De Groene Amsterdammer 36 (4 september 2024)

De toekomst is van kurk

In de bossen van Catalonië staan kurkeiken die worden gepeld om wijndoppen of isolatiemateriaal van te maken. Maar kurkbosbeheer levert meer op, zoals het tegengaan van verwoestijning of extreme branden.

Samen met fotograaf Michele Curel, die al jarenlang de kurkoogst volgt, maakte ik deze reportage in Catalonië, met steun van het Fonds BJP.

4 x bekeken

Jonge kurkbomen in de herfst in Forallac in het bos van Gavarres, provincie Girona © Michele Curel

Het klinkt ontspannen, het geluid in het bos. Tsjak, krrk. Tsjak, tsjak, krk. Tsjak, krrrrk. De laatste flarden mist trekken weg tussen de met dennen en kurkeiken beboste hellingen en zelfs de nachtegaal, die de hele nacht lustig heeft geriedeld, houdt het voor gezien. De zon begint aan haar genadeloze opmars, maar de ploeg van de oogsters gaat stug verder, de helling langs.

Tsjak, tsjak, krk. Tsjak. Krrrrk. Met hun bijl hakken ze lange spleten in de kurkschors, die ze vervolgens met de achterkant van de steel van de boom wrikken, ‘pellen’, alles zonder herrie of stroom. De grote plakken kurk worden door de assistent naar de oplegger gebracht. Het ziet er soepel uit, maar het is heel zwaar werk. Na anderhalf uur heb ik nog maar drie bomen gepeld. Het zweet loopt in straaltjes van mijn hoofd, er zitten blaren op mijn handen, en ik snak naar de waterpauze.

‘Het is lijden, maar toch wil je door’, zegt Pau Castello, leunend tegen zijn oranje Ebro-jeep uit 1950. ‘Ik vind het magisch.’ Samen met zijn broer beheert hij het bos van zijn vader in de Montnegre Corredor, een bosgebied ten noorden van Barcelona. Elk jaar huurt hij een ploeg in voor de oogst, drie Marokkaanse en twee Roemeense loonwerkers die hij kent en vertrouwt. Ze komen altijd graag, want het betaalt beter dan ander seizoenswerk. ‘Maar ik wil zelf altijd meedoen. Het is een heel speciaal seizoen waar we het hele jaar naar uitkijken.’

De gepelde eiken zien er gehavend uit, maar vormen al snel nieuwe basten, en die zijn in deze regio na veertien jaar zo dik dat die opnieuw kunnen worden geoogst. De eerste oogst, de ‘maagdelijke’ kurk, is te grof en te grillig om wijndoppen van te maken, maar na elke pelling wordt de kurk beter. ‘Kurk levert best wat op. Niet genoeg om van te leven, maar wel om bosonderhoud mogelijk te maken.’

Spanje heeft na Finland en Zweden het grootste areaal bos van de EU, en in de autonome regio Catalonië is dat relatief nog meer. Maar liefst 64 procent van het Catalaanse land is bebost. Dat bos bestaat voor een deel uit een bijzonder ecosysteem, namelijk kurkbos, waar veel zeldzame planten en dieren leven, met als pijler natuurlijk de Quercus suber, een bijzondere eikensoort die enkel voorkomt in de landen rond de Middellandse Zee: Portugal op één, Spanje op twee, en verder nog in Sardinië, Zuid-Frankrijk en Noord-Afrika. De kurkeik houdt zijn stam koel en vochtig dankzij een schors die zo goed isoleert dat die zelfs een bosbrand kan overleven – en die ons voorziet van een uniek materiaal.

In vroeger tijden was Catalonië het hartland van de kurk, maar het verloor die positie in de vorige eeuw door oorlog en crisis aan Portugal en Zuid-Spanje, waar kurkeiken groeien op savanne-achtige velden. Daar zijn ze makkelijker te onderhouden en te oogsten. Portugal nam de productie van kurk, vooral voor de wijn, bijna volledig over. De totale markt ligt tegenwoordig in de orde van grootte van een miljard euro en is bijna volledig in handen van het Portugese bedrijf Amorim. De heuvelachtige kurkbossen van Catalonië raakten grotendeels in de vergetelheid. En omdat je zelfs bij een volwassen boom eerst tweemaal moet oogsten en tweemaal veertien jaar moet wachten voordat de kurk goed genoeg is voor een dop, is het niet zo makkelijk als kurkbezitter om even de business in te stappen.

Tegenwoordig is de helft van al het bos, zowel in Spanje als in Catalonië, niet beheerd. Het bos is grotendeels van particulieren, alleen al in Catalonië zijn dat zo’n tweehonderdduizend mensen die vaak maar een paar hectare bezitten en soms niet eens weten waar het ligt. Hun bossen zijn verwilderd, en dat klinkt heel natuurlijk, maar dat betekent in werkelijkheid een uniforme laag struiken die de wind droog en heet maken en gretig liggen te wachten tot een vlammetje ze verandert in een van de laaiende bosbranden die de laatste jaren steeds frequenter en intenser worden. Bossen veranderen daarbij in een oogwenk van een belangrijke koolstofopslag in piekuitstoters. De verwaarlozing van het Spaanse bos is een enorm probleem.

Francisco Antunez controleert de kurkboom die hij net heeft geoogst in de buurt van Maçanet de Cabrenys © Michele Curel

Dit verhaal gaat dus niet alleen over kurk, maar ook over beheer. Het gaat over leven met het bos, en leven van het bos. De moderne stadsmens leeft niet meer van het bos, en zorgt er dus ook niet meer voor. Dat doen ambtenaren, of grote bedrijven die er winst uit trekken in de vorm van timmerhout of biomassa. Dat geldt voor de Noord-Europese wouden net zo goed als voor mediterrane bossen. Maar hoe zou het bos eruitzien als we het niet zouden benaderen vanuit de tegenstelling tussen geld verdienen of natuur beschermen, maar vanuit zorg? Hoe zou een boseconomie eruitzien als we er weer afhankelijk van waren? Kurk laat ons zien hoe dat zou kunnen.

Moe en bezweet stappen we aan het eind van de ochtend in de hete auto. We gaan op bezoek bij een paar kurkeigenaren, handelaren en bosbeheerders, onder leiding van Michele Curel, een zestigjarige fotografe die zich heeft ontpopt als ambassadeur van de kurkwereld. Terwijl ze zichtbaar geniet van de onverharde boshellingen, waar ze met haar Suzuki-fourwheeldrive overheen scheurt, vertelt ze dat ze werd geboren in New York en opgroeide in Barcelona. Pas na vele jaren werken als fotograaf van hotels en architectuur kwam ze puur toevallig terecht in de wondere wereld van kurk.

‘Ik was totaal niet bezig met kurk of bosbeheer’, vertelt ze, ‘behalve dat we een buitenhuis huurden in de Gavarres, ten noorden van de Montnegre. Op een dag kregen we het aanbod om dat buitenhuis te kopen. Maar dan wel inclusief 65 hectare bos. Zo werd ik, een stadsmeisje uit New York, ineens een middelgrootgrondbezitter in Catalonië die bezig moest gaan met de oogst en verkoop van kurk.’ Ze nam haar camera overal mee naartoe en ze maakte uitgebreide reportages van de kurkoogst.

Dat het voor een bos beter is om het maar helemaal niet aan te raken, is een populaire misvatting, legt Mario Beltrán uit. Hij is nog jong, maar is al een leidende stem als het gaat om multifunctioneel bosbeheer. Hij is verbonden aan het Centre de Ciència i Tecnologia Forestal de Catalunya, het vooraanstaande onderzoeksinstituut voor boswetenschap in het noordoosten van Spanje. ‘Oerwoud, ver van mensen, moet je beschermen en niet aanraken. Maar dat geldt niet voor de bossen hier, die volledig door ons worden gevormd en ingekaderd, door landbouw, wegen, klimaatverandering. En door bosbranden te blussen, want daarmee schakelen we een belangrijk natuurlijk selectiemechanisme uit.’

Zo’n door mensenhanden gevormd bos moet je beheren. ‘Als je dat niet doet, wordt het in de eerste fase juist eenzijdiger en minder biodivers. Er zullen vooral een paar struiksoorten gaan groeien, de wind wordt droger en de bodem erodeert. Voor een biodivers bos heb je verschillende lagen nodig, van kruiden tot struiken, van kleine bomen tot grote bomen. Dan blijft de biodiversiteit niet gelijk, maar groeit die. En zo zijn er ook andere functies, zoals waterzuivering, recreatie, of koolstofopslag, en met goed beheer kun je al die functies versterken.’

Beltrán formuleert secuur en genuanceerd. We zitten aan een tafel met uitzicht op een bos waar hij verschillende beheermaatregelen onderzoekt. Er vliegt een hop langs, een grappige beige-roze vogel met kuif die vooral van mieren leeft. Op de tafel loopt een grote felgekleurde wants. De natuur is hier overal – zelfs op de blauwe funky blouse van Beltrán waar gekleurde vogeltjes en bloemetjes op staan. Beltrán is in zijn vrije tijd de Spaanse secretaris van Pro Silva, een Europees netwerk van bosbeheerders – ook in Nederland – die pleiten voor bosbeheer op basis van natuurlijke principes.

‘Wij willen maatregelen die goed zijn voor zowel de ecologische als de sociaal-economische weerbaarheid van het bos’, zegt hij. ‘De natuur biedt ons gratis heel veel diensten. Als we leren om aan te sluiten bij die dynamieken, dan wordt het bos veerkrachtiger en rijker. Het onderhoud wordt dan betaalbaarder en dus duurzamer. Maar dan moet je wel de heterogeniteit versterken en leren werken met complexiteit. Je moet bomen individueel gaan beoordelen in plaats van per perceel. Als je dat doet, zal de natuur je gaan bieden wat je nodig hebt. Dat is wat anders dan een bedrijf inhuren dat de hele boel kapt, zonder plan, en op één doel stuurt. Want dat is wat er nog heel vaak gebeurt.’

Abubaka Conteh als zogenaamde “burro” om de geoogste plakken kurk van de voet van de bomen naar de dichtstbijzijnde onverharde weg verderop te dragen © Michele Curel Een vrachtwagen lost de kurkplaten die de vorige dag geoogst werden in Cassá de la Selva, provincie Girona © Michele Curel

Kurk oogsten is per definitie maatwerk. ‘Kurk oogsten zorgt voor gezonde activiteit. Je moet veel struiken verwijderen voordat je gaat oogsten, en paden aanleggen, en dat is precies wat nodig is om de intensiteit van bosbranden te verminderen. Je haalt slechte bomen weg en dunt wat uit. Dat helpt tegen plagen. En de kurkbomen worden er sterker van.’ Het levert ook nog eens een inkomen op. ‘Je kunt er echt niet van leven, maar het maakt het wel mogelijk om voor het bos te zorgen.’

Waarde geven aan het bos, dat is nu net het levenswerk van een bijzondere man die we in het bos ontmoeten, Joan Botey. Met duizend hectare bos in de Gavarres is Botey een echte grootgrondbezitter. Hij loopt rond alsof hij zo jong is als zijn twee honden, maar hij is 84. Ook hij is er persoonlijk bij, elke dag dat er kurk geoogst wordt. Hij heeft een vaste crew van loonwerkers – ook al Marokkaans – die zeer vaardig zijn met de bijl. Botey wil zeker weten dat zijn bomen goed worden behandeld. Hij is een portret. Met zijn cowboyhoed en zijn zonnebril beent hij door het terrein, zaagt stammen om die in de weg zitten, benoemt alle soorten die hij ziet en lardeert alles met kwinkslagen en mooie verhalen.

Botey is ooit opgeleid als chemisch ingenieur, en is sindsdien nooit meer gestopt met experimenteren. Na een grote, traumatische bosbrand in 1973 heeft hij diverse percelen een verschillende behandeling gegeven. Eén behandeling bestond uit niets doen en de zwartgeblakerde kurkeiken onaangeroerd te laten. ‘Zie je wat er is gebeurd? Die bomen zijn veel kleiner gebleven dan de bomen aan de andere kant van de weg, waar ik wel ben gaan oogsten! Pellen werkt dus net als snoeien: de boom krijgt een boost.’ Als kurkeiken goed worden geoogst, kunnen ze wel 250 jaar oud worden, en meer dan vier keer hun eigen gewicht aan CO2 uit de lucht vangen.

Botey nodigt ons uit voor de lunch in zijn historische landhuis, op een prachtige heuvel in het woud. Zijn experimenteerdrift strekt zich uit tot in de keuken. Vandaag is het een ‘emulsie van gazpacho en meloen’ – ‘jahaa, je bent chemicus of je bent het niet’ – en daarna een zeebaars met zelfgemaakte venkelsaus. ‘Mijn zoon zegt dat ik moet stoppen met dit bos en de venkelsaus moet patenteren, want dan word ik rijk!’ Het is een grap, maar wel een serieuze. Botey wil leven van zijn bos en grijpt alle kansen aan die hij ziet. ‘Na kurk is toerisme de belangrijkste inkomstenbron hier. Mensen kunnen hier bijvoorbeeld een ochtend jagen op de houtsnip, voor tweehonderd euro. Dan maak ik ze klaar, voor de lunch.’

Multifunctioneel bosgebruik zit Botey in de genen. ‘Ik heb koeien die perfect zijn om doorgangen te maken in de ondergroei onder de kurkeiken. Maar ze leveren ook nog eens heel fijn ecologisch vlees op. En ik heb jam, daar moet je morgen zeker nog eens voor terugkomen.’ Die is gemaakt van vruchten die hij plukt van de madroño-struik, oftewel aardbeiboom, die overal in het bos onder de eiken groeit.

‘Het is gewoon agroforestry wat ik doe’, zegt hij. ‘En weet je dat het hout van deze struik ook nog eens heel hard is?’ Dat is ideaal voor zijn nieuwe plannetje, dat hij heeft ontwikkeld in zijn werkruimte beneden. ‘Ik ga beschoeiingen leveren van eucalyptushout, dat hier ook groeit. De experts vinden het niks, die zeggen dat eucalyptus te veel water gebruikt. Maar het is onzin. Eucalyptus groeit door de rotsen heen en vindt een eigen waterlaag, waarmee het niet concurreert met andere bomen. In plaats van spijkers gebruik ik nagels van arbutushout. Dat roest niet, en zo kunnen we rivieroevers beschermen. Waarom zouden we daar tropisch hardhout voor importeren?’

In financieel opzicht is kurk het belangrijkste kapitaal op zijn land. ‘Na aftrek van de loonkosten hou ik daar een paar honderd euro aan over, per geoogste hectare. Dat is voor mensen in de stad misschien niet genoeg. Maar ik wil hier leven, ook al leef ik als een franciscaanse monnik.’

Tijdens de industriële revolutie was kurk de motor van de Catalaanse economie, vertelt Josep Espadalé, directeur van het Kurkmuseum in het stadje Palafrugell. In de achttiende eeuw veroverde kurk de wereld, nadat de steenkolenoven de wereld had verrijkt met goed, hard glas. Dat gebruikte men toen niet alleen voor wijn, maar voor alles, dus ook water, parfum, medicijnen. Kurk was een essentiële grondstof. ‘Hier in Catalonië werden hele spoorlijnen aangelegd om de kurk naar de havens te brengen en het te vervoeren naar Engeland en Duitsland, en later de Verenigde Staten, waar de fabrieken stonden. Maar door oorlog en crisis in de twintigste eeuw stortte de handel hier in. Bossen werden gekapt voor houtskool. De productie van wijndoppen werd overgenomen door Portugal, waar bedrijven zaten die ooit door Catalanen waren opgericht.’ Het had allemaal weer terug kunnen komen, zegt Espadalé, zonder die ene uitvinding: plastic. ‘Tegenwoordig gebruikt iedereen plastic voor alles. Door plastic hebben de mensen het bos niet meer nodig.’

Waar nu het Kurkmuseum staat, bevond zich vroeger een oude kurkfabriek, compleet met ovens, watertoren en paardenstallen. Met drie hectare was het tijdens de industriële revolutie de op één na grootste fabriek ter wereld, van welk product dan ook, vertelt Albert Hereu, die ook op dit terrein werkt, in het Catalaans Kurkinstituut. Als directeur van dat instituut is het zijn werk om de markt voor Catalaanse kurk weer nieuw leven in te blazen. Hier worden wijndoppen getest, in een laboratorium, maar er vinden ook experimenten plaats om de isolerende en reinigende eigenschappen van kurk te meten.

Hij pakt een koffer en stalt allerlei typen wijnkurken voor zich uit op tafel. ‘Als je natuurlijke wijnkurk wil, kun je alleen de beste kwaliteit kurk gebruiken, van de derde oogst en later. Maar er is ook gegranuleerde kurk, bestaande uit aan elkaar gelijmde korreltjes, dat is voor de wat goedkopere wijnen. Tegenwoordig heb je ook nog een andere dop, die gemaakt is van kurkpoeder. Het voordeel is dat je dan niet afhankelijk bent van goede kwaliteit.’ Maar of je die moderne kurk, met alle chemie erin, nog kurk kunt noemen, is maar zeer de vraag.

Hereu laat allerlei nieuwe toepassingen zien. Anti-slipvloeren, kunstgrasvelden en pleisterwerk, allemaal te maken van kurkgranulaat. Dit soort ontwikkelingen zijn enorm belangrijk voor de bossen, zegt hij. ‘De waarde van kurk moet omhoog. Hier in Catalonië is maar tien procent van de kurk geschikt voor wijndoppen.’ Om het bos weer toekomst te geven, moeten we de rest van de kurk ook gaan gebruiken.

Keer op keer stuiten we op onze rondgang door de kurkwereld op mensen die hun hart hebben verpand aan de kurk. Niet alleen Catalanen. Ook de Nederlander Arnoud Hanenburg is al tien jaar bezig om de Nederlandse markt klaar te stomen voor kurk, legt hij telefonisch uit vanuit Portugal. ‘Ik was als net afgestudeerd technisch bedrijfskundige al geïnteresseerd in biobased bouwen. Maar ik was direct om toen ik geëxpandeerde kurk tegenkwam. Dat is een zwarte, luchtige plaat die je krijgt als je kurkkorrels verhit, zodat ze openpoppen en door de eigen hars aan elkaar blijven plakken. Dat is pas biobased! Dat is wel wat anders dan al die chemische spullen en die installaties die zo centraal staan in het energieneutrale bouwen van tegenwoordig.’

Hanenburg is een bevlogen pionier. Kurk is duur, zegt hij eerlijk, dus je moet er niet alle spouwmuren mee willen vullen. ‘Je moet het heel slim inzetten op bijvoorbeeld plekken die te vochtig zijn voor andere biobased oplossingen. Of plekken die brandwerend moeten zijn, geluid moeten absorberen of hittestress moeten verminderen.’ En als je geperste kurkplaten afwerkt met een mooie laag kurkfineer, kun je het zo gebruiken als wand- of vloertegel. ‘Als je daar met blote voeten overheen loopt, voelt dat niet koud, zelfs niet in de winter, omdat je alleen maar je eigen lichaamstemperatuur voelt. Dat is echt geniaal.’

Juan Botey op zijn 1000 hectare grote landgoed in het bos van Gavarres, provincie Girona © Michele Curel

Om kurk serieus te introduceren op de Nederlandse markt, is hij nu bezig met allerlei berekeningen en certificeringen. Maar ondertussen is hij alvast begonnen met het andere deel van zijn droom: kurkeiken aanplanten. ‘Meer kurkbos heeft alleen maar voordelen. In droge gebieden kan het een groene gordel vormen tegen verwoestijning. Maar ook in natte gebieden, zoals Nederland, doet de boom het goed. Over twintig jaar wil ik Nederlandse kurk oogsten. Weet je dat de kurkbossen bij Bordeaux zijn aangeplant door Napoleon, in een tijd dat het klimaat leek op het huidige Nederlandse? Dat zijn nu grote, serieuze bossen geworden. Je moet er alleen de tijd voor nemen.’

In de bossen tussen de Pyreneeën en Barcelona begint de kurkoogst op stoom te komen. Vrachtwagens rijden af en aan om de hoge stapels licht materiaal af te leveren bij inkoopbedrijven. De plakken die ik zelf van de bomen heb gepeld liggen halverwege een hoge berg kurk, op een grote opslagplaats van Quality Suber net buiten het dorp Santa Coloma de Farners. Hier worden ze gewogen, gekeurd, gekookt en geperst, waarna ze doorverkocht worden aan fabrieken die granulaat maken of wijndoppen. De coöperatie is opgezet door bosbezitters die niet afhankelijk willen worden van Portugese inkopers.

Maar die laten zich niet makkelijk uit de markt slaan, blijkt wel als we een kijkje gaan nemen bij de Catalaanse tak van Amorim, in het oude kurkstadje Cassà de la Selva. De bergen kurk hier zijn nog hoger. Hier ligt alle kurk die Amorim heeft ingekocht in Sardinië, Zuid-Frankrijk en Catalonië, en na elke vrachtwagen wordt het meer. ‘Ik wil alles hebben’, zegt inkoopdirecteur Josep Maria Casellas, gedecideerd. ‘Deze regio heeft de toekomst. Het klimaat in Portugal en Zuid-Spanje wordt droger. De bossen zijn veel ouder en zijn niet goed verjongd. Maar hier in Catalonië zijn de bossen nog jong en wordt de oogst alleen maar beter.’

Casellas gelóóft in de toekomst. ‘De vraag uit de markt neemt toe, we kunnen niet genoeg vinden. Daarom ga ik hier van deur tot deur om alle slapende boseigenaren te traceren en hun kurk op te kopen, met het kadaster op mijn telefoon. Ik check elke week de satellietbeelden om te zien waar het nat en waar het droog is, zodat ik precies weet wie wanneer het beste kan oogsten.’

De Catalaan in Portugese dienst struikelt bijna over de anekdotes, die afwisselend in het Spaans, Catalaans en Engels uit zijn mond rollen, terwijl hij ons in de auto rondrijdt naar opslagplaats, granulaatfabriek, zijn met kurk beklede huis en tussendoor een lunchroom. Continu wordt hij gebeld door potentiële leveranciers. ‘Weer een stuk grond van achttienhonderd hectare’, zegt hij, als hij ophangt. ‘Nooit geoogst. Mensen hebben geen idee wat er staat. Ik neem alles van ze over, ze hebben geen kopzorgen, wel winst. En ik heb kurk. Als er maar een paar stukken tussen zitten die ik kan gebruiken voor de beste wijnen, de wijnen van duizend euro, die schreeuwen om goede, Catalaanse kwaliteitskurk, dan ben ik al bijna uit de kosten.’

Maar dat we tegelijk moeten zoeken naar toepassingen voor de lage-kwaliteitskurk, daar is hij het helemaal mee eens. ‘Ik zit in allerlei initiatieven, niet voor Amorim maar gewoon voor mezelf.’ Casellas’ familie zit al vier generaties in de kurk, en ook hijzelf heeft een eigen bos. ‘Ik praat met elektrische automerken over kurk rond de batterij. Ik ben bezig met kurk voor onder de treinrails, tegen het geluid.’

Wacht maar, zegt Casellas, tot de Aziaten echt wijn gaan drinken. Of tot de Chinezen ontdekken hoe goed je je huis aan de binnenkant kunt isoleren met kurk. ‘Dan zal de vraag ontploffen. En daarom wil ik elk kurkbos in Catalonië kennen. De helft wordt niet geoogst. En er is nog meer, er zijn ook nog gemengde bossen waar stiekem heel veel kurkeiken in staan. Ik weet het zeker: Catalaanse kurk heeft de toekomst. Wist je dat het Oost-Romeinse Rijk nog duizend jaar bleef bestaan, nadat het Westen was ingestort? Wij zijn hier in Catalonië dat Oost-Romeinse Rijk.’

Een heel belangrijk probleem dat we nog niet hebben besproken, is dat van de bosbranden die hier de laatste jaren zo om zich heen grijpen. Helpt de oogst van kurk bosbranden voorkomen? ‘De vraag is niet helemaal goed geformuleerd’, zegt Martí Rosell, bosbouwkundige bij graf, de divisie binnen de brandweer die zich speciaal bezighoudt met bosbranden. ‘Bosbranden zijn in zichzelf namelijk niet slecht. Ze zijn heel belangrijk voor het ecosysteem en ze selecteren de soorten. Door brandbestrijding zijn de bossen uit balans geraakt en daardoor is het moeilijker geworden om het vuur te beheersen.’

De bossen zijn eenzijdig dichtgegroeid en zijn opslagplaatsen van brandstof geworden, in een klimaat dat steeds heter en droger wordt. ‘Vroeger was er veel meer afwisseling. Er was een mozaïeklandschap van open graslanden en dichte bossen. Door de teloorgang van lokale landbouw en bosbouw is dat verdwenen. Het gevolg is dat zelfs kleine branden zich al binnen een half uur tot extreme bosbranden ontwikkelen. Er komt veel meer CO2 bij vrij en het is veel gevaarlijker voor mensen.’ Vuur is nodig, maar voor de samenleving kun je beter meer kleine branden hebben dan een paar grote, die niet te beheersen zijn. ‘De oogst van kurk en het beheer dat daarbij komt is daar cruciaal voor.’

Terwijl brandweerlieden in de zaal via webcams bossen in de gaten houden, en via een groot scherm in verbinding staan met alle teams en auto’s in de hele provincie, wil Rosell ons twee belangrijke lessen meegeven. ‘Ten eerste dat we moeten leren leven met branden. Dat betekent dat je het landschap moet inrichten en niet alles kunt laten verwilderen. En ten tweede: je kunt niet straffeloos alles wat het bos ons bood vervangen door iets anders. We stoken nu op gas in plaats van brandhout. We gebruiken plastic in plaats van kurk. En we voeden onze dieren met soja uit Zuid-Amerika. We zijn niet meer afhankelijk van ons eigen landschap. En daardoor is er ook niemand meer die ervoor zorgt. Pas als je er economisch belang bij hebt, kun je gaan werken aan de inrichting van je bos en je landschap.’

Rosell hoopt dat we die les ook in Nederland ter harte nemen. ‘We geven trainingen aan de Nederlandse overheid. Het lijkt misschien ver van jullie bed, maar ook daar zien we al dat kleine branden kenmerken vertonen van extreem vuur. Het klimaat wordt heter en droger. Wacht maar af, het vuur komt vanzelf jullie kant op!’

Dat mozaïeklandschap is precies wat Botey bedoelt, zegt hij, als we de oude boseigenaar nog een keer opzoeken. We moesten immers nog zijn speciale madroño-jam proberen. En vooruit dan, ‘een heel speciaal wijntje van een druif die alleen bij mijn buurman groeit’, zegt hij met pretoogjes, alsof wij de eersten zijn die dit mogen weten. Vanaf de veranda wijst hij naar de overgangen in type landschap die we in de vallei kunnen zien. ‘Vroeger zeiden ze dat ik het bos kaal moest houden, dat was beter tegen bosbranden. Maar ik heb zelf onderzoek gedaan naar vochthuishouding en wat blijkt: als je een kleine laag struikheide hebt, en er komt wind van de zee, dan blijft het vocht juist achter de struiken hangen. Dat levert meer water op dan de regen! Je hebt dus een afwisseling nodig tussen kale plekken en plekken waar juist struiken staan om het bos vochtig te maken. Kijk, zie je die koeien? Die grazen daar binnen een flexibele omheining. Dat loopt over in een perceel waar ik het bos dicht en vochtig hou. Daarna komt een stuk open land, voor mijn biologische moestuin. En daarna een weg. Ik wil alle voordelen combineren van alle typen bos, en zo kom ik ook bij mozaïeken uit.’

In de verte klinken de kraakheldere tonen van de wielewaal, de beroemde gele vogel die zich bijna nooit laat zien. Hij komt af op de kersenbomen. ‘Mensen staan tegenwoordig heel, heel ver af van het bos’, zegt Botey. ‘Ik ben nog bijna de enige die er ook zelf woont.’ Het is niet dat hij geen fouten maakt. ‘Integendeel. Sommige dingen die ik probeer, werken niet. Maar ik zie wat na vijftig jaar de gevolgen zijn, en ik leer ervan.’ Dat kan een overheid of een multinational, ver weg in de hoofdstad, niet. ‘Ik ken ambtenaren die goede kennis hebben, maar die verdwijnt vaak in de la omdat hun afdeling het belang er niet van inziet. Daarom geloof ik het officiële advies ook nooit.’

En dan móet hij ons nog even iets laten zien. ‘Zie je al die dunne en oude kurkeiken, die we nooit zullen oogsten?’ Ze zitten vol maagdelijke kurk die je er moeilijk af kunt krijgen. ‘Dat is toch zonde? Dat laten we nu allemaal verrotten!’ Hij buigt zich voorover om zijn nieuwe snode plan te vertellen. ‘Ik heb een machine bedacht om het er toch af te krijgen. Weet je hoeveel kurk we kunnen oogsten als iemand die eens zou gaan maken?’ Ik luister maar half, want ik ben me vooral aan het afvragen hoe het komt dat Botey met zijn 84 jaar nog steeds niet te stoppen is. ‘Omdat ik word voortgedreven door een droom, een ambitie’, zegt hij. ‘En dat is omdat ik van het bos houd. En omdat ik het nalaat aan mijn kinderen, die er ook van houden. Het bos is mijn leven. Het is een roeping.’

Dit artikel is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten




Gerelateerde artikelen


Gebruikte Tags: , ,


Reageren?



(optioneel veld)
(optioneel veld)

Reactiemoderatie staat aan op deze site. Dit betekent dat je reactie niet zichtbaar zal zijn, tot deze is goedgekeurd door een beheerder.

Persoonlijke info onthouden?
Kleine lettertjes: Alle HTML-tags behalve <b> en <i> zullen uit je reactie worden verwijderd. Je maakt links door gewoon een URL of e-mailadres in te typen.




Terug naar www.frankmulder.info