De Groene Amsterdammer 42 (16 oktober 2024)

Zingende akkers in rivierenland

Met een nieuwe methode van gewasrotatie proberen boeren weer insecten en vogels op hun land te krijgen, in het kader van het BAM-project. Ecologen weten niet wat ze meemaken. ‘Die explosie die we hier zien… Fascinerend.’

5 x bekeken

Beeld: Milo

Waar we vandaag getuige van zijn, is uniek, zegt Anthonie Stip, terwijl hij met de gps in de hand een rechte lijn door de paars bloeiende luzerneklaver loopt. ‘Na al die jaren slecht nieuws, jaar na jaar, alleen maar minder insecten… Dat doet wat met je. Ik wist dat de natuur veerkrachtig is. Maar die explosie die we hier zien… Fas-ci-nerend. En dit is geen natuurgebied, hè, dit is alleen maar conventionele akkerbouw. Dit is de Bommelerwaard, hier wordt heel hard geknald. Als dit híer kan… dan is er hoop.’

De jonge ecoloog, die namens De Vlinderstichting landbouwprojecten evalueert, loopt geconcentreerd over de akker, door de luzerne en de tarwe naar een strook met kruiden en bloemen, en hij turft, terwijl zijn hoofd systematisch van links naar rechts beweegt. ‘Sluipwesp. Honingbij. Icarusblauwtje. Die komt uit de rolklaver, daar achter bij de weg. Grasmot. En daar: grote langlijf, een zweefvlieg. Die kan als larve wel honderd luizen eten. Dat wil je, als je boer bent! Wéér een icarusblauwtje. Bijenwolf – een grote wesp die alleen komt als er genoeg bijen te eten zijn.’

Niets ontsnapt aan zijn oog, op deze akker in Kerkdriel in het Bommelse rivierengebied, terwijl er om ons heen druk wordt gezoemd, gepaard en nectar wordt geslurpt. Stip volgt precies zijn ‘transect’ van honderd meter, een lijn die hij gebruikt om de tellingen goed te kunnen vergelijken. Alles binnen tweeënhalve meter afstand schrijft hij op. ‘Zo tellen we vijfhonderd vierkante meter, vier keer per jaar, drie jaar achter elkaar.’ En vandaag zijn dat maar liefst 164 vlinders, libellen, bijen en andere bloemenetende insecten, 24 soorten in totaal. ‘Ik kan je vertellen: dat is veel. Zeker als je bedenkt dat het hoogseizoen nu al weken voorbij is. Op een gewone akker tel ik doorgaans – nou, bijna niks. Wat ik hier in de afgelopen weken heb geteld, heb ik in járen niet meegemaakt.’

Wat een verschil met onze eerste ontmoeting, half juni. Stip leidt me rond over verschillende akkers van boeren die meedoen met de zogenaamde biodiverse akker mozaïek (bam), maar probeert de verwachtingen te temperen. ‘Ik moet nog zien hoe snel dit effect heeft, maar op zich is het een goed plan.’ In het bam-project wisselen boeren commerciële gewassen op een slimme manier af met bloemenstroken én met gewassen die goed zijn voor de bodem en de biodiversiteit, zoals granen, klavers en veldbonen. Het nieuwe zit ’m erin dat ze niet alleen geld krijgen voor natuurbeheer, maar ook voor deze gewassen, die je soms voor menselijke consumptie maar in elk geval als veevoer kunt verkopen. Er is vooral gelet op slimme combinaties. Door het maaien goed te timen en in de winter tarwestoppels te laten staan, moet er in elk seizoen iets te halen zijn voor insecten en vogels. Het doel: de monocultuur in de landbouw doorbreken.

De monitoring wordt uitgevoerd door De Vlinderstichting, Stip dus. Met zijn 33 jaar is hij nog een jonge hond in ecologenland. Hij heeft een eigen podcast, Toekomst voor natuur, waarin hij met allerlei gasten praat over natuur en de plaats van natuur in onze samenleving, waarbij hij oude tegenstellingen probeert te doorbreken. Het idee achter de bam-akkers is goed, zegt Stip. ‘Diversiteit kan natuurlijk nooit kwaad. Maar ik ben wel benieuwd hoeveel zoden dit aan de dijk gaat zetten. We doen al sinds 1975 aan agrarisch natuurbeheer, maar nog steeds gaat de natuur in agrarisch gebied keihard achteruit. Er is zo veel monocultuur gekomen, en het landschap is zo arm en eenvormig geworden, dat ik me wel een beetje afvraag hoeveel zin het heeft om op perceelniveau zo in te grijpen. Voor de terugkeer van planten en dieren heb je wel een bronpopulatie in de buurt nodig, dus de mate van succes hangt helemaal af van de omgeving, of er beken, heggen, dijken, bermen en andere landschapselementen zijn. En dat is in de afgelopen decennia alleen maar eenvormiger geworden.’ Er zijn meer wegen, woningen, industrieterreinen en datacentra bij gekomen. En de landbouw is veel intensiever dan dertig jaar geleden. ‘Er zijn nog wel plekjes groen over, maar dat wordt allemaal gemaaid, gebaggerd en geschoond, want elke vierkante meter land is bestemd voor iets.’

Een eeuw geleden zag ons land eruit als mozaïek, dat kun je zien op oude kaarten en tekeningen. ‘Mensen hadden hennep en vlas nodig, voor lijnzaadolie, textielvezels en kleurstoffen. Bloeiende maaigewassen werden geteeld voor veevoer, zoals klaver en luzerneklaver. Dat waren ook rustgewassen waar de bodem door kon herstellen. Maar akkerbouw bestaat nu meestal vooral uit intensieve rooigewassen zoals aardappelen en suikerbuiten. Rustgewassen zoals granen spelen een veel kleinere rol. Begrijp me goed, ik geef daar niet de boeren de schuld van. Ik ken veel boeren die individueel iets anders proberen. Maar het is wat wij er met z’n allen van maken.’

Stip staat aan de rand van een akker in Bern, een dorpje onder Zaltbommel, van een boer die meedoet met bam. Het landschap is hier niet bijster interessant. Weinig heggen, struiken of sloten. De graanstrook is niet opgekomen door het dramatisch natte voorjaar. Er zit wel een grote groep houtduiven op de grond te scharrelen en we ruiken de zachte geur van zogenaamd reukgras op het perceel ernaast. ‘Ik ben heel benieuwd wat voor effect het heeft als zo’n conventionele boer de bam-methode gaat volgen. We gaan het zien. Als hij het een paar jaar volhoudt, gaan we verschil zien. Maar dit jaar zal het lastig worden.’

Ook in Well, een stukje verderop, is de grond in juni nog zo nat als een spons. Er is iets meer opgekomen. De kruidenstroken beginnen hun geur al te verspreiden en de luzerneklaver ziet er al groen uit. Insecten zijn er nog niet veel. Stip kijkt met enige reserve naar de boer die het aardappelveld aan het spuiten is. ‘Dat helpt natuurlijk niet. Maar hij heeft amper keuze als hij zijn oogst niet verloren wil laten gaan door de phytophtoraschimmel. We zijn padafhankelijk geworden, heet dat.’ We zitten in een systeem dat zo op opbrengstmaximalisatie is gericht dat je daar als enkeling moeilijk aan kunt ontsnappen. ‘En boeren zijn niet de enige. Wat te denken van die middelen die worden gespoten tegen de eikenprocessierups? En die honden die vrij rondlopen met een antivlooienmiddel, imidacloprid? Dat is in de landbouw verboden. En het gaat wel om twee miljoen honden.’ We zitten met z’n allen in hetzelfde chemische schuitje.

En toch is de omgeving prachtig. Dit perceel ligt binnen de zomerdijk van de Maas en loopt tot aan de rivier. Dat zorgt al meteen voor een grillige en diverse rand. Overal bosjes en hagen, hopen zand en stenen, hekjes en paden. Recht boven de rivier jagen twee wulpen overmoedig achter een kraai aan. Een zangvogeltje genaamd cetti’s zanger knalt met een explosieve zang uit de bosjes, en op een paaltje zit een roodborsttapuit te loeren naar insecten voor zijn of haar kroost. ‘Dit stukje hier is heel rijk en divers. Dit kan de bronpopulaties herbergen van soorten die zich weer kunnen uitbreiden naar de akkers, als die diverser worden.’

Een dikke koningin van een aardhommel zoemt langs de rivieroever. ‘Die kan hier holletjes en gaatjes vinden. Dat is één voorwaarde. Maar ze heeft ook voedsel nodig, en lang ook. Ze is namelijk al actief vanaf februari, want dan maakt ze een nest waar werksters uitkomen. Een paar maanden later volgt nog een tweede nest waar de mannetjes en de nieuwe koninginnen uit komen. Die hebben dan nog de nazomer nodig om reserves aan te leggen voor de winter. De aardhommel heeft dus een heel lange bloeiboog nodig. Dat betekent diverse gewassen, die je niet op elk moment volledig moet maaien. Als je je land een keer te vroeg maait, doorbreek je het aanbod en dan is het in één keer klaar.’

Als natuurgebieden krimpen, bebouwing toeneemt, landbouw eenvormig wordt en alle rommelige hoekjes worden opgeruimd, blijft er niks meer over voor dit diertje, en ook niet voor alle andere insecten met vergelijkbare behoeftes. Een extreem droge of natte periode kan dan de genadeklap geven. ‘Neem nou de vlinders, sinds 1990 is de helft verdwenen! En van sommige soorten, zoals de argusvlinder, zelfs 98 procent.’ De argusvlinder, bekend om de ogen op zijn vleugels – argusogen – was altijd een geliefde vlinder in de Nederlandse weilanden. In de paartijd zitten mannetjes te loeren in de zon naar vrouwtjes, waarbij ze alles wat beweegt aanvallen om hun territorium te verdedigen. ‘Ik heb heel lang onderzoek gedaan naar de oorzaken van de terugval. Ik ben op veel plekken geweest, ik heb veel factoren onderzocht. Dertig jaar geleden zat deze vlinder overal op de zandgronden, maar daar is hij bijna helemaal verdwenen.’ Het lijkt erop dat verschillende oorzaken meespelen, zoals stikstof, klimaatverandering en droogte – maar dat alles in de context van een steeds monotonere omgeving.

En toch moeten boeren verschil kunnen maken, is al heel lang het uitgangspunt van Ben Koks. Hij is een oude bekende in vogelland, vooral door zijn tomeloze inzet voor het behoud van de grauwe kiekendief. Hij bedacht jaren geleden de zogenaamde ‘vogelakker’, die door de Nederlandse en Vlaamse overheid officieel erkend is als natuurmaatregel. Boeren kunnen nu een vergoeding krijgen als ze minder aardappelen of suikerbiet telen en meer luzerneklaver, een veevoer, en meer kruidenrijke stroken, waardoor insecten en vogels de kans krijgen. Maar het concept is niet ideaal. Beheer is niet makkelijk. Kruidenstroken worden overgenomen door ongewenst onkruid. Veevoer levert toch te weinig op, waardoor de boer toch maar wat meer gras inzaait, waar hij zijn drijfmest kwijt kan, wat alsnog funest is voor de biodiversiteit. Of een bepaalde strook wordt net te vroeg gemaaid waardoor akkervogels net hun jongen niet kunnen grootbrengen.

Samen met landbouwdeskundige Sander Bernaerts ging Koks sleutelen aan zijn idee. Door samen te werken met Groningse boeren en met het project Rotterdam de Boer op konden ze een heel draaiboek uitwerken voor boeren om hun akkers te benaderen als mozaïek, op zo’n manier dat de natuur er rijker van wordt, en de boer ook. Er zijn meer gewassen bij gekomen, zoals boekweit, vlas of veldbonen, die nog beter zijn voor dieren en nog gunstiger voor de bodem. Daarbij geven ze duidelijke richtlijnen aan het maaien en beheren, zodat een boer niet per ongeluk een nieuwe vlinderpopulatie kan wegmaaien. Een sleutel vormt ook het graan, dat ecologisch van grote betekenis is, zeker als de stoppels in de winter blijven staan. Dat is namelijk cruciaal voor overwinterende vogels – en voor krekels en sprinkhanen. Want het grote doel is: meer insecten, en daarmee meer vogels, zoals leeuweriken. Of zoals Koks zelf zegt: ‘We willen weer zingende akkers.’

Verschillende landbouwcollectieven – waarin boeren gezamenlijk aan natuurbeheer doen – omarmden het idee al snel. Zoals het Agrarisch Collectief Rivierenland, hier ten noorden van de Maas. Afgelopen najaar hoorden ze van het plan en in no time hadden ze er potjes voor gevonden. Acht boeren meldden zich aan, met vijftig hectare land. Drie boeren rond Rotterdam brachten nog 32 hectare in, en in Groningen liep de teller al snel door tot meer dan honderd hectare.

Een enthousiaste deelnemer is Jos Lamers, akkerbouwer in het Gelderse Herwen. ‘Ik doe graag mee aan maatregelen die de biodiversiteit vergroten’, legt hij telefonisch uit, ‘in strijd tegen al die monoculturen. Ik word er gelukkig van als ik vlinders en vogels op mijn akkers zie. Maar het mooie van dit project is dat het me ook aan een stukje inkomen helpt. De vergoeding is redelijk.’ Het voordeel is vooral dat het Lamers verlost van een risico. ‘In een slecht jaar als dit gaan er heel wat percelen verloren en dan is het geld dat je voor je bam-akker krijgt wel een mooie zekerheid.’ Makkelijk is het niet. ‘Als je heel intensief boert, met veel aardappelen en uien, dan is het lastig om er even een par bam-akkers bij te gaan doen. Maar ik had al ervaring met extensievere teelten, zoals granen, dus ik weet al hoe het werkt. Dan is dit heel goed erbij te doen.’

Anthonie Stip is benieuwd, maar voorzichtig, zegt hij in juni, terwijl we over de zompige paden teruglopen naar de auto in Well. ‘Voordat we verandering zien kan er best wat tijd overheen gaan. Zie het als een winstwaarschuwing!’

Hoe één zomer alles kan veranderen. Kapotgeregende akkers zijn alsnog ingezaaid. De veldbonen bloeien, de luzerne is gemaaid en bloeit al voor de tweede keer. Het graanveld is alweer een stoppelveld geworden. En de lucht: die bruist en gonst van het leven. Overal zingen krekels en sprinkhanen. Bijen zoemen van bloem naar bloem, dikke hommelkoninginnen zijn uitgevlogen en op een sleedoorn aan de rand van het veld zitten wel twintig bonte zandoogjes te zonnen – buiten het transect van Stip, dus deze vlinders mag hij niet eens meeturven. Maar de getallen die hij vandaag en in de afgelopen weken op zijn papier heeft gezet, overstijgen alle verwachtingen, niet alleen aan de natuurlijke oevers van de Maas, maar ook gewoon op deze saaie rechttoe-rechtaan akker in Kerkdriel. Met andere woorden: Stip trekt officieel zijn winstwaarschuwing in.

De iconische leeuwerik laat zich nog niet horen, en ook niet de kiekendief die die leeuwerik weer op het menu heeft. Maar daar is het nu ook niet het moment voor, zegt Stip. ‘Leeuweriken gaan pas in de winter zwermen en nieuw terrein zoeken.’ Voorlopig moeten de sprinkhanen en de krekels de muziek leiden. ‘Ik word daar heel blij van. Net als de gierzwaluw vertrekt, en je zo’n melancholisch gevoel krijgt omdat de zomer voorbij is, begint de grote groene sabelsprinkhaan te zingen. Die gaat door tot de nachtvorst! Dus dan weet je dat de winter nog even uitblijft.’

Doordat de boer het maaien nog even heeft uitgesteld – want ja, ook kruidenstroken moeten gemaaid, om vervelend onkruid te voorkomen – is hier een flinke voortplanting losgebarsten. Op een bloeiende herik, een geurige, gele koolzaadsoort, zijn net tien rupsen van het koolwitje uitgekomen. Een lieflijk beeld. Tot Stip uitlegt wat de vlieg aan het doen is die er omheen cirkelt. ‘Die wil een rups om een eitje op te leggen. Haar larve zal bij de rups van achteren naar binnen kruipen en ’m van binnen opeten, maar op zo’n manier dat die nog wel zo lang mogelijk doorleeft.’ Luguber verhaal. Het leert ons twee dingen: niet alleen dat de natuur een stuk wreder is dan we soms denken, maar ook dat de ene soort meteen de andere aantrekt. ‘Er komt zich dus al meteen een heel web van soorten vestigen’, zegt Stip.

Het bijzondere aan de verhalen van Stip is dat al die kriebelende, wurmende, zoemende dieren een naam krijgen, een gezicht bijna, waardoor je er pas iets mee kunt krijgen. In plaats van ‘biodiversiteit’ zien we voor onze voeten een distelvlinder opfladderen – een natuurmysterie dat is komen aanvliegen uit Zuid-Europa, binnenkort sterft, maar niet zonder kinderen achter te laten, die straks doodleuk weer terugvliegen naar Zuid-Europa, waar ze nooit zijn geweest. De verhalen zijn adembenemend, maar je hebt wel een verteller nodig.

Het bam-project is nu nog bescheiden van omvang, maar wat zou dit voor de akkerbouw kunnen gaan betekenen? We hebben 11.500 akkerbouwers in Nederland. Daarvan telen er 650 nu al graan, oliezaad of eiwitgewassen, die kunnen sowieso met de akkermozaïeken aan de slag. De rest zal eerst naar de markt kijken, om te zien of we inderdaad meer nedertarwe gaan kopen en meer plantaardige eiwitten gaan eten, waar dan weer veldbonen voor nodig zijn. Maar stiekem hopen de bedenkers van het project ook nog op iets anders. Wat als Den Haag dit nou eens zou omarmen als erkende natuurmaatregel die recht geeft op Europese landbouwgelden?

Net als we in de auto zitten, wordt Stip gebeld door Koks, het brein achter bam. Handsfree. Hij komt net uit een overleg op het ministerie van Landbouw. Je zou het misschien niet verwachten in deze tijd van patstelling, maar ambtenaren die met hun handen in het haar zitten, omdat hun minister alles anders wil doen, met minder geld, terwijl de natuurdoelen nog gewoon gehaald moeten worden, snakken op dit moment naar maatregelen die goed zijn voor boeren en voor natuur. Het zou wel eens kunnen… dat dit plan precies op het goede moment komt. Maar goed, dit is allemaal nog zo sensitief dat Stip dat nog maar even tegen niemand moet vertellen.

We rijden nog een keer langs Well, aan de Maasoever waar we in juni ook waren, waar de mozaïekakkers zich nu prachtig laten zien in duizend tinten grijs, groen en paars. Vanuit een braamstruik klinkt krekelgezang. En dan valt zelfs Stip even stil. Daar fladdert zowaar… een argusvlinder. ‘Wauw’, zegt Stip. ‘Die had ik hier niet verwacht. Die heb ik hier nog nooit gezien. Dat is nou weer zo’n verrassing van de natuur.’ Dit is een cameramoment voor Stip. ‘Als dit allemaal gebeurt op conventionele, niet-biologische akkers… wat kan er dan nog meer gebeuren?’




Gerelateerde artikelen


Gebruikte Tags: ,


Reageren?



(optioneel veld)
(optioneel veld)

Reactiemoderatie staat aan op deze site. Dit betekent dat je reactie niet zichtbaar zal zijn, tot deze is goedgekeurd door een beheerder.

Persoonlijke info onthouden?
Kleine lettertjes: Alle HTML-tags behalve <b> en <i> zullen uit je reactie worden verwijderd. Je maakt links door gewoon een URL of e-mailadres in te typen.




Terug naar www.frankmulder.info