Commissie. Bovendien is het nog helemaal niet gezegd dat Vattenfall de zaak gaat winnen.
Nederland speelt een grote rol in deze hele wereld van ISDS. Ons land heeft namelijk een groot aantal Bilaterale Investeringsverdragen (BITs) afgesloten, allemaal met hun eigen ISDS-mechanisme. Eén op de tien geschillen wereldwijd is gebaseerd op een Nederlands verdrag. Maar, zo blijkt uit onderzoek, in de meeste van die gevallen is de eisende partij een multinational die hier slechts met een brievenbus gevestigd is. Het is puur een service die Nederland biedt, in samenwerking met de advocaten op de Zuidas, om aantrekkelijk te zijn voor investeerders.
Een voorbeeld: Indonesië wil minder afhankelijk worden van de export van ruwe grondstoffen. Het bepaalde daarom dat 51 procent van de aandelen in mijnbouwbedrijven aan Indonesiërs verkocht moet worden en dat bedrijven de grondstoffen ten dele in Indonesië moeten verwerken. Op basis van een investeringsverdrag dat Nederland met Indonesië heeft gesloten, diende mijnbouwgigant Newmont een schadeclaim in. Uiteindelijk werd Newmont vrijgesteld van de nieuwe wet. Kortom, ook als ISDS goed is voor onze groei, betekent dat nog niet dat het goed is voor de wereld.
Er zijn nog twee grote Amerikaanse worsten die Europese bedrijven zien hangen. De eerste is het agendapunt financieel beleid. Brussel, en de Europese bankensector, willen in TTIP afspreken dat de regels voor banken worden geharmoniseerd. Dat moet gebeuren via regulatory cooperation, zoals dat heet, waarbij een team van experts samen de regels op elkaar gaat afstemmen. Dat is op zich al een omstreden methode om regels te harmoniseren, omdat het in werkelijkheid niet goed lukt om lobbyisten buiten te deur te houden.
In het geval van airbagsensorsnoertjes staat er misschien niet zo veel op het spel. Maar financiële stabiliteit is andere koek. Landen mogen in de toekomst niet zomaar nieuwe regels verzinnen, ze moeten altijd rekening houden met de “economische actoren van de andere kant”. Als we kijken naar wie de beste regels heeft voor financiële stabiliteit, is dat op dit moment misschien wel de VS. Zo zijn er strenge beperkingen voor banken om te speculeren met eigen middelen. Dit beleid komt enorm onder de druk te staan. Europese én Amerikaanse banken willen heel graag dat deze richtlijnen van tafel gaan. Maar als we bedenken dat het juist Amerikaanse banken waren die ons in een crisis meesleepten – zou het dan niet beter voor de wereld zijn als we de Amerikanen in staat blijven stellen hun banken te reguleren?
Het tweede punt is de publieke aanbesteding. Zo zijn Amerikaanse lagere overheden verplicht om voor een groot aantal goederen en diensten Amerikaanse leveranciers te kiezen. Buy American, heet deze wet, die bedoeld is om lokaal de werkgelegenheid te stimuleren. Daarnaast zijn er op staats- en gemeenteniveau heel veel initiatieven om via inkoopbeleid de lokale economie te versterken. Voor de Brusselse econoom is het vooral een oneerlijke belemmering voor Europeanen die eerlijk geld willen verdienen. “Als een politiekorps nieuwe auto's nodig heeft, moeten dat nu Amerikaanse auto's zijn”, zegt hij, met een blik alsof dit in de moderniteit toch niet meer zou mogen. “We hopen dat we hier een einde aan kunnen maken.”
Toch zouden dit soort wetten in deze tijd van globalisering, flexibilisering en wijken vol gefrustreerde, overbodige werklozen, wel eens heel verstandig beleid kunnen zijn. In de wetenschap dat deze gefrustreerde groep vaker geneigd is om Republikeins te stemmen, de deur naar de wereldpolitiek dicht te doen en zich in gevaarlijke oorlogen te storten, kunnen we ons ook in dit geval afvragen waar de wereld uiteindelijk het beste mee gediend is.
Aan het eind van de dag wil ik het toch even voorleggen aan mijn Brusselse econoom. Ik begrijp dat Nederland en Europa flink kunnen verdienen als ze de politieauto's, de melk en de financiële regels voor de Amerikanen mogen leveren. Maar is het niet goed voor een stabiele en duurzame economie als de Amerikanen dat gewoon zelf doen? Ik krijg een blik terug van een schoolmeester die niet begrijpt waarom er zulke domme leerlingen bestaan.
Ik heb een hoop kritische rapporten gelezen over TTIP, maar het is die blik waar ik me misschien nog wel het meest zorgen over maak.
Gerelateerde artikelen
- Circulaire zonnepanelen uit Nederland (De Groene Amsterdammer)
- Hoe Hollandse zaadbedrijven de wereld veroverden (De Groene Amsterdammer)
- Europa spoort niet (VPRO Gids)
- Machines om nergens te komen (De Groene Amsterdammer)
- De jacht op het oceaangoud (De Groene Amsterdammer)
Gebruikte Tags: amerika, economie, europa, geld, groei