De Groene Amsterdammer 27 & 28 (2 juli 2014)
Op zoek naar de innerlijke stilte
Ze bestaan nog: mensen die de hectiek van de maatschappij verlaten om eenzaam in de natuur te gaan wonen. Maar wat is eenzaam? ‘Ik ben liever één keer per maand met iemand die op dezelfde golflengte zit dan altijd met mensen die me niet begrijpen.’
Op bezoek bij een houtbewerker in het bos en bij zwijgende trappisten.
473 x bekeken- Lees ook: De Mammon is dood, en wij hebben hem vermoord (De Groene Amsterdammer)
beeld Roger Cremers
Het is alsof de tijd hier bewaard wordt. Het graan wuift in de wind op weidse velden die doorlopen tot aan de lichte helling in de verte, het prehistorische hoogterras van de Maas. De akkers strekken zich uit tot aan Duitsland. In het weiland naast de kloosterboerderij in oud-Frankische stijl gnuiven en grommen tientallen varkens, die door het hoge gras naar de bezoekers komen rennen als nieuwsgierige schapen. Verder is er stilte, doodse stilte, op een leeuwerik na die de zomer viert in de lucht boven Echt, Midden-Limburg.
Dan begint, vanuit de toren van de abdij, een oude klok te luiden, ten teken dat het tijd is voor de vespers. Het werk, de studie en het gebed worden verlaten, en in de witte, hoge kapel gaat de deur van de gang naar het monnikenverblijf open. De mannen komen naar binnen, in witte pij en op sandalen, en nemen plaats in de kapel, de helft links, de helft rechts. De zon schijnt blauw, geel en groen door de glas-in-loodramen waar Benedictus, Bernard van Clairvaux en andere illustere voorgangers op zijn vereeuwigd. Niemand spreekt een woord, de mannen zingen bij toerbeurt een zin uit verschillende psalmen en hymnen, en na een half uur verlaten ze zwijgend weer de kerk. Ze gaan eten, ook zwijgend. Het zijn mannen van weinig woorden, trappisten.
Aan de voet van de Amerongse Berg, in de bossen tussen Maarn en Veenendaal, is het ook stil, op de kettingzaag na die vakkundig door een rij acaciaplanken wordt gehaald. De zon brandt, en Ronald Vrijenhoef loopt in een afgeknipte spijkerbroek over zijn erf, met blote voeten en ontbloot bovenlijf. Op het erf liggen overal stapels hout, gesorteerd op lengte, soort en bestemming, en in de werkplaats binnen liggen voorraden planken, schijven, sokkels of gewoon stammen waarvan hij denkt dat hij er ooit iets mee kan. Ieder hekje, ieder bankje, iedere balk, tafel en onderzetter op dit terrein heeft hij zelf gemaakt van bomen die hij heeft gered uit de kaken van de versnipperaar. Zelfs de boomklevers kunnen hier klussen, in ruime driehoekige kasten die hij heeft gemaakt zodat ze hun eigen nest kunnen creëren.
De 53-jarige Vrijenhoef houdt van hout. Hij verdient de kost met meubels, kunstwerken en vooral met natuurspeelplaatsen. Het liefst gebruikt hij bomen die andere mensen niet meer willen. ‘Hier, deze tafel is gemaakt van een beuk van één meter doorsnede. Een plank uit één stuk. Maar een gewone beuk is hartstikke saai. Daarom heb ik precies de plakoksel genomen, het stuk waar de eerste grote zijtak afsplitst, maar nog tegen de stam is gegroeid, dus dwars over tafel loopt een bruine scheur. Prachtig. Ik heb hem ook eerst een tijdje laten liggen. Dan komt er slaap, zoals dat heet, waarbij allerlei zwammen ervan gaan eten, zoals de porseleinzwam, die hier een tekening van oranje gloed heeft achtergelaten.’
Boven zijn werkplaats bevindt zich de sokkelzolder, waar Vrijenhoef de sokkels opslaat die mensen kunnen kopen, voor een lamp of een kunstwerk. Er hangt een warme, zoete geur van allerlei verschillende coniferen. ‘Vijftig soorten hout, allemaal uit Nederlandse parken. Hier, de Libanese ceder. Een iep. De taxus. En hier de mammoetboom, die perfect isoleert. Ik hoef niets te verven, het hout is duurzaam genoeg van zichzelf. Alleen als het moet bewerk ik het, met plantaardige olie.’
Ook voor de monniken in Echt is handwerk een belangrijke daginvulling. Met hulp van een paar medewerkers zorgen ze voor de moestuin, maken jam van de fruitbomen, werken op de graanvelden, oogsten de honing of zorgen voor de varkens. Het zijn Limburgse kloostervarkens, Livar genaamd, een soort die hier is gekruist en ontwikkeld, maar nu ook op andere plaatsen in Limburg wordt gehouden. De monniken waken over het keurmerk, met regels over voer en ruimte. De abdij haalt de stroom zo veel mogelijk uit zonnepanelen en de warmte uit houtsnippers. Het afvalwater wordt op natuurlijke wijze gefilterd.
Bid en werk, zei Benedictus al, die ooit de eerste kloosterregel schreef in de zesde eeuw. Dat is waar de trappisten, voortgekomen uit de orde van de cisterciënsers, zich zo volledig mogelijk aan willen wijden. Geen luxe dus, met inachtneming van stilte, om zich volledig te richten op de arbeid en het gebed. Alleen over het werk wordt gepraat, en over geestelijke zaken, en zelfs dat alleen in de daartoe bestemde gedeelten. Er zijn in Nederland nog vier kloosters met trappisten en eentje met trappistinnen. In Koningshoeven en Zundert staan de bekendste: die maken trappistenbier.
De abdij in Echt heet Lilbosch en de abt is de 57-jarige broeder Malachias. Hij is leidsman van dertien monniken en stuurt ook het landbouwbedrijf aan. Tot 32 jaar geleden had broeder Malachias gewoon nog een studentenleven in Utrecht, waar hij theologie studeerde aan wat toen nog de Katholieke Theologische Universiteit was. ‘Ik genoot er met volle teugen van. Maar toen ik in contact kwam met het kloosterleven, groeide bij mij ook een verlangen om monnik te worden.’
Abt Malachias geeft rustig en weloverwogen antwoord in de spreekkamer, waar de tafels, stoelen en kasten van donker eikenhout gemaakt zijn. ‘De weg van het geloof moet je gaan, niet bestuderen, ontdekte ik. En het liefst wilde ik dat in een verborgen vorm, waar je geen naam of taak hoeft op te houden. Ik zocht dus de meest onbekende abdij, om me echt te kunnen verbergen. In 1982 trad ik in.’
Hij heeft wel getwijfeld. ‘Mag ik mijn talenten, tussen aanhalingstekens, wel zo begraven? Ik heb er nooit een antwoord op gevonden. Maar ik heb ontdekt dat het ideaal van zelfontplooiing heel verraderlijk is. Je kunt ermee gevangen blijven zitten in je eigen wensen en wensdromen. Terwijl als je openstaat voor wat wordt aangereikt in het geloof, en gehoorzaamheid leert, je een rijkere weg mag gaan. Rijker dan de weg van zelfontplooiing. Dat is een grote paradox.’
De geneugten van het leven afleggen vond hij niet moeilijk. Stil worden, ’s nachts opstaan, hard werken, sobere vleesloze maaltijden plus elke avond bonen met rauwkost, met alleen op feestdagen een stuk vis of een toetje met slagroom. ‘Nee, dat zijn uiterlijke dingen, die vielen me niet zo zwaar. Het echte zware is de weg van de innerlijke stilte te gáán. Aandachtig met God leven, dag aan dag, uur aan uur, de stormen in je leven beheersen. Dat is het echte werk.’
Vrijenhoef was ambtenaar, in een vorig leven. Hij was boomverzorger bij de gemeente Wageningen. ‘Een leuke baan hoor. Maar je bent hartstikke druk om voor de bomen te zorgen, en dan ineens besluiten ze om toch een kabeltje aan te leggen of een weg te verbreden. En weg gaat die boom van zestig jaar oud, in de versnipperaar! Ik vond het respectloos. Wat een verspilling van gemeenschapsgeld, en wat zonde van die bomen waar je zulke mooie dingen van kunt maken. Aan bomen wordt geen waarde toegekend, ze worden verkwanseld. Voor de verbreding van de A12 is ik weet niet hoeveel kuub hout omgezaagd. Weet je waar ze het voor hebben gebruikt? Biomassa! Dat is de minst duurzame bestemming, en het levert amper wat op.’
‘Ik was al die rare dingen zat. Toen ik een keer moest werken op een kerkhof, en al die opschriften stond te lezen van mensen die helemaal niet zo heel oud werden, dacht ik: als je te lang wacht, is het voorbij. Als je anders wilt leven, moet je het nu doen. Toen heb ik ontslag genomen, twintig jaar geleden, om een eigen werkplaats op te zetten. Maar goed, dat paste niet in een vakje van de vergunning, dat kenden ze niet. Ze hebben een wegpestbeleid gevoerd.’ Toen Vrijenhoef een huis kon kopen op het terrein van Staatsbosbeheer deed hij het direct. Hier heeft hij de ruimte en vrijheid om op zijn manier te werken.
Vrijenhoef is twee keer gescheiden en heeft twee kinderen. ‘Kapitaal heb je dan dus niet. Maar als je mensen vertrouwen geeft, dan bouw je ook krediet op. En samen met anderen heb ik dit voor elkaar gekregen.’ Vrijenhoef probeert zo onafhankelijk mogelijk te leven. ‘Ik heb zonnepanelen, ik heb een houtgestookte cv aangelegd en we eten zo veel mogelijk uit eigen tuin. Al stort alles in, ik zou gewoon doorleven.’
‘Ik ben natuurlijk vaak op locatie, maar als ik hier werk: niemand ziet me, ik sta hier de hele dag lekker in de zon, kleren uit. Ik kan helemaal gelukkig zijn hier.’ Als een gemeente bomen rooit, koopt Vrijenhoef ze op. ‘Vooral robinia. Dat is acaciahout en het is bijna net zo duurzaam als hardhout. Maar ze gooien het weg omdat ze het kromme zooi vinden. Maar wat dan nog? Hier, deze stam, dat is toch perfect? Precies de vorm van een bruggetje in een speeltuin. Het is nog steviger ook. Hier, deze boom is rot, zeggen ze. Nou, dan maak je er toch een holle boom van? Maar goed, dat vinden mensen gek.’
‘Ik voel me wel eens een eenling’, zegt Vrijenhoef. ‘Mensen zijn zo vervreemd van de natuur. Die vinden het eng dat ik het onkruid zo hoog laat groeien en dat hier beesten zijn. Die houding vind ík dus eng.’ Een paar jaar geleden vierde hij zijn vijftigste verjaardag. ‘Maak toch eens een normale tuin, zeiden ze tegen me, wanneer ga je nou eens schoffelen? Nou, dat doe ik dus uit principe niet. Ik heb toen een feest gegeven waarbij we allemaal onkruid gingen eten. En we gingen zaaien. In één dag hebben we een hele grote tuin gecreëerd, compleet met een poeltje. Het is een echte biodiversiteitsplek geworden.’
Sindsdien is er van alles gaan groeien en bloeien. Vanzelf. Zeldzame planten komen op, de brandnetel trekt zich terug en het gras verdwijnt. ‘Je moet de grond laten verschralen, dat is het beste voor wilde bloemen. De poel, die zit nu vol kikkers en libellen, en sinds kort zelfs een ringslang. Je wilt niet weten hoeveel soorten hommels er leven, en we hebben minstens vijftig paar broedende vogels geteld.’
Kost dat niet heel veel tijd? ‘Nee. Niet meer dan vijf dagen per jaar, schat ik. Het is juist andersom: je wordt er rustiger van. Kijk, in de stad wordt je geest steeds kleiner. Er gebeurt te veel. In de stilte en in de natuur krijg je juist ruimte in je hoofd. Je kunt beter nadenken.’
‘Iedereen heeft naast een sociale pool ook een eenzame pool’, zegt de abt. ‘Ieder mens heeft een kant waarin hij wezenlijk eenzaam is. Dat is een eenzaamheid die hij zelf amper kan aanschouwen, laat staan delen met anderen. Uiteindelijk kan die kant alleen in God tot z’n bestemming komen.’ Maar mensen zijn vaak bang voor hun eenzaamheid. ‘Daarom laten we het overwoekeren door het sociale. We gaan de hele dag praten. Of we plempen alles vol met muziek. Hier in het klooster stoppen we met al die kunstmatige vulling. Door discipline wordt het allemaal afgeschild. Herhaling maakt aandachtiger. Gods aanwezigheid is een stille aanwezigheid. Hij slaat niet met zijn vuist op tafel. Als je Zijn aanwezigheid wilt ontdekken, moet je stil worden. Een antenne ontwikkelen.’
Is dat gelukt? ‘Dat is geen interessante vraag. Lukken is niet belangrijk. Elke dag opnieuw beginnen, dat is belangrijk. We hoeven God gelukkig niet pas te ontdekken aan het eind van de weg. Hij komt naar waar wij nu staan.’ Maar jawel, hij leert wel, zegt broeder Malachias voorzichtig. ‘Niet in een rechte lijn omhoog. Maar ik zie de dingen wel groeien.’
Overigens betekent de nadruk op eenzaamheid niet dat de andere pool er niet toe doet, vindt de abt. ‘Als je een van beide loslaat, komt er scheefgroei. Wij benadrukken alleen wat meer de kant van de eenzaamheid. Maar we leven ook in gemeenschap. Dat vond ik erg lastig, in het begin, want ik was gewend om met mensen van dezelfde culturele en intellectuele achtergrond om te gaan. Hier was ik teruggeworpen op een groep mensen die overal vandaan bijeengeharkt is. We doen veel samen. We bidden vijf of zeven keer per dag, van half vijf ’s ochtends tot half negen ’s avonds. En we eten samen. Op bepaalde plekken in de abdij mogen we met elkaar spreken, niet om te babbelen, maar om elkaar te helpen met de juiste gerichtheid.’
Er is ook een monnik die heeft gekozen voor een kluizenaarsbestaan. ‘Maar ook hij is deel van de gemeenschap, in gebed’, legt broeder Malachias uit. ‘Hij komt op zondag naar de mis, en hij doet de was. Alleen als abt ga ik elke week bij hem langs, om te zien hoe het met hem gaat. Hij moet namelijk niet gaan navelstaren. Dat kan ook, als het een vlucht is. Iets baseren op een vlucht is altijd drijfzand. Dan zoek je compensaties en word je een zieke monnik.’
Wat er gebeurt in de wereld volgen de monniken door de krant te lezen, en De Groene Amsterdammer. ‘Niet om daar dan over te praten met elkaar, maar om dingen te kunnen voordragen bij God. Maar ik volg alleen de hoofdlijnen. Ik hoef niet te weten wat er gisteren precies is gebeurd in Syrië of Irak. Dat is alleen maar vulling van de tijd.’
Ten laatste zit gemeenschap en verbondenheid ook in de zorg voor de natuur. Die is hier bijzonder, vooral in een laagte vlak voordat het land steil omhoog gaat. ‘Daar komt kwelwater naar boven, met een unieke pH-waarde. Het is een natuurgebied waar heel veel soorten libellen kunnen leven.’ En vergeet niet de 250 varkens: zelfs als een monnik diep in eenzaam gepeins verzonken is, dwingt het geanimeerde geknor hem wel weer om beide voeten in de modder te zetten, letterlijk. ‘We willen de dieren de mogelijkheid geven zichzelf te zijn. Dat is goed voor het dier, en ook goed voor de smaak van het vlees. Ze leven altijd buiten, ook in de winter. Dat is misschien niet zo aangenaam als een comfortabele stal, maar het is wel goed. Als een mens altijd op de bank ligt, zonder stress, en de hele tijd bonbons eet, heeft hij dan een menswaardig bestaan? Ja, de varkens hebben het wel eens koud. Zo is de natuur. Maar ook dat vormt hen.’
‘Het klinkt gek, maar ik voel me hier minder geïsoleerd dan in de stad’, zegt Annelies Henstra (45), vriendin van Ronald, die vier jaar geleden bij hem is komen wonen. ‘Hier is veel meer leven om je heen. Elke dag ben ik wel getuige van een klein wonder. Dan zie ik opeens de transformatie van larve naar libel op een bladstengel, of ik zie een bonte specht badderen. En ik merk dat ik betere keuzes kan maken als ik rustiger word. Als ik terug ben in Utrecht, waar ik twintig jaar heb gewoond, krijg ik soms een cultuurshock. Al die smartphones, bliepjes, reclames, schermen, auto’s en fietsers. Ik word er bijna door overweldigd.’
Op een bankje bij de moestuin vertelt ze dat ze een leuke baan had. ‘Ik was gepromoveerd en gaf les aan rechtenstudenten in Utrecht. Maar ik werd steeds meer geraakt door wat er met de natuur gebeurt. Ik begon in te zien dat het van levensbelang is dat we als mensheid weer in harmonie met de natuur gaan leven, maar dat je daar vooral zelf mee moet beginnen.’
Toen ze Ronald tegenkwam, vijf jaar geleden, klikte het direct. ‘Het knappe van hem is dat hij het concreet kan maken. Zoals de kolen, hier in de tuin, dan laat hij er bewust eentje doorschieten. De rupsen moeten ook iets hebben, zegt hij dan. Ik vind dat mooi. Dat willen we laten zien, wat dat in de praktijk betekent, leven met de natuur.’ Henstra werkt tegenwoordig als projectleider bij de natuurorganisatie iucn. ‘Ik zet me ervoor in dat ieder kind recht krijgt op contact met de natuur. Maar dat doe ik vanachter de computer, terwijl ik hier in de natuur leef. Soms zit ik wel in een spagaat.’
Een belangrijk omslagpunt voor Henstra vond toevallig ook plaats in het klooster. ‘Ik heb bewust een aantal keer de stilte gezocht door in een Limburgs klooster te gaan zitten. Uiteindelijk heeft het wel te maken met spiritualiteit, ja. Ieder mens heeft een authentieke kern. Daaromheen zitten allerlei lagen, die je van jezelf afhouden, van een soort goddelijke vonk van bezieling, of hoe je het ook wilt noemen, die alle levende wezens in zich hebben. Dat leven, dat wilde ik tot uitdrukking gaan brengen, in wat ik kocht, hoe ik werkte of hoe ik woonde. Daar kwam ik wel op uit, in dat klooster.’
Een week na het interview heeft Vrijenhoef Henstra ten huwelijk gevraagd. Ze zei ja.
Sociologen hebben er een mooi woord voor wanneer mensen zich volledig losgezongen voelen van de maatschappij om hen heen: anomie. Anomie is een groeiend probleem in Nederland, blijkt uit onderzoek, steeds meer mensen voelen deze ontheemding. Echte anomie is altijd negatief. Het wijst op een totale ontworteling en atomisering, vaak gepaard met wrok, die gek genoeg opkomt in het hart van de massamaatschappij waar de contacten overvloedig zijn. Het is de paradox van onze tijd.
‘Naarmate je eenzamer wordt, raak je met meer mensen verbonden’, schreef Evagrius van Pontus, een woestijnmonnik uit de vierde eeuw, een van de duizenden die in de vierde en vijfde eeuw de maatschappij verlieten om zich te wijden aan gebed en stilte. Mensen kwamen van heinde en verre op bezoek voor raad.
Wat draagt het hele trappistenbestaan nu bij aan de wereld? De abt: ‘Goede vraag. Ik denk dat monniken het juist aandurven om geen nut te hebben. Zoals ook God geen nut heeft, of liefde, of kunst, of theater, en ook de zwaar gehandicapten in het tehuis hier aan de overkant niet. Dingen afmeten aan het nut is een arme vraag.’ Toch hebben de monniken met de varkenshouderij een mooi, diervriendelijk concept in de markt gezet. ‘Ja, maar toch is het secundair, of zelfs tertiair. Ook daar kun je je weer in verliezen. We willen onszelf bedruipen, en daarom doen we het, niet omdat we iets willen bereiken. Maar het is moeilijk om dat los te laten, in een cultuur waarin we dat nutsdenken ingekankerd hebben gekregen.’
Dus áls de trappisten al een betekenis hebben voor de buitenwereld, dan is het dit: ‘De vraag naar het nutsdenken ontmaskeren. Niet door iets te zeggen, maar door iets te zijn. Laten zien dat je een weggegeven leven bent. En dat daarin een vrijheid ontstaat die de wereld niet geven kan.’
Vrijenhoef wil ook iets uitdragen. ‘Ik geloof dat we anders moeten omgaan met de natuur. En ik geloof ook dat het anders kán. Dat wil ik laten zien, in het klein.’ Hij weet ook wel dat de huizen in het bos niet voor het oprapen liggen. ‘Dat is waar, maar is het echt zo onbereikbaar? Het hangt er maar vanaf hoeveel je wilt verdienen. De stroom en het eten halen we uit de tuin. Behalve de pacht, 1700 euro, hebben we niet veel meer nodig dan een paar honderd euro. Niet iedereen kan hier wonen, maar mensen kunnen er best eens wat meer over nadenken.’
‘Ik heb vaak het gevoel dat ik anders ben. Toen ik nog in Wageningen zat, voelde ik me wel een vreemde eend in de bijt. Dat gaf wel een eenzaam gevoel. Maar sinds ik op mijn manier ben gaan werken en leven, ontmoet ik steeds meer gelijkgestemden. Wat is dan eenzaam? Ik ben liever één keer per maand met iemand die op dezelfde golflengte zit, dan altijd met mensen die me niet begrijpen. Als je je anderszijn durft te erkennen en niet meer bang bent voor de eenzaamheid die dat in eerste instantie met zich meebrengt, kunnen er nog mooie dingen gebeuren.’
Vrijenhoef wil niet meer terug. ‘Als ik aan de hemelpoort sta, heb ik meer geleefd dan iemand die altijd naar het pijpen van een ander danste.’ Terwijl hij praat, plukt hij een krans van vlierbloesem van de boom. ‘Deze bloesem kun je in de pannenkoek steken, als je het beslag net in de pan hebt gedaan. Als dat stolt, kun je het takje zo lostrekken, en dan heb je een pannenkoek met honingsmaak. Zo simpel kan het zijn!’
In de oude binnenhof van abdij Lilbosch is het doodstil. Alleen de sproeier zigzagt zijn water over de planten bij de graven van de overleden trappisten. De carré eromheen is stiltegebied.
In de verte rinkelt de telefoon. ‘Dat komt uit mijn kamer’, fluistert Malachias. ‘Ik heb de deur van mijn werkkamer open laten staan.’ Hij laat de telefoon vrolijk even doorrinkelen. Vinden de monniken dat niet irritant? ‘Geluid is niet erg. Het ligt eraan wat je ermee doet. Je kunt het zien als verstoring. Je kunt geluid ook zien als iets wat stilte accentueert.’
Steeds meer mensen zoeken deze stilte, merkt hij. Het aantal mensen dat in het gastenverblijf wil logeren groeit, al leidt dat nog niet tot een groei van het aantal monniken. ‘Als je iemand kent die interesse heeft, mag je hem zeker sturen’, grapt hij.
Terwijl hij even zwijgend naar de binnenhof kijkt, zegt hij fluisterend: ‘Wij maken het onszelf natuurlijk wel heel makkelijk, met zo’n muur eromheen. Maar iedereen kan stilte vinden. Zet gewoon eens een uur per dag alle geroezemoes aan de kant, en houd dat een tijdje vol. De weg naar je innerlijk begint aan de buitenkant, in de structuur van je dag, in soberheid. Soms wordt het leven spannender als je minder variatie hebt. Ja, soms maakt inperking het leven rijker.’
Gerelateerde artikelen
- We moeten waarde uit het bos halen (overig)
- De Bruderhof (3) - Jutta en Detlef (Karavaan der Zotten)
- De Bruderhof (1) - Een dorp zonder geld (Karavaan der Zotten)
- Hete hangijzers in het voedselsysteem (3) - Keurmerken (De Groene Amsterdammer)
- De toekomst is van kurk (De Groene Amsterdammer)
Gebruikte Tags: cultuur, duurzaam, geloof