De Groene Amsterdammer 32 (11 augustus 2021)
Op naar nieuw bos in Nederland
Nederland wil in de komende tien jaar 37.000 hectare bos planten. Een prachtig streven, maar waar is de ruimte? En wie heeft het geld?
- Lees ook: Carl Folke: ‘We krijgen een compleet andere planeet’ (De Groene Amsterdammer)
Staatsbosbeheer is in het Limburgse Sevenum begonnen met nieuwe aanplant. In 2030 moet hier vijfduizend hectare nieuw bos gerealiseerd zijn. Februari 2020 © Marcel Krijgsman / ANP
Natuurontwikkelaar Ger van den Oetelaar kent het Groene Woud tussen Boxtel en Sint Oedenrode op zijn duimpje. Hij is hier opgegroeid, schreef er boeken over en mag nu helpen om het woud groter te maken. ‘Vanmiddag kreeg ik nog een telefoontje van een boer: “Ik heb drie stukken land te koop, wil je volgende week even op de koffie komen?” Zo snel moet je dus schakelen. Dat kan niet als je een ambtenaar bent in Den Haag.’
We steken recht het bos in, over de rabatten, een soort verhoogde ruggen die worden afgewisseld met geulen. De eiken en de populieren ruisen hoog boven ons in de wind. Het zijn stille getuigen van de geschiedenis. Sommige ervan hebben nog gezien hoe de bierbrouwers hier kwamen om het hakhout te oogsten. Of daarvoor nog, hoe de Brabantse klompenmakers hier hun eik en hun populier kwamen halen. De bodem was te nat door de leemlaag die hier onder het zand zit. Vandaar de rabatten.
‘Onder onze voeten leeft het oranje-blauw zwemmend geraamte’, zegt Van den Oetelaar, terwijl mijn schoenen van binnen nat worden door een net iets te diepe modderplas. ‘Dat is een soort oerkreeftje. Er zitten er miljarden hier. Het is de enige plek in Nederland waar ze voorkomen, omdat ze afhankelijk zijn van de rabatten die droogvallen.’
De industrie van weleer is verdwenen. ‘Er is een enorm rijk, nat ecosysteem overgebleven. We noemen het leembos, vergelijkbaar met het lössgebied in Zuid-Limburg. Een paradijs voor houtsnippen, wespendieven en middelste bonte spechten.’ En wie weet, hij wordt al wel eens gespot, een zwarte ooievaar. ‘Daar droom ik van.’
Van den Oetelaar heeft een baan om jaloers op te zijn. Hij mag landbouwgrond omzetten in bos, met geld van de provincie. De contacten heeft hij al, want voordat hij dit werk ging doen, namens ARK Natuurontwikkeling, was hij twaalf jaar wethouder in Boxtel. Hij beent net zo snel door het bureaucratische woud als door het leembos.
Afgelopen jaar legde het kabinet in zijn Bossenstrategie de ambitie neer om het Nederlandse bos in tien jaar tijd met tien procent uit te breiden. Dat is 37.000 hectare erbij, ongeveer honderd miljoen bomen. Nog los van vijftigduizend hectare aan houtwallen, boomweiden en andere landschapselementen die kleine bossen beter met elkaar moeten gaan verbinden.
Dat is heel veel, zegt Martijn Boosten van Stichting Probos. ‘37.000 hectare is ongeveer één procent van het landoppervlak. En dat binnen tien jaar. Je zou verwachten dat de eerste golf van projectplannen klaarligt en dat de plantploegen gestart zijn, maar het loopt nog niet storm.’ Iedereen is wel voor, maar makkelijk is het niet. ‘Wie gaat het betalen? En, nog moeilijker: op welke grond dan? En wat als het niet mag van het bestemmingsplan?’
Van den Oetelaar heeft in de afgelopen jaren zijn eigen methode ontwikkeld. Zijn idee is dat je naar witte vlekken zoekt in het zogenaamde Natuur Netwerk Nederland (nnn), de enigszins uitgeklede variant van wat vroeger de Ecologische Hoofdstructuur heette. Die gebieden zijn aangewezen om natuur te worden. ‘Maar een groot deel daarvan is nog steeds niet gerealiseerd, omdat het nog eigendom van boeren is bijvoorbeeld. Daar is dus uitbreiding van het bos mogelijk. Dat gaat niet vanzelf. Toen ik begon, was er niet één hectare te koop. Maar ik stap gewoon naar boeren en ik vraag wat ze ervoor willen hebben. Soms is dat geld, soms is dat betere grond en willen ze percelen ruilen.’
‘De monoculturen van vroeger zijn in het bijzonder heel kwetsbaar voor plagen’
Dat lukt hier in Brabant omdat het voor boeren helemaal niet zo’n makkelijk gebied is. Er is wat melkvee, er zijn kippen. Voor akkerbouw is het eigenlijk te nat. ‘Voor natuur is nat en arm juist heel goed. Daarom kan het zo snel gaan. Van de twintig boeren die hier zaten, wilden er negentien grond verkopen.’
Terwijl we door voormalig weiland lopen waar Van den Oetelaar fladderiepen heeft aangeplant, omdat die zo snel groeien, vertelt hij dat hij dit werk begon in Limburg. Daar leerde hij om boeren mee te krijgen. ‘Ik bleek er goed in te zijn. Helaas is het politieke klimaat daar de laatste jaren zo rechts geweest dat er geen euro meer was voor nieuwe natuur. Nu richt ik me op Noord-Brabant. Hier hebben ze een deel van de opbrengst van de verkoop van Essent in een potje gestopt om er vijfduizend hectare nieuwe natuur mee te realiseren. Een heel slimme constructie, die onafhankelijk is van de politieke waan van de dag. Ik koop daar grond mee aan, onze organisatie ark wordt tijdelijk eigenaar, en na een aantal jaar dragen wij het over aan een landschapsstichting. Het werkt perfect en er is amper financieel risico.’
Een andere logische plek om nieuw bos te beginnen vormen de natuurgebieden waar het niet zo goed mee gaat, doordat er te veel stikstof is bijvoorbeeld. Voor bos is dat wat minder erg dan voor andere soorten natuurgebied. Ook Staatsbosbeheer heeft een target van vijfduizend hectare nieuw bos, in tien jaar tijd, vertelt Frank van Hedel. Hij is accountmanager van het Buitenfonds, een fonds waar particulieren en bedrijven projecten van Staatsbosbeheer kunnen sponsoren. ‘Ook nieuwe bossen. Het probleem is namelijk dat Staatsbosbeheer alleen geld heeft voor natuurbeheer en zelf niet zomaar nieuw bos kan aanplanten.’
Nieuw bos kost heel veel geld. Aankoop van landbouwgrond, aanplant en verzorging kost ongeveer zeventigduizend euro per hectare. Als je zoals Staatsbosbeheer al grond bezit, kost het ‘maar’ een derde daarvan. Maar dat is nog steeds veel, en daarom is vijfduizend hectare wel een heel ambitieus doel, bekent Van Hedel. ‘Het afgelopen jaar is er geld opgehaald voor zo’n tweehonderd hectare. Dat is veel, dat is in vijftig jaar tijd niet meer gebeurd, maar een deel daarvan was mogelijk door eenmalige subsidies van het ministerie. Als ik puur naar het bedrijfsleven kijk, dan hebben we geld binnengehaald voor veertig tot vijftig hectare. Dat aandeel hopen we nog wel te verdubbelen zodat we op driehonderd hectare per jaar uitkomen.’
Bij wie zou de rest van de 37.000 hectare vandaan moeten komen? Een mogelijke goede kandidaat is Trees for All, een bekende speler in de bosaanplanterij. Net als het Buitenfonds werven ze geld bij bedrijven en particulieren voor nieuw bos. Ook aan het eerder genoemde Groene Woud bij Boxtel hebben ze meebetaald. Er is heel veel interesse vanuit de maatschappij, zegt Simone Groenendijk. ‘We hebben nu ruim 450 bedrijven die met ons samenwerken. Zij willen hun CO2 compenseren, of gewoon een bijdrage leveren aan meer bos wereldwijd. Voor ons is niet alleen het klimaat belangrijk, maar ook herstel van biodiversiteit en het verbeteren van leefomstandigheden van mensen. We doen ook veel projecten in ontwikkelingslanden, waar sociaal-economische impact heel belangrijk is.’
Jonge aanplant wordt beschermd door plastic kokers. Doetinchem, maart 2019 © Flip Franssen / ANP
In totaal is er via Trees for All het afgelopen jaar 45 hectare nieuw bos in Nederland gefinancierd. ‘Met de toegenomen belangstelling kan dit wel richting de honderd hectare per jaar gaan’, verwacht Groenendijk. ‘We werken samen met allerlei organisaties zoals de Landschappen, Staatsbosbeheer, natuurontwikkelaars, overheden en stichtingen. Iedereen die bos wil realiseren, kan bij ons aankloppen. Dan kijken wij wat er mogelijk is.’
In het hart van Nederland, op de Utrechtse Heuvelrug net buiten Bilthoven, speurt boven mijn hoofd een groene specht een boomkruin af op zoek naar beestjes. Ik loop door een prachtig bos, met afwisselende percelen beuken, eiken en grove dennen, elk met zijn eigen karakteristieke ondergroei. Een zwoele bries met de warme, zoete geur van naaldhout vertelt me dat ik het gemengde naaldbos nader, waar kleine zangvogeltjes kunnen schuilen voor de sperwer en andere vijanden.
‘De groei zit toch echt in provincies als Brabant, Limburg, Overijssel en Gelderland’
Maar in plaats van donkergroen duister zie ik een zonovergoten perceel voor me, met bruine, kale stammen waar bijna geen naalden meer aan zitten. Overal stervende bomen, waar ik ook kijk, een paar honderd meter ver. Allemaal lariksen en sparren die alleen in de kruin nog wat groen hebben. Sommige stammen laten duidelijk de groeven zien van de letterzetter, het beruchte kevertje, dat in heel Europa al vier keer de oppervlakte van Nederland aan bos heeft kaalgeknaagd. Van alle fijnsparren in Nederland is nu al een achtste gesneuveld of vroegtijdig gekapt.
Een stukje verderop, als ik het bos uit kom, rijd ik over een karakteristieke essenlaan. Ook daar is iets niet pluis. Bijna alle bomen hebben kale takken. Hier is de boosdoener geen kever, maar een schimmeltje, dat een grote meerderheid van alle essen heeft geïnfecteerd. Een schimmeltje dat zich voorlopig alleen nog maar blijft uitbreiden.
Dus terwijl we op zoek zijn naar land om nieuw bos aan te planten, worden we geconfronteerd met een urgente vraag: blijft het bos dat we hebben wel staan?
‘Vanouds is het bos vaak op de armste gronden geplant’, legt Boosten uit. ‘Toen kwam de zure regen, de stikstof en de grondwaterdaling, en nu komt daar ook nog klimaatverandering bij. Dit zijn redenen dat een aantal soorten gewoon aan het uitvallen zijn. Als ze het zwaar hebben, worden ze vatbaarder voor ziektes die ineens kunnen toeslaan.’ Dat de essen ziek worden, is misschien domme pech, zegt Boosten. ‘Maar de fijnspar en de lariks hadden we kunnen zien aankomen. Hij staat hier op de rand van zijn klimaatzone. Als het hier warmer en droger wordt, wordt hij heel kwetsbaar.’
Zo’n vijf procent van ons bos is lariksbos. De fijnspar en de es zijn allebei goed voor vier procent, nog los van alle essenrijen langs lanen en wegen. Het is echt een enorme aderlating als deze bomen uitvallen. ‘Sterker nog: het is wellicht een voorbode van nog iets veel ergers. Een derde van het bos in Nederland is dennenbos. Ik ben bang dat dat ook een keer aan een ziekte ten prooi gaat vallen. Daar zien we in Duitsland nu al tekenen van.’
Is het erg als bomen sterven? ‘Voor het bos zelf niet’, zegt Boosten. ‘Bos groeit vanzelf weer dicht. Maar wat we willen met dat bos komt wel onder druk te staan. We hebben bos voor de recreatie. En dat doet pijn, want mensen willen geen stervend bos zien. We hebben bos voor het hout, en laten fijnspar en lariks nu juist populair zijn in de bouw. We willen met het bos ook meer biodiversiteit. Aan één boom hangen honderden insecten. We zien het hele systeem zwakker worden als een belangrijke soort uitvalt.’
Om al die doelen te bereiken, moeten we het bos dus niet alleen uitbreiden, maar ook ‘revitaliseren’, zoals de Bossenstrategie dat noemt. ‘Dat betekent onder andere meer gemengde bossen aanleggen, want de monoculturen van vroeger zijn in het bijzonder heel kwetsbaar voor plagen.’ Volgens Boosten ligt er de komende tien jaar wel dertigduizend hectare aan bos te wachten op vernieuwing. Een enorme taak.
‘De essentaksterfte is echt een natuurramp die vergelijkbaar is met de bosbranden in Californië’, zegt Van Hedel van het Buitenfonds. Vier vijfde van alle essen is aangetast en de meeste zo ernstig dat ze het waarschijnlijk niet gaan redden. ‘Er gaan duizenden hectares plat. Per jaar moeten we 175 hectare aan essenbos vervangen. Dat is wel minder duur dan nieuwe aanplant, omdat er al een bosklimaat is, maar het is echt een enorme opgave.’
‘Geld kan geen probleem zijn. Er is ook altijd een miljoen te vinden voor een nieuw gemeentehuis’
Het Buitenfonds heeft speciaal voor dit probleem een bijzondere deal gesloten. De aanplant zal betaald worden door Shell, bij wijze van CO2-compensatie. Het is wel een groot woord, CO2-compensatie, het gaat immers niet om nieuw bos, maar om het tegengaan van het verlies van bos. Maar het Buitenfonds is blij met de opsteker. Staatsbosbeheer beheert veertig procent van alle essenbossen in Nederland (los van de essen in bebouwd gebied) en kan daar nu in totaal zo’n vijf miljoen bomen gaan vervangen.
Trees for All richt zich ook op herstel van bestaande bossen. Zo hebben ze deze winter 2,5 hectare afgestorven sparren in Overijssel, bij Lettele, vervangen door een divers, klimaatbestendig loofbos. De cijfers die we eerder noemden over nieuwe aanplant moeten we dus een beetje nuanceren: een vijfde van de oppervlakte aan bos die Trees for All financiert, is herstel van bestaand bos.
Er moet worden gestreden op twee fronten tegelijk. We moeten alle zeilen bijzetten om de bestaande bossen vitaal te houden, en we willen ook nog eens een heleboel bos erbij. Het goede nieuws is dat bijna iedereen wel wil. Bijna iedereen in Nederland is voor meer bos. Talloze initiatieven, van provincies tot betrokken burgers, van landschapsbeheerders tot boeren, zoeken naar ruimte om bomen te planten, bossen te diversifiëren en de ruimte groener te maken. Er zijn kippenboeren die hun terrein vol zetten met walnotenbomen en er zijn steden die hun inwoners gratis boompjes geven voor in de tuin. Het ivn legt met gemeenten tiny forests aan, en Stichting Urgenda deelt een miljoen bomen uit aan agrariërs om groene randen rond hun percelen aan te leggen. Het bos is populair, dat is wel duidelijk.
Toch gaat het in al deze initiatieven samen om hooguit een paar honderd hectare per jaar. We zijn nog mijlenver verwijderd van 37.000 hectare nieuw bos. Als we serieus van plan zijn om het bos in Nederland met tien procent te vergroten, voor het klimaat en voor de biodiversiteit, en eigenlijk is bijna niemand tegen, dan zal er toch op grotere schaal iets moeten gaan gebeuren.
‘Het is waar’, zegt Groenendijk, ‘tot nog toe konden we laaghangend fruit plukken. De druk op de grond is hoog, iedereen wil de ruimte benutten. Elk stukje Nederland heeft al een bestemming. Veel mensen willen iets financieren in de Randstad, maar daar zijn het vaak projecten die meer te maken hebben met stadsgroen en recreatie. Echt meters maken kan daar natuurlijk niet. De groei zit toch echt in provincies als Brabant, Limburg, Overijssel en Gelderland. Daar is ruimte, en we hebben er goede contacten mee.’ Om maar te zeggen: sponsors, kom maar op, wij staan klaar.
Boosten denkt dat we kunnen leren van het verleden. Er zijn namelijk al eerder doelstellingen geformuleerd voor nieuw bos. In 1986 bepaalde de overheid al dat er ruim dertigduizend hectare permanent bos plus vijftienduizend hectare tijdelijk bos bij moest komen. In een groot deel van het land kwam het niet van de grond door onduidelijke regels. In 1993 werd de ambitie opgeschroefd tot 75.000 hectare. In sommige provincies werd er serieus aan gewerkt, maar het hele plan werd al snel ingehaald door de grondprijzen die over de kop gingen.
De doelen werden niet gehaald, maar er is niet niets gebeurd. Sinds 1986 is er in Nederland dertigduizend hectare bos bij gekomen, zegt Boosten. Maar dat had veel meer kunnen zijn. Volgens Boosten zijn de knelpunten nog steeds hetzelfde. ‘Onduidelijkheid wáár de bossen kunnen komen. Er zijn heel veel strijdige belangen, zoals woningbouw of een bepaald type natuurgebied. Dat kun je alleen oplossen als verschillende overheden, zoals provincies en gemeenten, echt commitment tonen om dit te realiseren. Dat kan op allerlei manieren. Dat kan een gedeputeerde zijn die zich sterk maakt voor meer bos, of een ambtenaar die mensen helpt om de procedures te doorlopen.’
Verder zou het helpen als grondbezitters en financiers elkaar makkelijker kunnen vinden, denkt Boosten. ‘Laatst had ik een boer in Brabant met zes hectare grond die wel iets wilde doen met agroforestry. Ik kon hem eenvoudig in contact brengen met het Agroforestry Netwerk Brabant, dat hem heeft geholpen met zijn plan. We zijn nu bezig met het opzetten van een soort bossenmakelaar. Die kan dat soort initiatieven bij elkaar brengen, en ook door het woud van regels heen helpen. Een soort online vraagbaak die een stappenplan heeft, of mensen kan doorverwijzen naar lokale makelaars.’
Rest nog wel de laatste vraag: als we echt toe willen naar een groei van tien procent, wie moet dat dan betalen? Van den Oetelaar, die intussen is neergestreken op een bankje aan de bosrand, nabij het dorpje Liempde, lacht hier hard om: ‘Geld kan geen probleem zijn. Er is niks zo van elastiek als geld. Als je wethouder bent geweest, weet je dat er na een gemeentelijke fusie altijd wel ergens een miljoen te vinden is om een nieuw gemeentehuis te bouwen. Overheden hebben zo veel geld. Sommige provincies hebben miljarden op de bank. Sommige willen het en die gaan het doen. Het begint met willen. Als de wil er is, dan is het mogelijk.’
Gerelateerde artikelen
- Circulaire zonnepanelen uit Nederland (De Groene Amsterdammer)
- Nederland volledig vegan: het kán (De Groene Amsterdammer)
- Hoe Hollandse zaadbedrijven de wereld veroverden (De Groene Amsterdammer)
- 'Ik ben keiblij dat ik dit mag doen' (De Groene Amsterdammer)
- Amsterdammers verwarmen eigen woning met aquathermie (overig)
Gebruikte Tags: klimaat, natuur