overig (als boek uitgegeven bij Kok Boekencentrum)
Staan in de wereld van nu
Eind vorig jaar heb ik gewerkt aan een nieuwe vertaling van het allereerste boek van Jacques Ellul, Présence au monde moderne. Het is intussen verschenen bij Kok Boekencentrum. Het boekje, datEllul 75 jaar geleden al schreef als soort van inleiding op de rest van zijn werk, is nog steeds heel actueel. Het is een prikkelende analyse over de roeping van christenen in een tijd van techniek en propaganda.
256 x bekeken- Lees ook: Power to the Pieper! (De Groene Amsterdammer)
Toen een vriend me vroeg welk boek me het meest helpt om als volgeling van Christus te leven in de moderne maatschappij, hoefde ik maar even na te denken. Ik zocht al snel mijn boekenkast door, op zoek naar het vergeelde exemplaar van een boekje van de Franse socioloog Jacques Ellul dat in 1951 in het Nederlands was vertaald: Présence au monde moderne. Blijkbaar heb ik eerder met dat boekje gezwaaid, want het was weg. Het exemplaar dat ik ooit had, was misschien wel het laatste, want zelfs boekwinkeltjes.nl herkende de naam niet meer.
Zo ontstond het idee om het dan maar opnieuw uit te geven. Het is misschien een beetje merkwaardig om Nederlanders die willen nadenken over de wereld van nu te belasten met een boek van 75 jaar geleden.Toen dit boek uitkwam, in 1948 in Frankrijk, en drie jaar later in Nederland, was de Tweede Wereldoorlog net voorbij, zaten de kerken nog vol en had geen mens nog televisie. Van de Europese Unie of van dekolonisatie, laat staan van sociale media, had nog niemand gehoord. Bovendien is het een boek dat qua stijl en inhoud niet heel makkelijk is, waar we af en toe echt ons best voor moeten doen. Toch denken we dat de inzichten van Ellul ons kunnen helpen bij het staan in de wereld van nu.
Zo ontstond het idee om het dan maar opnieuw uit te geven. Het is misschien een beetje merkwaardig om Nederlanders die willen nadenken over de wereld van nu een boek in handen te geven van 75 jaar geleden. Toen dit boek uitkwam, in het Frankrijk van 1948, was de Tweede Wereldoorlog net voorbij, zaten de kerken nog vol en had geen mens nog televisie. Van burn-out of van sociale media had nog niemand gehoord. De wereld van Ellul lijkt in eerste instantie ver af te staan van die van ons. Hetzelfde geldt voor zijn stijl en zijn toon. Je moet soms door pittige paragrafen heen voordat je wordt meegenomen door zijn betoog. Toch is dit boek voor veel mensen een onmisbare inspiratiebron geworden voor het doordenken van onze positie als christen in de wereld van nu.
Dat komt allereerst door zijn kritische analyse van techniek, geld, politiek en macht. Daar zou hij later vele boeken over schrijven, maar in dit boek zien we er al een begin van. Terwijl Europa vol inzette op wederopbouw en economische groei, en de kerken zich daar volmondig achter schaarden, bleef Ellul achterdochtig ten aanzien van ‘vooruitgang’ en waarschuwde hij dat de technische maatschappij zal uitlopen op diepe economische, ecologische en sociale crises. Veel ontwikkelingen waar we ons hoofd nu over breken, zag hij al van mijlenver aankomen. Vandaar ook de titel van een Frans boek dat een aantal jaar geleden over hem verscheen: De man die (bijna) alles heeft voorzien.
Ten tweede komt het door zijn eigenzinnige benadering van geloof. Ellul was atheïstisch opgevoed, in een land waar geloof een marginale betekenis had, maar hij maakte een radicale bekering mee. Hij zag het evangelie van Jezus Christus als een openbaring die alles in de wereld in een ander licht zet. Maar geloof werd voor hem nooit een systeem van leerstellingen. Theologie moet geworteld zijn in harde realiteit, vond hij, tussen de activisten en de arbeiders, de ambtenaren en de criminele jongeren waar de politie op joeg. Daardoor kan hij als geen ander laten zien waar het conflict ligt tussen het evangelie en de wereld.
Ellul legt in dit boek uit dat hij niet in ‘christelijke’ oplossingen gelooft voor de problemen van de moderne maatschappij, problemen zoals vervreemding, armoede, uitputting en bureaucratie. Eigenlijk gelooft hij helemaal niet in oplossingen. Wat hij laat zien, is juist dat er een permanente strijd is en dat we die strijd allereerst moeten erkennen. Volgens Ellul is onze moderne technische maatschappij totalitair van karakter. Mensen worden steeds meer onderdeel van anonieme structuren waar ze niet uit kunnen ontsnappen, en alles wat hen menselijk maakt, wordt volledig ingekapseld. Met een beroep op de vooruitgang en de bevrijding van de Mens (met een hoofdletter) moeten mensen steeds gaan leven als radertjes, radertjes in een grote machine die alleen maar groter wil worden.
Dat is voor iedereen erg, maar voor christenen is het een dubbel probleem. Er is namelijk steeds minder ruimte om het geloof ruimte te geven. Misschien nog wel in ons hoofd, of op zondag in de kerk, maar daar wordt het al snel een moraal, een set richtlijnen om een brave burger te zijn die verder gedwee meedoet in de grote groeimachine. Of het wordt juist een politieke stroming, die macht zoekt, en deel wordt van het spel om aandacht, kiezers en effect. In beide gevallen wordt het radicale geloof in Christus, dat uit een andere wereld komt, totaal onschadelijk en krachteloos gemaakt, en buigt het voor de eisen van de groeimachine. Terwijl, zegt Ellul, het goede nieuws van Christus een revolutionaire kracht zou moeten zijn die mensen bevrijdt!
Het is heel makkelijk om Ellul in een verkeerd hokje te stoppen. De ene keer doet hij alsof we de wereld moeten veranderen, de andere keer legt hij uit dat dat nooit kan. De ene keer beroept hij zich op Marx, maar ergens anders fulmineert hij tegen christenen die in een socialistische maatschappij geloven. Hij richt zich expliciet op intellectuelen, maar zegt ook dat denken alleen maar bottom-up kan, geworteld in het dagelijks leven. Ellul houdt zich niet aan hokjes en houdt van tegenstellingen. Om bepaalde uitspraken beter te kunnen begrijpen, moeten we iets weten over zijn persoonlijke leven.
Ellul leefde van 1912 tot 1994 en maakte dus bijna de hele twintigste eeuw bewust mee. Het grootste deel van zijn werkzame leven doceerde hij sociologie en rechtsgeschiedenis aan de rechtenfaculteit in Bordeaux, waar hij zijn hele leven vlakbij bleef wonen. Maar als hij achter zijn schrijftafel zat, overschreed hij de grenzen van welk vakgebied dan ook. Naast sociologie, rechten en geschiedenis leidde dat tot een aanzienlijk theologisch oeuvre. Hij scheidde zijn theologische werk zo veel mogelijk van zijn sociologische werk. Maar hij behandelde dezelfde thema's: geld, macht, techniek, propaganda, de staat. Hoe werken machten, en waar ligt onze vrijheid? Die vraag staat centraal bij Ellul.
In zijn sociologische analyse baseert Ellul zich grotendeels op Karl Marx. Op jonge leeftijd kwam Ellul daar al mee in aanraking. Het was, zegt hij, alsof de schellen hem van de ogen vielen. Ineens viel alles op zijn plek: de armoede in zijn jeugd, de werkloosheid van zijn vader, de arbeid in de fabrieken. De methode van Marx om te zoeken naar sociologische wetmatigheden, en daarbij te letten op de mensen die zijn uitgesloten en gemarginaliseerd, zou Ellul levenslang inspireren. Volgens Marx was het kapitaal de drijvende kracht van de moderne geschiedenis. Ellul beweert dat dit is veranderd. Volgens hem is er een nieuwe kracht ontstaan, en die noemt hij Techniek, met een hoofdletter. Het is een systeem dat zich autonoom uitbreidt en de maatschappij volledig wil omvatten. Ellul bedoelt met Techniek niet het gebruik van een of andere machine, maar het fenomeen waarbij alles ondergeschikt wordt gemaakt aan het criterium van efficiëntie.
Hij zou dat later pas verder uitwerken in zijn beroemde boek La technique (The Technological Society), maar in dit boek vinden we daar al de kiemen van. Hij schrijft dat tegenwoordig alles middel is geworden. ‘Er is geen doel meer. Wij weten niet meer waarheen we op weg zijn. Wij zijn onze gemeenschappelijke doeleinden vergeten, we beschikken over onmetelijke middelen, en we hebben buitengewone machines in gang gezet om nergens te komen. […] Zo zijn mensen, die oorspronkelijk het doel waren van elk humanistisch stelsel dat zich bezighield met de middelen, de mensen die nog steeds in de politieke discussies geproclameerd worden als doel, in werkelijkheid volkomen veranderd in een middel van juist die middelen die hen moesten dienen, zoals de economie of de staat. Wil de economie vlot verlopen, dan dienen mensen zich te onderwerpen aan de eisen van de economische machinerie, dan moeten ze totale producenten worden die al hun krachten ter beschikking stellen van de productie, dan moeten ze gehoorzame consumenten worden die blind alles verzwelgen wat de economie in hun mond stopt, enzovoorts.’
Ellul groeide op in een tijd van grote massabewegingen, van opkomend fascisme en communisme. Dat maakte hem diep achterdochtig voor alles wat mensen ondergeschikt maakt in naam van iets hogers. Maar daarbij kwam een diepe bekeringservaring die hij meemaakte op zijn twintigste. Hij was nooit met het geloof opgevoed, maar hij wist zeker dat het God was die zich had laten zien. Een paar jaar lang worstelde hij hiermee. Hij ging het christendom heel kritisch bestuderen, maar maakte uiteindelijk de keuze om zijn leven radicaal aan Christus te wijden. Hij sloot zich aan bij de kleine protestantse kerk in Frankrijk. Hij liet zich diepgaand inspireren door Søren Kierkegaard, die hamerde op het belang van de radicale innerlijke keuze, en door Karl Barth, de theoloog die zich verzette tegen de nazi’s en benadrukte dat Gods openbaring voor ons nooit honderd procent te vatten is en dat we dus altijd kritisch ten opzichte van elk menselijk denksysteem moeten staan.
Ellul gelooft dat de openbaring van God, verpersoonlijkt in Christus, niet in een religie of in een moraal te vangen is. Dan probeer je weer om de vrijheid in een systeem te gieten. Niet religie of moraal, maar geloof is de tegenhanger van Techniek. Geloof is een zaak van liefde, als antwoord op Gods liefde, en dat is vrijheid. Maar mensen willen dat niet. Ze stellen hun vertrouwen liever in systemen die hun een toren tot in de hemel beloven. De rebellie tegen God is het fundament van ons project om over de wereld te heersen.
Zo is het werk van Ellul doortrokken van twee verschillende benaderingen. In zijn sociologische analyse baseert hij zich op Marx, die historisch kijkt hoe materiële structuren onze vrijheid ondermijnen. In zijn gelovige analyse baseert hij zich op het goede nieuws van Christus die ons vrijmaakt. Er zit een spanning tussen die twee die hij dialectiek noemt. Hij gebruikt nu eens de ene, dan weer de andere denkwijze, ook al zijn ze tegengesteld. De spanning daartussen kun je niet oplossen met een denksysteem. Je zult die spanning moeten leven. We zijn niet vrij, we zijn slaven in onze moderne maatschappij. Maar tegelijkertijd kunnen we met de radicale, op geloof gebaseerde vrijheid, anders in die systemen staan.
Dit bracht Ellul ertoe om een leven te leiden van permanent verzet. ‘Vrijheid begint met nee zeggen,’ zei hij. Al in de jaren dertig richtte hij, samen met zijn vriend Bernard Charbonneau, actiegroepen op om mensen weg te rukken uit de propaganda van totalitair links en rechts. Hun motto was toen al, ver voordat de milieubeweging de leus oppikt: denk mondiaal, handel lokaal. Het systeem kun je niet van bovenaf veranderen.
In de oorlog werd Ellul ontslagen als docent aan de universiteit. Samen met zijn vrouw Yvette, met wie hij vier kinderen kreeg, leefde hij op het platteland, tussen de boeren. Hij ging voor in een protestantse gemeente die samenkwam bij hen thuis. Ze waren actief in het Verzet en hielpen mee met het vervalsen van papieren om Joden te redden. Hij kreeg er een Yad Vashem-onderscheiding voor.
Maar zijn verzetshouding bleef, ook na de bevrijding. Na de oorlog nam hij studenten vaak wekenlang mee de bergen in, als een soort van parallelle universiteit buiten de bewoonde wereld. Zoals hij zelf zei in een interview: ‘We riepen de mensen op om zelf de leiding te nemen en om individuen te worden die zelf hun leven leiden, die ontsnappen aan het technische systeem. We werkten in de bergen met jongeren. Ik heb aan heel wat generaties jongeren geleerd om buiten brood te bakken, terwijl we discussieerden over Tocqueville of andere belangrijke, moeilijk te begrijpen schrijvers.’
Hij werd een voortrekker van de milieubeweging, met zijn actiecomité tot behoud van de kust van Aquitanië. Hij werd leider van een organisatie die opkwam voor delinquente jongeren en de overheid adviseerde over een betere omgang met deze groep. ‘Het ergste wat je kunt doen met onaangepaste jongeren, is ze aanpassen,’ zei hij. ‘Je moet hun slechte onaangepastheid veranderen in goede onaangepastheid.’
De ervaringen van kort na de oorlog waren heel belangrijk voor Elluls visie op politiek en staat. Hij was enige tijd adjunct-burgemeester van Bordeaux, maar hield daar al snel mee op, teleurgesteld over de bureaucratie waar hij in verzeild raakte. Hij was ook teleurgesteld over de oude partijpolitiek die al direct na de oorlog weer de kop opstak. Zijn conclusie: politici kunnen het technische systeem helemaal niet bijsturen, hoe hard ze ook roepen van wel. Iedereen is in de greep van het technische denken. Iedereen wil de wereld verbeteren door massale organisatie of propaganda, maar dat systeem neemt eigen wetten mee die je niet kunt sturen.
Filosofen die alleen zijn sociologische werk lezen, vinden Ellul vaak fatalistisch. Toch benadrukt hijzelf keer op keer dat er een goddelijke werkelijkheid is die nooit door Techniek opgeslokt kan worden. De wereld wordt langzaam omgebouwd tot machine. Dat kunnen we niet veranderen. Maar God blijft van buitenaf tot ons spreken, en ons aansporen om zand in de machine te zijn. Niet zand gooien, maar zijn. Niet om Gods koninkrijk te bouwen, maar om te getuigen dat het komt. Dat is volgens Ellul een anarchistische positie. Niet anarchistisch in de zin van chaos, maar in de zin van: afzien van macht en beheersing (an-archè), want techniek komt ten diepste neer op macht. En dat is iets anders dan passief zijn, liet hij in zijn hele leven zien.
Zoals hij in dit boek al schrijft: ‘De enige vruchtbare aanval die we tegen deze structuren kunnen ondernemen, is zorgen dat we eraan ontsnappen en in de marge gaan leven van deze totalitaire maatschappij, niet door haar simpelweg af te wijzen, maar door haar te ziften. Zo zal het dan ten slotte kunnen gebeuren dat in gemeenschappen die een levensstijl hebben van die orde, kiemen van een nieuwe cultuur kunnen opbloeien.’
Toen hem een verkiesbare plaats voor het Parlement werd aangeboden, wees hij dat af, nadat zijn vrouw hem eraan had herinnerd dat je de wereld als volgeling van Jezus niet met macht moet proberen te verbeteren. En in plaats van een academische carrière in het invloedrijke Parijs te zoeken bleef hij liever boeken schrijven in Bordeaux. Toen Ellul overleed, op 19 mei 1994, schreef de krant Le Monde: ‘Werkelijk vrije mensen timmeren, zoals men weet, niet aan de weg.’
Maar die boeken verspreidden zich over de wereld en blijven nog steeds mensen inspireren in de wereld van nu. Als we iets kunnen leren van Staan in de wereld van nu, is het de oproep die het bevat om wakker te worden en anders te gaan kijken. Er is volgens Ellul een strijd gaande tussen deze wereld en het koninkrijk van God. De macht van onze middelen is totalitair, zegt hij, en als we kijken naar de consumptiemaatschappij en de sociale media, de financiële markten en de bureaucratie, de nanotechnologie en de surveillancesystemen, dan heeft hij in de afgelopen 75 jaar alleen maar meer gelijk gekregen.
Maar toch is dit de wereld waar we in geplaatst zijn. We kunnen de strijd niet oplossen of sussen door geloof en wereld een apart plekje te geven, of te streven naar een compromis. We kunnen de wereld niet christelijk maken, en we kunnen het geloof niet aanpassen aan de wereld. We staan met twee benen in twee rijken. Die kunnen we niet verzoenen, maar die spanning onder ogen zien en een plek geven in ons leven is precies de roeping die we hebben.
Bij de vertaling hebben we dankbaar gebruikgemaakt van de oorspronkelijke Nederlandse vertaling uit 1951 van Roel Houwink, van wie we ook de titel hebben overgenomen. We hebben er wel voor gekozen om dichter bij de Franse tekst te blijven, en dan specifiek de herziene uitgave uit 1988, inclusief een extra voorwoord en twee lange voetnoten van Jacques Ellul die hij daarbij schreef. Voor de vertaling van Bijbelteksten hebben we gekozen voor de NBV21, tenzij anders vermeld. Soms past de Herziene Statenvertaling beter, omdat Elluls vertaling dichter bij de grondtekst blijft.
Veel baat hebben we ook gehad bij de nieuwe Engelse vertaling, The Presence of the Kingdom, uit 2016, inclusief voetnoten met achtergrondinformatie van vertaalster Lisa Richmond en David Gill die we mochten overnemen. Het is goed te melden dat deze vertaling nooit mogelijk zou zijn geweest zonder de Karavaan der Zotten, een groep vrienden die net als Jacques Ellul op zoek zijn naar wat het betekent om gelovig te staan in de wereld van nu.
Wie meer wil lezen van Ellul kan in het Nederlands beginnen bij De grote stad, dat een paar jaar geleden in het Nederlands is uitgekomen. Een toegankelijke Engelstalige inleiding op Ellul is Perspectives on Our Age, waarin hij zelf aan het eind van zijn leven terugblikt op zijn leven en denken. Uitgebreide documentatie over Ellul, zijn leven en zijn boeken is te vinden op de Engelstalige website van de Jacques Ellul Society (www.ellul.org) en de Franstalige website van de Association Internationale Jacques Ellul (www.jacques-ellul.org).
Gerelateerde artikelen
- De Bruderhof (3) - Jutta en Detlef (Karavaan der Zotten)
- De Bruderhof (1) - Een dorp zonder geld (Karavaan der Zotten)
- De grote kolonisatie (De Groene Amsterdammer)
- Circulaire zonnepanelen uit Nederland (De Groene Amsterdammer)
- Tegeltuinen, Jacques Ellul en de invloed van techniek (podcasts)
Gebruikte Tags: crisis, economie, ellul, geloof, geluksmachine, geschiedenis, groei, techniek