De Groene Amsterdammer 42 (17 oktober 2013)
De Mammon is dood, en wij hebben hem vermoord
Kapitalisme is meer dan een model. Het is een religie, betoogt een groeiend aantal eigenzinnige denkers. Kunnen economen iets leren van de theologie?
492 x bekeken- Lees ook: Kapotte families (Nederlands Dagblad)
“Hebt gij niet gehoord van de dolle mens, die op klaarlichte morgen een baar goud nam, de handelsvloer opliep en onophoudelijk riep: 'ik zoek Mammon! Ik zoek Mammon!'”
Klinkt bekend? Het is de beroemde parabel van Nietzsche, van de dwaze mens die God dood verklaart. Maar dan in de versie van de Engelse wetenschapper Philip Goodchild. Bij hem is de god van het geld aan de beurt. Zo gaat het verder: ‘Omdat er daar juist veel van die lieden bijeenstonden die niet aan Mammon geloofden, verwekte hij een groot gelach. ‘Is hij soms uitgekocht?' vroeg de een. 'Is hij failliet gegaan?' vroeg de ander. 'Of is hij naar China vertrokken? Naar een belastingparadijs?' - Zo riepen en lachten zij door elkaar. De dolle mens sprong midden tussen hen in en doorboorde hen met zijn blikken. 'Waar Mammon heen is?' riep hij uit. 'Dat zal ik jullie zeggen! Wij hebben hem gedood - jullie en ik! Wij allen zijn zijn moordenaars! Maar hoe hebben wij dit gedaan? Hoe hebben wij de zee van rijkdom kunnen leegdrinken? Wie gaf ons de spons om de grootboeken uit te gummen? Wat hebben wij gedaan, toen wij onze bezittingen van de risico's loskoppelden? In welke richting bewegen wij ons? Vallen wij niet aan één stuk door? Dolen wij niet als door een oneindig niets?”
download artikel in pdf |
De God van het geld is dood, en wij hebben hem vermoord, betoogt Goodchild in zijn verhaal over de schuldencrisis. In een tijdschrift dat niet wordt gelezen door economen, maar door theologen. En dat is geen toeval, want volgens Goodchild is economie een zaak van theologie. Het is namelijk een verhaal over crisis en verlossing, over belofte en schuld. En er is een macht waar we naar moeten luisteren omdat we zonder zijn adem niet kunnen leven. Dat lijkt verdacht veel op een god. En om dat te analyseren, zo is het idee, kunnen we niet om de theologie heen.
In een lunchrestaurant in Praag zit Tomáš Sedláček aan de gemberlimonade. Deze 36-jarige econoom met adhd-kenmerken raast door het leven als schrijver, theatermaker, universitair docent, adviseur van de premier en chef macro-econoom bij de Tsjechische bank ČSOB. Hij maakte in binnen- en buitenland furore met zijn boek Economie van goed en kwaad. Daarin plukt hij schijnbaar achteloos uit alle economische en theologische bronnen die hij interessant vindt.
Economie is meer dan wiskunde, vindt Sedláček. Economen doen vaak alsof markten rationeel zijn, dat er een of andere intelligentie boven ons hangt die voor rationele uitkomsten zorgt. Maar dat is een mythe. Net als de homo economicus, die continu zijn nut zou willen maximaliseren.
“Wiskundige modellen zijn mooi, maar ze bestaan alleen maar in ons hoofd’, vertelt Sedláček. ‘Mensen zeggen vaak: ze werken in theorie, maar niet in de praktijk. Het is natuurlijk precies omgekeerd. De realiteit werkt, maar onze theorieën zijn nooit helemaal kloppend te krijgen. Daarom verzinnen we er verhalen omheen. Mythen dus.” Dat is helemaal niet erg, vindt Sedláček. Als we maar beseffen dat we ze zelf hebben bedacht. “Maar dat doet de moderne economie niet, evenmin als veel andere wetenschappers. Als je kritisch bent over de modellen, zeggen ze: kom eerst maar vijf jaar bij ons studeren, dan snap je onze bewijsvoering. Ja, dat was precies wat middeleeuwse monniken ook zeiden. Ik vind dat beide groepen verdacht veel op elkaar lijken. Toen moest je studeren bij zwarte jassen, nu bij witte jassen.”
Economen doen alsof de economie een machine is, waar je vat op kunt krijgen. “Maar het lukt ze niet. De economie is geen losstaand ding. Het kan niet bestaan zonder de overheid. De economie is geen machine, de economie heeft een ziel, zou je kunnen zeggen.” Sedláček wil weten hoe die ziel is gevormd. “Het gaat over ethiek, het is een product van onze cultuur, van eeuwenlange discussies over goed en kwaad. Denk aan de Griekse wijsheid, of aan de joods-christelijke theologie. Zonder die erfenis had onze economie nooit in de huidige vorm kunnen bestaan.” Als we die achtergronden beter leren kennen, aldus de Tsjech, kunnen we ook beter de mythen en de religie ontmaskeren in de moderne economie.
Goodchild en Sedláček zijn slechts twee namen uit de groeiende groep mensen die de economie met theologische ogen wil bekijken. Neem geld. Dat is niet te reduceren tot een materieel fenomeen. Leg maar eens een briefje van honderd op tafel tijdens een vergadering. Elke paar seconden moeten onze ogen er even naar kijken. Het is macht in pure vorm, losgekoppeld van tijd en context. Dat zuigt. Theologen noemen dat spiritueel. Twintig eeuwen geleden sprak Jezus al woorden die zelfs zijn volgelingen vaak onverteerbaar vinden: “Je kunt geen twee heren dienen. Je kunt niet God dienen en de Mammon.” De Mammon – een woord dat de betekenis in zich draagt van geld, zekerheid, vermogen – maakt namelijk aanspraak op de goddelijke troon. Het is een afgod. Een onrechtvaardige zelfs, volgens Jezus, één die verblindend werkt.
Hoe kan geld verblinden? Of anders gezegd: hoe kan geld zijn eigen waardensysteem meenemen? Dat wordt duidelijk als we kijken naar twee functies die geld volgens economen van oorsprong heeft. Allereerst is geld een ruilmiddel. We ruilen omdat we daarmee meer welvaart kunnen creëren. Het is daarmee het grote symbool van de wederkerigheid. Door middel van geld kunnen we het kwaad, de schaarste bedwingen. Traditionele waarden, zoals liefdadigheid, worden in een maatschappij die op geld draait verdrongen door het win-winprincipe. Traditionele ondeugden, zoals hebzucht en begeerte, worden daarentegen steeds positiever gewaardeerd.
Anderzijds is geld een rekenmiddel. Ook daarmee beïnvloedt het onze kijk op de wereld. Geld kan niet overal een even goede prijs aan geven. Denk aan liefde, natuur of saamhorigheid. Geld richt zich vooral op materie. Het sluit daarmee aan bij het utilitarisme, dat alles langs de meetlat van pijn en genot legt. Ook via die weg structureert geld de samenleving.
Het kapitalisme is bij uitstek het economisch systeem dat zich door geld wil laten structureren. Maar hierin gaat de invloed van geld nog een stapje verder. Geld kleurt niet alleen onze waarden. Het heeft ook ons vertrouwen nodig, stelt de Britse filosoof Simon Critchley.
“Je kunt niet alleen instrumenteel naar economie kijken”, legt hij uit in een telefonisch interview. “Kapitalisme is veel meer dan een ideologie. We zien onszelf als moderne mensen zonder bijgeloof, maar kapitalisme is een geloof. De economische crisis is een geloofscrisis. In de kern is geld een vertrouwenskwestie. Niet voor niets hadden de Romeinen soms de godin Fides, Geloof, op hun munten staan. Geld is een geloofszaak.”
Dat geld de neiging heeft om op de troon te gaan zitten, zoals Jezus suggereert, herkent Critchley – die zelf overigens atheïst is – ook. “We denken dat we eerbied hebben voor wat we kunnen kopen met geld, maar dat is niet zo. We hebben eerbied voor geld. Financiële markten draaien daarop. Hiermee krijgt onze hele economische orde een religieuze structuur. Het is vreemd dat men daar nauwelijks over nadenkt.”
Dat het kapitalisme een religieuze structuur heeft, betekent niet dat er een religieus dogma is. Er is alleen een religieuze cultus. Dat schreef de Duits-joodse filosoof Walter Benjamin in 1921 al, in zijn traktaat Kapitalismus als Religion. Willem Schinkel, socioloog en filosoof, legt uit wat hij bedoelde. “Kapitalisme is de cultus van de schuld. Die pint ons vast, want we hebben allemaal schuld. Krediet komt van credo, letterlijk ‘geloof’. In het christendom komt er nog een verlossing, maar in deze religie wordt de schuld niet afgelost. De schuld is noodzakelijk. We moeten schulden maken om de consumptie op peil te houden. Kortom, de schuld regeert ons. En omdat we er in vastzitten, kunnen we moeilijk kritiek geven.”
Net als in de oude religies zijn er fetisjen die een spirituele waarde krijgen. Schinkel: “Zoals animistische sjamanen fetisjen maken van beelden, vangen de kredietbeoordelaars de chaotische buitenwereld in simpele beelden en lijstjes. Die krijgen macht, een spirituele waarde die meer is dan het tastbare.”
Denk aan de afwaardering van Griekenland door de kredietbeoordelaars die – als gevolg van computersystemen die blind volgen – een heel continent op de rand van bankroet brachten.
Of aan de centrale bankiers, de hogepriesters van de cultus, die met één verkeerd woord de koersen kunnen laten duikelen.
Deze vergelijking met de priesters van de primitieve cultussen wordt al jaren gemaakt door Bob Goudzwaard, emeritus hoogleraar economie aan de Vrije Universiteit – ook iemand die nooit bang is geweest voor een beetje theologie. Volgens Goudzwaard krijgen alle moderne ideologieën op een gegeven moment religieuze trekken. Ook het kapitalisme. Dat heeft volgens hem te maken met een primitief mechanisme. Namelijk: de omkering van doel en middel.
Als individu of als samenleving streven we legitieme doelen na, legt hij uit in zijn boek Wegen van hoop in tijden van crisis. Welvaart bijvoorbeeld. Of vrede. Maar als die doelen worden bedreigd, grijpen we ieder middel of instrument aan om koste wat kost dichter bij de doelen te komen. Economische expansie bijvoorbeeld, een “middel” dat in 1957 letterlijk in het Verdrag van Rome wordt genoemd als noodzakelijke weg tot welvaart en vrede. Dat is later verder uitgewerkt in nog concretere “middelen”, zoals deregulering van financiële markten, of de Lissabon-eis van 3 procent economische groei per jaar. Iedereen, van minister tot bankier, zegt: “Groei is geen doel op zich, natuurlijk niet, het gaat om welvaart, om vrede, om welzijn. Maar het is wel een noodzakelijk middel.”
Volgens Goudzwaard komen we daarmee echter in een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van dat middel terecht. Er vindt blikvernauwing plaats. En hier wordt het religieus, aldus Goudzwaard, want dit gebeurde in primitieve samenlevingen ook. “Mensen stonden, in geval van dreiging, een deel van hun macht af aan wat ze zagen als hogere machten, afgoden. Dat leidde tot een daadwerkelijke verering, waaraan normen en waarden werden aangepast.” Er moesten soms zelfs mensen voor worden geofferd.
Deze aanpassing van waarden ziet Goudzwaard ook in de moderne economie. Maar dan rationeler en systematischer, en daarmee veel ingrijpender. “Zo is het een deugd geworden om in naam van dynamiek bedrijven op te knippen en over de kling te jagen”, zei Goudzwaard in een gesprek voorafgaand aan de kredietcrisis. “We zijn de financiële markten als de motoren van de economie gaan zien. Zij moeten achter de reële economie aanjagen, om de dynamiek te behouden. Eén van de vorige voorzitters van de Duitse Bundesbank, Hans Tietmeyer, zei eens in Davos: ‘Eindelijk hebben de financiële markten controle gekregen over de politiek.’”
Misschien dat de voormalige baas van de grootste geldmachine op aarde, Lloyd Blankfein van de zakenbank Goldman Sachs, daarom tijdens de crisis met droge ogen durfde te beweren dat hij het “werk van God” doet omdat hij bedrijven aan geld helpt. Hij zei er niet bij welke god.
De omkering van doel en middel wordt ook beschreven door de reeds aangehaalde Philip Goodchild, filosoof en theoloog aan de Universiteit van Nottingham. Hij schreef in 2007 het boek Theology of Money. “Niemand ziet geld als hoogste waarde”, legt hij over de telefoon uit. “Maar ik kijk naar de praxis. Als we in de praktijk het geld gehoorzamen, als geld onze waarden bepaalt, dan is dat onze werkelijke religie.”
Goodchild volgt dezelfde lijn als Benjamin: hij ziet geld als meer dan een ruil- of rekenmiddel. “Geld is in werkelijkheid schuldpapier, gecreëerd door commerciële banken of overheden – als het om obligaties gaat – die een rekening aanhouden bij de centrale bank. Geld is dus geen bezitting, het is een verplichting. Het is het symbool van de schuld van iemand anders. Het is dus een sociale kracht.”
Geld dat je in je zak hebt is altijd onderweg om – met winst – terug te keren naar z'n schepper. Geld zoekt altijd geld. “De collectieve schuld hangt als een schaduw boven onze economie en dwingt ons om geld te verdienen. We hebben hem nodig om onze doelen te verwezenlijken, maar hij legt ook beperkingen en regels op. Het is een kracht die de traditionele samenleving heeft uitgehold en een nieuwe sociale structuur heeft gegeven. Dit wijst op een godheid.”
Die godheid is overigens net zo'n machteloos afgodje als de oude goden. “Het systeem manipuleert met zijn zwakheid. We moeten naar de eisen van de financiële markten luisteren, omdat ze anders instorten. En dat mag niet, want we zijn er afhankelijk van. De belangen van de financiële markten zijn dringender geworden dan de belangen van de burgers.”
Schulden kunnen alleen maar worden ingelost met nieuw geld, dat op zijn beurt ook weer schuldpapier is. “Het is een val waaruit we niet kunnen ontsnappen. De economie wordt voortgedreven door een groeiende hoeveelheid schulden van mensen. Niet aan één rijke bankier die geld wil, maar van iedereen aan elkaar. Bezuinigen kan niet, omdat dat leidt tot krimp. Om de economie te doen herleven moet iemand dus schulden maken. In Engeland is nu een nieuwe huizenbubbel aan het ontstaan. Dat is een oplossing, het helpt tegen de crisis, maar het creëert meteen het volgende probleem.” Uiteindelijk zijn er maar drie manieren om schuld kwijt te raken: devalueren ten opzichte van andere landen, de inflatie laten oplopen, of failliet gaan. Op een dag zullen we dit onder ogen moeten zien, aldus Goodchild.
“Ik heb één ding wel een beetje onderschat”, erkent Goodchild. “En dat is de capaciteit van centrale banken om de economie op gang te houden door de schulden over te nemen. Dit is echt een nieuwe fase in het kapitalisme. Zij zijn de nieuwe bubble, zou je kunnen zeggen. Het geld verlaat hun rekeningen nooit, het circuleert alleen wat onderling.” De economie kan – voor even – doordraaien.
Goodschild: “De politieke gevolgen zijn echter enorm. De macht van de centrale banken is gigantisch geworden. Ze hebben die macht niet gegrepen, het is hen toegeworpen. Ze zijn nog aan het uitzoeken hoe ze het moeten gebruiken. Maar duidelijk is dat zij voortaan het economisch beleid bepalen. Democratisch is dat niet meer. We dienen alleen nog het belang van financiële stabiliteit. We dienen de abstracte macht van het schuldpapier.”
“De Mammon is dus dood”, gelooft Goodchild. “De crisis heeft de Mammon ontmaskerd. Maar de mensen willen het niet geloven. We proberen het nog te repareren. Het zal tijdelijk zijn. We zijn bezig een stervende patiënt in leven te houden. Misschien duurt het nog decennia, zoals in Japan. Zeepbellen kunnen eindeloos groeien, zolang de natuur de economische groei aankan. Maar zeepbellen produceren continu crises. Telkens bestaat het risico op instorting. En er zal een grote crisis ontstaan in de democratie als sociaal systeem.”
Het zijn onorthodoxe inzichten. En belangrijke ook: niet voor niets behoorden denkers als Goodchild en Goudzwaard tot het kleine clubje profeten dat voorafgaand aan het uitbreken van de de crisis hiervoor al waarschuwden. Hun theologische analyse hielp hen de illusies te doorzien.
Maar biedt zij ook oplossingen? Kunnen we bijvoorbeeld zonder goden? Veel theologen geloven van niet. De mens heeft een ingebakken neiging om altijd iets of iemand te aanbidden. We kunnen onszelf niet aan onze eigen haren uit het moeras trekken. We hebben bevrijding nodig, zegt Roelf Haan, ontwikkelingseconoom en theoloog. “Ik kan niet zonder transcendentie, zonder geloof. Geloven betekent niet dat ik me verheug in mijn mystiek, maar dat ik de wereld op een bepaalde manier interpreteer. Ik geloof dat God de geschiedenis bekijkt vanuit het gezichtspunt van de armen, de mensen die erbuiten vallen. Dat is een gezichtspunt dat niet alles verwacht van het systeem, maar ons ervan wil bevrijden.” Dat is iets anders dan escapisme. “Je moet buiten het systeem denken, maar in de reële economie aan het werk.”
De christelijke theologie beweert dat er verlossing is uit de val van doel en middel. “Verlossing is economische taal”, zegt Sedlácek. “De verlossing waar de bijbel over spreekt, gaat in eerste instantie over het vrijkopen van iemand die door zijn schulden tot slavernij was vervallen. Jezus gebruikte continu economische taal. 'Zonde' betekent ook 'schuld'. Jezus riep het Jubeljaar uit, dat was het door de Joden verwachte jaar waarin alle schulden zouden worden kwijtgescholden. Hij schrapte de boekhoudkundige berekening van goed en kwaad, en zette genade daarvoor in de plaats. Alle moraalsystemen op zoek naar schuld worden in één klap verdronken."
Het hele idee van voor-wat-hoort-wat wordt vervangen door liefde. Liefde brengt ons uiteindelijk hoger dan de wet. Wat economen daaraan hebben? Heel veel, meent Sedlácek. “Neem de Griekse schuldenproblematiek. Dat is puur theologie. Volgens de wet krijgen we nog geld van ze. Of moeten we ze vergeven? En hoe vaak? Zeven maal? Zeven maal zeventig maal? Nee, dat kan niet, dat slaat nergens op. Maar vergeving sloeg in Jezus' tijd ook al nergens op. Daarom is het ook zo mooi. En het slaat tóch ergens op, want uiteindelijk gaan we het doen."
Hoe komen we van de duivel af?
De meeste economen hebben van theologie geen kaas gegeten. In economieboeken wordt het doel-middel-mechanisme van Goudzwaard niet behandeld. Met een opvallende uitzondering: het begin dit jaar in de Nederlandse vertaling verschenen Hoeveel is genoeg? Daarin beschrijven vader en zoon Skidelsky, de een politiek econoom en lid van het Engelse Hogerhuis, de ander politiek wetenschapper, hoe wij weliswaar mooie doelen hebben – welvaart, niets mis mee – maar middelen hebben gekozen die met ons aan de haal gaan.
“Het is de fout die Keynes al maakte”, vertelt Robert Skidelsky, in een gesprek naar aanleiding van de Nederlandse vertaling van zijn boek. “Keynes vond hebzucht en woeker slecht, maar dacht dat we ze tijdelijk nodig hadden voor de groei van de productiviteit. Uiteindelijk, als we zo rijk zijn dat we niet meer zo veel hoeven te werken, kunnen we die ontketende hebzucht vast temmen, hoopte hij.”
Skidelsky beschrijft de doel-middel-omkering met de oeroude metafoor van het contract met de duivel. “Het is de klassieke fout van Faust”, aldus Skidelsky. “Faust was een man die volgens de traditie een contract sloot met de duivel, in ruil voor al zijn wensen. Er zijn verschillende versies, die zich afwisselend richten op geld, seks of macht, maar het einde van het liedje is altijd dat de duivel hem komt halen. Je kunt niet straffeloos de duivel voor je karretje spannen. Maar dan, begin 19e eeuw, komt de versie van Goethe. Hij romantiseert het, en laat zien dat de deal eigenlijk best slim is. De duivel verliest uiteindelijk z'n prooi, want God blijkt aan de kant te staan van de vooruitgang en redt zijn ziel.”
Het is een fantastische illusie, zegt Skidelsky. “Premoderne mensen zouden daar nooit intrappen. Die weten namelijk, sinds Aristoteles al, dat het goede leven niet in de toekomst ligt. Het goede leven ligt in een manier van leven dat een doel in zichzelf is. Je kunt het niet bereiken met slechte middelen. In het Westen hebben we onze middelen machtiger laten worden dan onze doelen.”
De Skidelsky's geven een reeks heel concrete beleidsinstrumenten om te ontsnappen aan het Faustiaanse contract. Interessant én nuchter. Tot ze op de allerlaatste pagina van hun boek ineens met een koude douche komen: “Wij betwijfelen of een samenleving zonder de inspiratie van het geloof de ommekeer naar het goede leven wel kan maken.”
Wat moeten we dan nog met dit verhaal, in een samenleving waarin geloof op zijn retour is? Skidelsky: "Geloof verdwijnt? Dat is een seculiere these waar ik niet in geloof. Ik ben ervan overtuigd dat we allerlei soorten religieuze opleving zullen gaan zien. En dat is maar goed ook. Mensen hebben een innerlijk motief nodig om een andere kant op te gaan. Dat gaan ze zoeken. You wait and see."
Gerelateerde artikelen
- De Bruderhof (3) - Jutta en Detlef (Karavaan der Zotten)
- De Bruderhof (1) - Een dorp zonder geld (Karavaan der Zotten)
- Circulaire zonnepanelen uit Nederland (De Groene Amsterdammer)
- Tegeltuinen, Jacques Ellul en de invloed van techniek (podcasts)
- Oorlog is hel (Karavaan der Zotten)
Gebruikte Tags: crisis, economie, filosofie, geld, geloof