De Groene Amsterdammer 32 (7 augustus 2019)
Zonder veerkracht heb je ook geen duurzaamheid
Duurzaamheid lijkt een toverwoord, maar aan duurzame systemen die bij het minste of geringste instorten heb je nog niets. Vandaar dat ecologen én boeren zich tegenwoordig ook over de veerkracht van systemen buigen. Troebele Nederlandse meertjes wezen ze de weg.
- Lees ook: Onder de dikste ammoniakdeken op aarde (De Groene Amsterdammer)
Ooit was het water in Nederlandse meertjes en vennen helder. Hoe komt het dat ze nu vaak zo’n groene soep bevatten? Ecoloog Marten Scheffer, werkzaam voor Rijkswaterstaat, brak er zijn hoofd over. ‘We zagen dat dit door de algen kwam, als gevolg van overbemesting. Maar als we de mest verminderden, hielp dat niets. Het ecosysteem van deze meertjes bleek in een arme maar stabiele staat gekomen. Brasems en karpers woelden de bodem om, als stofzuigers zonder zak, en daardoor kon er te weinig licht doordringen voor waterplanten. Zo hield dit systeem zichzelf in stand.’
De meertjes die Scheffer onderzocht waren aanleiding voor het opdiepen van een oude theorie over tipping points, kantelpunten. Het ecosysteem was gekanteld en het kantelde niet meer terug. Tot ze overgingen tot een radicale therapie: ze haalden de vissen weg. ‘Toen ging er van alles gebeuren. Het omwoelen stopte. Watervlooien die water zuiveren en algen eten, kregen ineens een kans. Dit bood ruimte voor waterplanten, die het water verder zuiverden en beschutting gaven aan watervlooien. Daarna kon de vis weer terug. Het systeem was in een andere, eveneens stabiele staat gekomen.’ Vervolgens moest wel de toevoer van mest beperkt worden. Als dat lukte, kon het geheel tegen een stootje en kantelde het niet meer terug. Met andere woorden: het systeem had ‘veerkracht’ gekregen.
Wiskundigen werkten in de jaren zestig al met het concept veerkracht, ook bekend als resilience. Ze konden het alleen nog niet in de praktijk meten. Daardoor konden ze de tipping points dus nog niet voorspellen. ‘Iemand als Salvador Dalí was wel zo onder de indruk van de theorie dat hij er zijn laatste schilderij aan wijdde’, vertelt Scheffer. ‘En op zijn laatste foto poseert hij met dat schilderij. Hij wist dat zijn lichaam niet veerkrachtig meer was en dat hij een tipping point naderde. Hij was hier erg mee bezig.’ De theorie raakte echter in vergetelheid, er leken weinig praktische toepassingen voor. Tot het meertjesonderzoek van Scheffer de theorie in één klap nieuw leven inblies.
Sindsdien ging het hard. Scheffer werd hoogleraar in Wageningen en de universiteit koos veerkracht uit als een van de vijf overkoepelende beleidsthema’s. Tientallen onderzoekers hielden zich er de afgelopen jaren mee bezig. Het programma werd deze winter afgerond met een grote conferentie, onder de toepasselijke naam Veerkracht. Tientallen wetenschappers hielden er presentaties en workshops, die stuk voor stuk lieten zien dat het concept veerkracht een waardevolle aanvulling vormt op het debat over duurzame ontwikkeling.
Veerkracht is een eigenschap waarmee een systeem, bijvoorbeeld een economisch of ecologisch systeem, uitdagingen en verstoringen aankan. ‘In sommige systemen kan een klein duwtje een kettingreactie aan veranderingen veroorzaken’, zegt Scheffer. Ik spreek hem telefonisch na afloop van de conferentie. ‘Het is als een golfbal op een heuveltje. Bij een klein tikje gaat het balletje rollen, soms helemaal naar beneden, tot het in een dal komt waar het niet meer uit wil. Dat kan een heel ongewenste toestand zijn. Een troebel meer. Of, als het gaat om ons mentale systeem: een depressie. Daarbij is vaak van tevoren al te zien dat de veerkracht van de persoon afneemt, dat hij of zij zich niet goed herstelt van verstoringen, van tegenvallers of verkoudheidjes.’
Hoe veerkracht samenhangt met duurzaamheid? Neem een varkenshouder. Die kan stijgen op alle groene lijstjes door een hypermoderne megastal te bouwen. Geen stank, geen watervervuiling, en de CO2 wordt afgezogen. Op papier heel duurzaam. Maar wat als de vleesprijs een cent zakt, kan hij zijn stal dan nog afbetalen? Of is deze ‘duurzame’ oplossing misschien wel heel kwetsbaar voor externe invloeden? En wat als de dieren een ziekte krijgen, of de rente stijgt, of het computersysteem vastloopt? Als het bedrijf door zo’n tik kan omvallen, is duurzaam niet echt duurzaam. De term wordt dan wel heel oppervlakkig gebruikt.
Een belangrijk inzicht uit de ecologie is dat veerkracht altijd iets kost. Het gaat eigenlijk altijd ten koste van de efficiency van een systeem. Neem een ecosysteem zoals een akker met tarwe. Dat is een monocultuur, een land met alleen de meest productieve variëteit. Zo’n teelt geeft veel opbrengst, maar heeft weinig veerkracht. Eén schimmel en het is helemaal mis. Een divers bossysteem daarentegen is heel veerkrachtig. Als de wintereiken het moeilijk hebben, kachelen de berken en de lijsterbessen gewoon door. Maar de opbrengst in termen van oogst, van welk gewas dan ook, is vaak niet zo hoog als in een monocultuur. En het is vooral moeilijker te oogsten. Als we mensen willen voeden moeten we dus altijd een optimum zoeken tussen opbrengst en veerkracht.
Hetzelfde blijkt te gelden voor de gezondheid van een enkel organisme. Onderzoekers in Wageningen hebben dat onderzocht bij varkentjes in verschillende omgevingen. Ze bekeken twee groepen biggen. De ene groep leefde in een saai hok. De andere groep had een hok met meer ruimte om te spelen, ze kregen een ondergrond van zaagsel, turf en stro en kwamen op jongere leeftijd in contact met andere biggen dan alleen hun eigen broers en zussen. Wat bleek? De luxebiggen hadden minder stress-gerelateerde aandoeningen, ze speelden meer, waren opgewekter, beten elkaar minder en waren minder ziek. Althans: ze werden even vaak ziek, maar ze herstelden sneller. Weerstand heeft dus een prijs. In dit geval betaal je die voor de ruimte en het verrijkingsmateriaal die je extra nodig hebt.
Biologische varkensboerderij de Beukentuin in het Brabantse Hoogeloon © Tom van Limpt / HH
Uit het biggetjesonderzoek blijkt nog iets anders, iets wat onze grootouders al wisten: zonder uitdaging krijg je geen veerkracht. De biggetjes met de meeste weerstand leefden al vanaf de geboorte met meer contact, uitdaging en viezigheid. Scheffer legt het als volgt uit: ‘Een immuunsysteem of een ander systeem kan alleen groeien in veerkracht als het kan leren. Het moet incasseringsvermogen opbouwen. Anders wordt het een precair systeem dat heel afhankelijk is van externe beheersmaatregelen, zoals medicijnen.’
Veerkracht is een term met potentie. In tegenstelling tot het woord ‘groen’ of ‘biologisch’ is het niet gepolitiseerd. Boeren krijgen er geen jeuk van. Zij zien ook wel dat ze ontzettend kwetsbaar zijn tussen alle marktkrachten.
Neem Wim Habben Jansen, melkveehouder in Alphen aan den Rijn. Aan zijn keukentafel legt hij me uit dat hij niet meer de hele tijd bezig wil zijn om zijn balletje op de heuvel te houden. Hij wil dat het stabiel in een dalletje komt te liggen. ‘De winsten in onze sector zijn laag, de risico’s zijn hoog. Ik zie mijn bedrijf als een ecosysteem. Dat is nu heel afhankelijk van dure spullen van buiten, zoals kunstmest en krachtvoer. Ik wil naar een situatie waarin ik meer flexibiliteit heb.’ Officieel heet dat: meer adaptief boeren. ‘Ik zeg meestal gewoon dat ik wil gaan meewerken met de natuur, in plaats van haar tegen te werken.’
Op zijn laarzen loopt de koeienboer voor me uit door het natte land om te laten zien waarmee hij experimenteert: een saladebuffet voor zijn koeien. ‘Kunstmest put de bodem uit. Het levert namelijk maar drie nutriënten, de rest moet de plant uit de bodem halen zonder dat het wordt aangevuld. Daarom ben ik gestopt met kunstmest. In plaats daarvan ben ik wat gaan experimenteren met meer diversiteit. Ik heb op twee percelen niet alleen meer Engels raaigras, maar ook een mengsel van een stuk of zestien kruiden, klavers en grassoorten ingezaaid. Die leggen stikstof en koolstof uit de lucht vast in hun wortels en in de bodem. Dat brengt een heel bodemleven op gang!’
Hij steekt een spade in de grond. We zien meteen al een heleboel wormen, plus een wirwar van wortels die veel dieper gaan dan het gras. ‘Er zit heel veel leven hier. Bacteriën, schimmels, aaltjes, springstaarten, mijten, wormen en nog veel meer. Ze verteren deze wortels en brengen de voeding weer bij het gras. Dat groeit nu veel sneller dan voorheen. Doordat ik me niet meer direct op het gras richt, maar op het leven daaronder. De bodem droogt minder snel uit, maar is tegelijk ook minder snel verzadigd bij regen. De humuslaag is dikker, dus er kan veel meer koolstof worden vastgelegd.’
Bemesten doen de koeien zelf. ‘Ik laat mijn koeien buiten lopen zo vaak het kan, liefst tweehonderd dagen per jaar.’ Ook dat is ecologisch gunstig. De dierlijke mest met al die kruiden is een feest voor bijen en andere insecten, en daardoor voor de rest van de voedselketen, tot aan kerkuilen toe. Een bijkomend voordeel: ‘Poepen en plassen doen koeien niet op dezelfde plek. Dat scheelt heel veel ammoniak, want dat komt vrij wanneer poep en urine samenkomen, zoals in de stal.’
Het bijzondere is dat de melkproductie hierdoor niet minder, maar juist groter wordt. ‘De koeien eten veel, want ze vinden het lekker. Ze eten gezonder, ze krijgen meer nutriënten binnen. Langzaam maar zeker kan ik nu de hoeveelheid krachtvoer afbouwen. En daarmee bespaar ik op een heel grote kostenpost.’
Verder maakt Habben Jansen graag gebruik van het kuddegedrag van de koeien. ‘Ik laat ze bij elkaar grazen op een klein stukje land met lang gras. Na een paar uur sluit ik dat af met een draad en mogen ze verder naar een volgend stuk met lang gras. Dat geeft het gras de kans om veel sneller uit te lopen. Ook weer een manier om aan te sluiten bij de biologie, om zodoende minder nodig te hebben van de chemie.’
In de stal staan de koeien vredig te knabbelen van de balen hooi en kuilgras. Het is nog net te nat om ze naar buiten te sturen en ze mogen dus nog genieten van hun winterkost. ‘In Nederland lopen meestal Holstein-Friesians, een Amerikaans ras dat niet zo sterk is, maar wel veel melk geeft. Ik heb de laatste jaren steeds meer Fries-Hollandse koe teruggekruist. De ouderwetse zwartbonte. Die geven minder melk, maar het zijn dubbeldoelkoeien dus ze leveren aan het eind ook nog vlees op. Ze worden veel minder ziek, en wat heel prettig werkt: ze kunnen zelfstandig afkalven. En ze blijven gemiddeld acht jaar melk geven, in plaats van vijf.’
‘Dierenartsen zeggen dat twee weken biest helemaal niet kan. Maar ik doe het toch’ © Romy Arroyo Fernandez / NurPhoto via Getty Images
Habben Jansen wijst me trots op de twee kalfjes die vanochtend zijn geboren. ‘Ik laat ze twee weken bij hun moeder, die ze gezonde biest geeft. Dierenartsen zeggen dat het helemaal niet kan, dat ze te veel ziektekiemen krijgen zo. Maar volgens mij helpt dat juist de weerstand versterken.’ Hij geeft toe dat dit gebeuren financieel niet zo aantrekkelijk is. ‘Ze drinken een hoop melk die ik niet kan verkopen. Maar ik doe het toch, omdat ik het erg leuk vind. Kijk die kalfjes, na het drinken van hun eerste biest… ze gaan meteen huppelen en hun staart gaat rechtop staan. Ik geniet daar echt van! En de moeders… ik zie dat ze eerder herstellen. De nageboorte komt sneller en ze vergeten hun eigen pijn.’
Verder blijkt Habben Jansen niet fundamentalistisch, want er staan twee melkrobots in zijn stal. ‘Tja, dat past eigenlijk niet zo bij dit model. En het is eigenlijk te duur. Maar ik doe het toch, omdat het veel tijd scheelt. Het is goed voor mijn gezinsleven.’
Zulke gekke dingen kan een boer alleen als hij de mentale én de financiële ruimte heeft om risico’s te nemen, om te experimenteren en fouten te maken, om zijn nek uit te steken en studiedagen te bezoeken. Habben Jansen is klein gebleven en heeft daardoor geen grote financieringslasten. Maar kunnen andere boeren dat ook?
Iemand die daar onderzoek naar doet is Peter Feindt van de Berlijnse Humboldt Universiteit. Hij wil weten of het Europese landbouwbeleid de veerkracht van de Europese boeren versterkt of niet. Dat onderzoekt Feindt in het kader van een Europees onderzoeksnetwerk waarin ook Wageningen een belangrijke rol speelt: Sure Farms, waarbij Sure een samentrekking is van sustainable (duurzaam) en resilient (veerkrachtig).
Veerkracht is een van de speerpunten van Brussel voor 2021-2027, dus op zich klinkt dat goed. Maar er is een maar, vertelt Feindt. ‘Het is cruciaal hoe je veerkracht definieert. Veerkracht op korte termijn kun je zien als robuustheid. De capaciteit om stug te overleven. Maar op de middellange termijn betekent veerkracht juist de capaciteit om je aan te passen. En op de lange termijn betekent veerkracht de capaciteit om te veranderen.’ Barbapapa-veerkracht, om het wetenschappelijk te zeggen.
Samen met zijn collega’s onderzoekt Feindt heel specifieke sectoren in elf lidstaten, van kleine boeren in de Groningse veenkoloniën tot extensieve veehouders in het Massif Central en van familiebedrijven die fruit telen in Polen tot grote akkerbouwers in Bulgarije. De vraag is: wat is het effect van Europese regels op hun veerkracht, van de korte en middellange tot de lange termijn?
Het onderzoek loopt nog, maar de eerste resultaten laten al zien dat het beleid vooral gericht is op robuustheid. Dus: boeren beschermen tegen klappen. Met hulp van verzekeringen of directe betalingen. ‘De vraag is of dit boeren niet de prikkel ontneemt om te veranderen. Op lange termijn kan dat soort zekerheid een sector juist heel kwetsbaar maken. Als je de veerkracht op langere termijn – dus het adaptieve vermogen – wilt versterken, moet je iets heel anders doen. Bijvoorbeeld leertrajecten subsidiëren, of kennisnetwerken die boeren helpen om te veranderen. Maar daar is bijna geen beleid voor.’
Tijdens zijn presentatie op de Wageningse Veerkracht-conferentie bespreekt Feindt heel droogjes de bevindingen per land. Maar als ik hem alleen spreek op de gang, zegt hij eerlijk dat het Europese beleid helemaal verkeerd in elkaar zit. ‘In Brussel zijn ze alleen maar bezig met discussies over hoe de fondsen moeten worden verdeeld en wie hoeveel krijgt. En de financiële instellingen lobbyen het hardst. Nieuw beleid begint altijd met mooie doelen, maar als het dan concreet wordt, begint iedereen toch te lobbyen om geld, uit angst dat andere landen meer krijgen. Boerenorganisaties doen mee, die volgen de beleidsmakers, omdat ze de status quo willen behouden.’
Het Europese beleid helpt boeren dus bijna niet om hun balletje veilig in een dal te krijgen. Feindt: ‘Het geeft boeren geen ruimte om te leren en te veranderen. Boeren zitten vast, mentaal en financieel. Als al je adviseurs je hebben aangepraat dat je een grotere stal moet bouwen, dan zit je dertig jaar vast aan de afbetaling en moet je daar 24 uur per dag voor werken. Dan heb je geen tijd en geld voor iets anders. Dan zit je vastgekoppeld aan een extern financieel systeem waarop je geen invloed hebt.’
H oe paradoxaal het ook klinkt: om je identiteit te behouden, moet je kunnen veranderen. Hier wordt al jaren onderzoek naar gedaan aan het Stockholm Resilience Institute, een prestigieus Zweeds instituut dat zich met name richt op de veerkracht van ons ecosysteem. Op de Wageningse conferentie spreek ik Carl Folke, directeur van dit instituut. Op mijn vraag waarom een heel instituut aan veerkracht is gewijd, legt hij uit: ‘Wij willen onderzoeken waar de kantelpunten liggen in ons ecosysteem. Dat is niet alleen iets fysisch. Wij zijn deel van de biosfeer, dus ook ons beleid en gedrag beïnvloeden het ecosysteem van de aarde. Maar we verbinden dat vaak niet met elkaar.’
Het interessante is dat Folke dit ecosysteem niet statisch bekijkt. ‘Systemen staan niet stil, ze bevinden zich op een pad. Door een kantelpunt gaan we een ander pad volgen. Neem ons klimaat. Het laat een golfbeweging zien tussen een glaciale en een interglaciale toestand. Maar door menselijk ingrijpen zijn we dat pad aan het verlaten.’ Met andere woorden, we zijn gevaarlijk dicht in de buurt van een ecologisch kantelpunt.
Een voorbeeld is de oceaan, met al zijn visgronden, ecosystemen die door overbevissing dreigen te kantelen. ‘We hebben onderzocht welke spelers op aarde de grootste invloed hierop hebben. We kwamen uit op een groep van dertien belangrijke multinationals die van doorslaggevende invloed zijn op het ecosysteem van de zeeën. Niet omdat zij het meest vangen, maar omdat ze het meeste lobbywerk doen en omdat ze ecosystemen met elkaar verbinden. Met die dertien spelers zijn we een dialoog begonnen. Hoe kun je niet alleen een producent zijn, maar ook een rentmeester? Hoe kun je plastic afval verminderen en beter voor de visstanden zorgen? Dit is niet alleen een kwestie van regels, maar ook van betekenisgeving.’ Ook denkbeelden en betekenisgeving in de boardrooms in Washington en Tokio vormen onderdeel van het ecosysteem, dat veerkrachtiger en adaptiever moet worden.
Het is allemaal geen hogere wiskunde, veerkracht. Toch is het in de landbouw nog relatief nieuw om zo holistisch naar systemen te kijken, zegt Krijn Poppe, hoofd economisch onderzoek bij Wageningen Economic Research. ‘Maar niet alleen landbouw. Denk ook eens aan onze elektriciteitsvoorziening. Zou het duurzamer en veerkrachtiger zijn als we veel meer lokale vormen van energieopwekking hadden? Of is dat juist heel gevoelig voor hackers of voor storingen, en zijn centrale vormen van energieopwekking veel veiliger en duurzamer? Veerkracht is een design-opgave, voor allerlei systemen.’
Het is geen toeval dat ook de technische universiteiten met dit ecologische concept aan de slag zijn gegaan. In een gezamenlijk onderzoeksprogramma, 4TUResilience, onderzoeken zij of de publieke, infrastructurele systemen in Nederland bestand zijn tegen uitdagingen en verstoringen als overstromingen, ziektes, hackers en andere crises.
En vergeet niet het domein van de zorg, zegt veerkrachtprofessor Scheffer. ‘Onze geneeskunde richt zich vaak op het detail, op datgene wat niet functioneert. Maar we moeten veel holistischer kijken. Vroeger werden de keizerlijke artsen in China betaald voor de dagen dat de keizer niet ziek was. Daar gaat het om, dat we tegen een stootje kunnen. We moeten onderzoeken hoe mensen reageren op koutjes, op ongelukjes, op tegenvallers zoals wanneer er een vogel op hun hoofd poept. Dan zie je allemaal microherstelletjes. De hersteltijd zegt iets over de veerkracht van het geheel. Dat kunnen we met onze huidige technologie steeds beter meten, met big data bijvoorbeeld. Dat helpt ons om al in een vroeg stadium te herkennen dat de veerkracht afneemt. Daar kunnen we dan op inzetten.’
Een waarschuwing is wel op zijn plaats. Veerkracht moet geen etiket voor verkapte bezuiniging worden. Veerkracht bevorderen kan betekenen dat we patiënten helpen om in steviger sociale netwerken te komen, zodat ze gezonder worden; maar het kan ook betekenen dat we patiënten loslaten, officieel omdat ze zelfredzaam moeten worden, maar eigenlijk omdat het geld op is. Veerkracht neemt af bij te weinig klappen. Maar ook bij te veel.
De wereld is ingrijpend aan het veranderen. Door technologie en economie wordt een groot deel van het leven steeds uniformer afgestemd op groei en efficiëntie. Het is een ecosysteem waarin de diversiteit afneemt en steeds meer pijltjes dezelfde kant op gaan wijzen. Dat is gevaarlijk, want dat betekent dat het kan kantelen en dat de nieuwe situatie onomkeerbaar wordt.
‘Op mondiale schaal maak ik me vooral zorgen over de tropische regenwouden en de koraalriffen’, zegt Scheffer. ‘Als we weg willen blijven bij gevaarlijke kantelpunten, moeten we maatregelen nemen. Ook als dat iets kost. We moeten beseffen dat veerkracht uiteindelijk niet samengaat met maximale opbrengst.’
Gerelateerde artikelen
- We moeten waarde uit het bos halen (overig)
- Hete hangijzers in het voedselsysteem (3) - Keurmerken (De Groene Amsterdammer)
- Zingende akkers in rivierenland (De Groene Amsterdammer)
- De toekomst is van kurk (De Groene Amsterdammer)
- Hete hangijzers in het voedselsysteem (2) - landbouw zonder overheid (De Groene Amsterdammer)
Gebruikte Tags: landbouw, natuur