De Groene Amsterdammer online (24 juli 2024)
Hete hangijzers in het voedselsysteem (2) - landbouw zonder overheid
We moeten niet wachten op de overheid, zegt Marc Jansen van supermarktkoepel CBL, laat de markt maar werken aan duurzame landbouw. Klinkt mooi, zeggen boeren, maar wie gaat het verlies compenseren van de omschakeling naar minder intensief?
- Lees ook: Elementen voor de toekomst: zeldzame aardes (De Groene Amsterdammer)
Varkens buiten in de modder. © Rob Voss / ANP
Wie vijftien jaar geleden zei dat supermarkten zouden gaan werken aan duurzame landbouw, werd nog uitgelachen. Maar toen kwamen de biggetjes, vertelt Marc Jansen, directeur van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de koepel van supermarkten. ‘Biggetjes werden onverdoofd gecastreerd en maatschappelijke organisaties wisten dat met goede marketing op onze agenda te krijgen. Wij zaten daar flink mee. We spraken erover met alle inkoopdirecteuren. Maar die concludeerden dat verandering toch echt van de overheid moest komen.’ Jansen weet nog goed hoe hij dit probeerde uit te leggen in het tv-programma Radar. ‘Een van onze inkoopdirecteuren zat daarnaar te kijken, toen zijn vrouw hem terechtwees. “Jullie kopen dat vlees toch zelf? Dan kun je dat toch gewoon verbieden?” Daarmee gaf ze ons het noodzakelijke zetje. Ze had gelijk: onverdoofd castreren is niet oké. We moeten dat gewoon afschaffen. En dat hebben we dus gedaan, samen met de varkenssector, de Dierenbescherming en de overheid. Op onze kosten.’
Dit zette de deur open voor meer initiatief in supermarktland. ‘We hoeven niet op de overheid te wachten, zagen we, wij kunnen zelf beginnen. Samen met onze ketens. Dus we gingen praten, over het varken met één ster, en de Kip van Morgen. Nieuwe rassen, een lagere hokbezetting. Er kwamen keurmerken en sterren, en voor alles kwamen extra vergoedingen die boeren kregen als ze meededen. En de consument, die kregen we langzaam mee.’
Jansen vertelt zijn verhaal in Leidschendam, in het kantoor van het CBL. We zijn hier omdat de landbouw voor enorme transities staat: mest, stikstof, biodiversiteit, water, klimaat, verdienmodellen. De grote vraag is: wie gaat die transities betalen? De overheid, is meestal het antwoord. Maar daarbij vergeten we vaak dat de overheid, met haar zwalkende beleid en verstorende subsidies, in veel opzichten juist een oorzaak is van veel problemen.
De directeur van het CBL is heel optimistisch over de markt. Volgens hem zijn niet ambtenaren maar ondernemers de motor van verduurzaming. De liberaal – ‘ik ben snurkend lid van de VVD’ – is ervan overtuigd dat ondernemers ook bij de landbouwtransitie heel goed oplossingen verzinnen als ze de ruimte krijgen. ‘Wij kunnen boeren en tuinders een opslag geven als ze diervriendelijker of duurzamer werken. Het kan niet in één keer, want de consument moet langzaam meekomen. Maar we hebben nu veel te vaak een dirigistische overheid die alles verplicht stelt.’
HETE HANGIJZERS
De landbouw moet fundamenteel anders, maar hoe? Minder dieren, meer boeren? Minder overheid? Andere planten? Midden in een gepolariseerde discussie pellen De Groene Amsterdammer en Foodlog de narratieven af om te zien welke waarden eronder liggen. Welke gaan ons helpen aan een duurzaam voedselsysteem? De geïnterviewden zijn in gesprek met elkaar te horen op de website van Foodlog.
Het tegengeluid komt uit de Achterhoek, waar Erwin Wunnekink een melkveebedrijf heeft, midden in het prachtige coulissenlandschap van hagen, heggen en bosranden. De zwaluwen scheren over het erf in Haarlo; ‘zelfs een paartje huiszwaluwen dit jaar’, zegt hij trots. De veehouder loopt dagelijks aan tegen de tekortkomingen van de overheid, en hij is blij dat boeren uit de markt vergoedingen kunnen krijgen voor ecologische diensten, maar die zijn bij lange na niet voldoende voor de transitie die er moet komen.
Wunnekink laat de oude stal zien, waar zijn opa zes koeien had. Sindsdien zijn er twee stallen bijgekomen. ‘Ik ben bezig om de dieren te kruisen met een ander ras, dat minder melk geeft maar wel veel robuuster is en ook nog vlees oplevert.’ Af en toe moet hij de telefoon opnemen, voor collega’s uit Den Haag, want hij is ook voorzitter van de LTO-vakgroep melkveehouderij en wil dus met zijn neus boven op de plannen van de nieuwe coalitie zitten.
Keurmerken en vergoedingen uit de markt hebben veel effect, zegt hij. ‘In mijn tijd als bestuurder bij Friesland Campina werkte ik nog mee aan Planet Proof, zodoende weet ik precies wat wel en niet werkt. Ik krijg zelf een opslag van twee cent per liter voor weidegang en duurzame energie. Als er geen wachtlijst was, zou ik ook wel willen meedoen aan Beter voor Natuur & Boer van de Albert Heijn, en dat is zelfs zes cent. Dat is een flinke plus. Die zestigduized euro die dat een gemiddeld bedrijf oplevert is toch een mooie bijdrage aan kosten die je moet maken voor dierenwelzijn.’ Maar er is wel een probleem. ‘Met zo’n keurmerk krijg je het idee dat je goed bezig bent. Maar het frustrerende is dat alles na een paar jaar toch toch weer anders moet. We blijken alweer te veel broeikasgassen uit te stoten, te veel mest te produceren, te veel stikstof.’ Zijn conclusie: ‘De prikkels uit de markt brengen ons niet bij een duurzame landbouw.’
Jansen heeft in het verleden ook een tijdje voor de land- en tuinbouworganisatie LTO gewerkt, als lobbyist. ‘Ik leerde toen dat ons hele voedselsysteem is gebouwd op subsidies. Subsidies zijn belangrijk voor innovaties. Maar als ondernemers structurele subsidies krijgen, worden ze afhankelijk van de grillen van de politiek. Het gaat altijd politici en ambtenaren aantrekken die daar van alles mee willen, die regels verzinnen en beleidsstukken maken die telkens weer anders zijn.’ Boeren en tuinders moeten niet zo amechtig naar de overheid kijken voor een oplossing, vindt de CBL-directeur. ‘Mijn stelling is: zorg dat je daar zo min mogelijk afhankelijk van wordt! Dan krijg je veel meer vrijheid om het zelf goed te gaan doen.’
Maar brengt zo’n Beter Leven-ster ons waar we willen? Het blijft intensieve veehouderij. ‘Nou, alleen al in de pluimveesector heeft die ene ster ervoor gezorgd dat er een miljoen kippen per week minder worden geslacht, doordat het nu meer gaat om kwaliteit dan om kwantiteit’, antwoordt Jansen. En er gebeurt nog veel meer. Er zijn inmiddels keurmerken voor onder meer palmolie, duurzame visserij, weidegang van koeien. ‘Nu werken we aan de eiwittransitie’, zegt Jansen. ‘Een groter deel van onze eiwitten moet uit planten gaan komen. Het gaat langzaam. Maar het is veel beter en effectiever dan overheidsdwang.’ Het schap van de supermarkt is volgens hem de ultieme democratische plek omdat het keuzevrijheid biedt aan de consument. ‘Het is onze taak om de consument langzaam mee te nemen op het pad naar duurzaam voedsel.’
Toen Wunnekink in 2022 overstapte naar LTO, besloot hij alle wetgeving die gaat komen eens op een rij te zetten. ‘Er is gedonder met mest. In 2027 komt de Waterrichtlijn – echt de grootste schok van alles. Dan het klimaat – de landbouw moet voor vijf megaton minder uitstoot zorgen, maar niemand weet precies waar en hoe. Er komen heel grote ingrepen aan. En er is geen keurmerk dat me de juiste kant opleidt!’
Keurmerken zetten wel aan tot kleine stapjes op één duurzaamheidsdoel, maar werken een ander doel vaak weer tegen. Wunnelink geeft een voorbeeld: ‘De keurmerken vragen nu van me om minder CO2 uit te stoten. Dat kan ik bereiken door meer mais te telen, maar dan gaat de stikstofuitspoeling omhoog en dat is slecht voor de waterkwaliteit. Ik kan ook het gras sneller maaienm, zodat de koeien jong gras krijgen dat sneller door hun maagstelsel gaat. Dan stoten ze minder uit. Maar kort gras draagt veel minder bij aan biodiversiteit. Maar daar sturen de keurmerken niet op!’ Voor een bodemsturend beheer, dat goed is voor water, krijg hij geen enekel prikkel uit de markt.
De melkveehouder wijst naar zijn weiland, dat is omgeven door bossen, water, hagen en bosranden. Met aan één kant het riviertje de Berkel. ‘Ik kan met de centen die ik vanuit de markt krijg wel maatregelen nemen voor dierenwelzijn en voor klimaat. Maar zie je dit landschap? Er is eigenlijk een retentiegebied nodig, want de rivier is in het verleden veel te recht gemaakt. Maar daar kan ik met dat geld niet voor zorgen.’
Hij wil graag meer doen aan de diversiteit. ‘Ik wil die houtwal daar rechts van mijn weiland eigenlijk doortrekken, zodat er een groene verbinding ontstaat. Ik wil legsels beschermen. Ik hou van vogels, ik geniet van de zwaluwen en de sperwer die op de paal zit. Ik wacht al langer met maaien, zodat de dieren meer kans krijgen. Ik vind het leuk om te doen. En die houtwal, die ga ik op eigen kosten wel doen. Maar écht langer wachten met maaien, dat kost te veel. En echt investeren in houtwallen, dat kost me heel veel land, en dus opbrengst! De markt gaat dat niet voor mij betalen.’
De conclusie is voor Wunnekink helder: minder intensieve veeteelt kan alleen als boeren betaald worden voor de maatschappelijke diensten die ze leveren. ‘Daarvoor heb je echt een overheid nodig.’ Al was het alleen al vanwege de boeren die voor de export produceren. ‘Wat doe je met al die boeren die hun melk naar het buitenland exporteren, in de vorm van kaas? Wie gaat hun maatschappelijke diensten vergoeden? Wat de supermarkten via de ketens weten te compenseren helpt alleen de boeren die aan de supermarkten mogen leveren!’
Jansen moet Wunnekink deels gelijk geven. ‘We kunnen niet als enige onze standaarden verhogen, dat zou Nederland de exportpositie kosten. Dus dat moeten we Europees aanpakken. Maar ik denk wel dat we langzaam kunnen veranderen. We moeten in Nederland langzaam overstappen op producten met hogere meerwaarde.’ En ook buitenlandse ondernemingen laten zich heus niet alleen leiden door kortetermijnwinst. ‘Bedrijven hebben veel meer aan betrouwbare partners, waar ze langetermijnrelaties mee hebben, die goed voor hun omgeving zorgen.’
Natuurlijk blijft er in veel gevallen een overheid nodig om algemene belangenafwegingen te maken en vervolgens doelen te stellen, erkent de CBL-man. ‘Neem stikstof, dat is zo groot en politiek, dat moet je niet alleen bij de markt leggen. Dat is iets waar de politiek afwegingen moet maken. En de overheid moet dan duidelijke doelen stellen, op lange termijn. Maar juist die overheid blijkt dan heel grillig.’
Koeien in de wei. © Laurens van Putten / ANP
‘Ik geloof in een andere aanpak, ergens tussen Jansen en Wunnekink in’, zegt Hermen Vreugdenhil. Hij probeert boeren, ondernemers, ecologen én overheden te verbinden. Dat deed hij jaren in de Provinciale Staten van Noord-Brabant, namens de ChristenUnie, en tegenwoordig als directeur van het Collectief Rivierenland. ‘Jansen heeft gelijk omdat ketenconvenanten absoluut de beste resultaten opleveren. Dierenwelzijn, stikstof, noem het maar op: het werkt het beste als de marktpartijen zelf verantwoordelijk zijn, en als de overheid niet allemaal regels oplegt die in de praktijk niet goed werken of zelfs contraproductief zijn.’
De overheid moet randvoorwaarden stellen en voor het kader zorgen. ‘Maar begin alsjeblieft onderop. Dat is het enige wat werkt, dat zie ik elke dag weer. Bij mij in de buurt in West-Brabant zit Hak. Dat bedrijf sluit directe contracten met boeren en stelt daar eisen bij over biodiversiteit. Ik zie met mijn eigen ogen het land verbeteren.’ Maar dan komt de volgende stap. Uiteindelijk leidt het natuurbeheer dat we willen natuurlijk tot een flinke inkomstenderving. ‘Agrariërs moeten diensten gaan leveren waar een budget voor moet komen. We moeten eerlijk zijn: dat gaat de markt niet leveren.’
Eén fout uit het verleden moet volgens Vreugdenhil in ieder geval niet herhaald worden: ‘Een grote subsidiepot maken. Het vorige kabinet maakte 25 miljard euro vrij voor stikstofregelingen. En wat gebeurt er? Grote adviesbureaus duiken erop, met uurtarieven waarvan je achterover slaat. Allerlei overheden gaan hun plannen toeschrijven naar het binnenharken van dat geld. Het gaat niet helpen! Het maakt het nog erger, want er worden boeren voor veel geld uitgekocht, wat alleen maar de grondprijzen opdrijft, en het wordt voor de overblijvers alleen maar moeilijker om duurzamer te boeren.’
Hij verwacht niet alle heil van de markt, maar ook niet van de overheid. ‘Ik heb lang genoeg in de politiek gezeten om te zien hoe kort de beleidshorizon is. Daar kan een ondernemer, die langjarige contracten en hypotheken heeft, niet op varen. Ik geloof in de coöperatieve gedachte. In het Rivierengebied werken we met 632 agrariërs die samen op vijfduizend hectare aan natuurbeheer doen, dus bomen, heggen, hagen, plasdrasgebieden, weidevogelbescherming – alles. Wij kunnen samenwerken en oplossingen verzinnen, samen met allerlei partijen die meedoen. Het komt van onderop. En ja, dan hebben we overheidsbudget nodig, maar omdat we ook heel veel geld aan landschapsonderhoud besparen, kost dat de samenleving per saldo veel minder. En de boeren die voor de export produceren, doen hier ook gewoon aan mee.’
Die regionale aanpak is precies wat we nodig hebben, zegt Wunnekink. ‘In sommige dossiers, zoals klimaat of dierenwelzijn, moet je internationale normen afspreken. Sommige dossiers, zoals water, moet je nationaal regelen, dat is een gemeenschappelijk goed waar de overheid voor moet zorgen.’ Maar biodiversiteit en landschap – dat kan alleen maar regionaal. ‘Kieviten beschermen in Friesland is veel makkelijker dan hier in de Achterhoek. Varkens kun je veel beter dicht bij de stad houden, waar de reststromen zijn en het voedsel nodig is.’
Het ontbreekt volgens de veehoudervoorman van LTO aan een planologisch kader waarin dat soort afwegingen per regio worden gemaakt. ‘We laten nu alles op zijn beloop. Het gevolg is dat we tegen grenzen aanlopen, worden gedwongen tot een algehele krimp, boeren moeten uitkopen, waarna er alleen nog maar grote jongens overblijven met honderden koeien. Het wordt alleen maar intensiever. En dat is iets wat de markt niet gaat oplossen. Daarin moet de overheid de leiding nemen.’
En boeren die dan meer de natuurwaarden moeten gaan leveren, die moeten daar gewoon voor betaald krijgen, vindt hij. ‘Als ik zie wat Natuurmonumenten krijgt voor natuurbeheer, denk ik: nou, voor dat geld zou ik dat ook wel willen doen. Dat geld komt niet uit de markt. Dat moeten we zien als publieke dienst, en daar zal de samenleving dus met elkaar voor moeten gaan betalen.’
Beluister de podcasts op Foodlog
Gerelateerde artikelen
- We moeten waarde uit het bos halen (overig)
- Hete hangijzers in het voedselsysteem (3) - Keurmerken (De Groene Amsterdammer)
- Zingende akkers in rivierenland (De Groene Amsterdammer)
- De toekomst is van kurk (De Groene Amsterdammer)
- Tuinders willen zelf ook weten hoe duurzaam ze zijn (De Groene Amsterdammer)
Gebruikte Tags: duurzaam, landbouw, voedsel