De Groene Amsterdammer 27 (6 juli 2022)
Onder de dikste ammoniakdeken op aarde
In de stikstofstrijd lopen feiten, meningen en verdachtmakingen dwars door elkaar heen. Gelukkig is er een nuchtere wetenschapper die al decennia de stikstofdepositie in heel Nederland bijhoudt. Niet met modellen, maar met korstmossen.
- Lees ook: Steeds meer Afrikaanse grond in buitenlandse handen (Inter Press Service)
Cladonia is een geslacht van korstmossen van zo’n 350 soorten. Daarvan komen in Nederland ongeveer 50 soorten voor © ANP
Als je iemand op een verlaten landweggetje met een geconcentreerde blik ziet turen naar de bast van een eik, en hij ziet er niet uit als een bonte specht, dan is de kans groot dat je met Kok van Herk van doen hebt. Hij is geen processierupsbestrijder, zoals voorbijgangers meestal denken, maar lichenoloog, iemand die alles weet over korstmossen. Op dit moment is hij nauwkeurig de bast aan het bestuderen van een grote, statige eik in zijn woonplaats Soest, en hij noemt feilloos alle soorten op.
‘Kijk, dit struikvormige korstmos is het geweimos’, zegt hij, wijzend op een klein grijsgroen plukje. Het lijkt erg op het plukje ernaast, maar dat heb ik mis. ‘Dat is net wat spitser, dat is het melig takmos.’ Nu zijn we wel klaar, denk ik, maar nee: Van Herk schuifelt de boom rond en blijft maar namen opnoemen. ‘Ik denk dat hier wel 25 soorten op zitten. Kijk, hier is een voorbeeld van een schubvormig korstmos, het bekertjesmos. Daar kan echt iets bekervormigs uit groeien. En dat poeder hier, dat is geen poeder, dat is ook een korstmos: de gewone poederkorst. En zie je die kleine zwarte spikkeltjes? Dat leerden we al bij de jeugdbond, dat is het vliegenstrontjesmos.’ Bij twijfel kunnen chemische proefjes hulp bieden. Van Herk loopt naar een beuk waar een witte vlek op zit. ‘Als je daar een beetje kaliloog op doet, wordt hij knalrood. Dan weet je dat dit het lichtvlekje is.’
Om maar meteen het eerste misverstand uit de weg te ruimen: korstmos is geen mos. ‘Korstmos is geen plant, maar een symbiose tussen een schimmel en een alg. De alg heeft bladgroen en levert suikers. De schimmel neemt regenwater op en beschermt de alg tegen vraat en andere belagers met een vies smakend goedje. Er zijn talloze algen en schimmels en elke combinatie geeft een ander soort korstmos. Er zijn er meer dan zevenhonderd in Nederland.’
Omdat het schimmels zijn die verder geen voedsel kunnen verwerken of uitscheiden, alleen maar passief opnemen, zijn ze volledig afhankelijk van het leefmilieu. De ene soort kan tegen warmte, de andere tegen kou, de ene soort houdt van stikstof en de andere juist niet. Van politiek en rekenmodellen trekken ze zich niks aan, niet van boze boeren en ook niet van linkse stedelingen. En dus kun je aan de samenstelling van de korstmossen op een boom perfect aflezen hoeveel ammoniak er in de lucht zit.
Dat stikstof – met name in de vorm van ammoniak – een toenemend probleem was, ontdekten lichenologen al in de jaren tachtig, toen ze bezig waren met een netwerk van meetpunten. ‘Veel boeren stapten van vaste mest met stro over op drijfmest, waar veel meer ammoniak bij vrijkomt. Korstmossen bleken daarop te reageren, ontdekten mijn voorgangers in 1984 in de Gelderse Vallei. De overheid erkende het probleem toen nog niet, maar stikstofminnende korstmossen breidden zich uit en stikstofmijdende soorten verdwenen.’
In 1989 stapte Van Herk het onderzoek in. Hij breidde het meetnet uit naar meer provincies. Hij koos vooral rijtjes zomereiken, om te corrigeren voor verschillen tussen boomsoorten, en elk jaar ging hij het veld in om bomen te inventariseren. Daarmee had hij nog niet meteen de absolute cijfers over vervuiling. ‘Daarom heb ik in 1997 op zeventig locaties de relatie onderzocht tussen de verschillende soorten korstmossen en de hoeveelheid ammoniak, op basis van metingen van tno ter plaatse. Het verband was heel sterk. Al bij heel lage luchtconcentraties, twee microgram per kuub, verschijnen de eerste ammoniakminaars.’
En zo had Kok van Herk in één klap een unieke databank tot zijn beschikking over een periode van drie of vier decennia, verspreid over acht provincies, in steden en dorpen, langs wegen, op industrieterreinen en op boerenland, waaronder veel gegevens over locaties in en rond Natura-2000-gebieden.
‘Er leven op aarde heel veel soorten. Staan wij daarboven, of zien we ze als medebewoners?’
De korte conclusie: in de buurt van intensieve veehouderij is het effect van vervuiling, na een grote piek in 1998, flink afgenomen – tot 2015, toen het weer ietsje toenam. Op grote afstand van de veehouderij, dus ook in natuurgebieden, was de situatie altijd veel beter, maar daar is iets opvallends gebeurd: langzaam maar gestaag is daar sinds 1998 het effect van vervuiling gegroeid, en dat proces is de laatste jaren niet echt gekeerd. In Van Herks eigen woorden: ‘De pieken op de kaart zijn minder hoog dan voorheen, maar ze zijn uitgesmeerd en zijn vervaagd tot een wolk, een ammoniakdeken die over het hele land ligt.’
Ammoniak (NH3) is op zichzelf geen zuur maar een base. Het slaat voor een deel neer, dicht bij de bron; dat heet droge depositie. Een ander deel gaat de lucht in en regent later pas naar beneden, ver weg van de bron. Ammoniak verhoogt de pH-waarde op boomstammen, die van zichzelf wat zuur zijn, en daardoor verdwijnen soorten die gedijen in een zure omgeving. In de bodem is het effect andersom. Daar wordt ammoniak door bacteriën afgebroken, waarbij H+-ionen vrijkomen, zodat de bodem verzuurt. ‘Ammoniak brengt zo grote schade toe aan het ecosysteem, op de boom door het basisch effect, en in de bodem door de verzuring. De mate van schade is heel goed onderzocht en gedocumenteerd, zie bijvoorbeeld het onderzoek dat wordt aangehaald in het laatste Living Planet-rapport van het Wereldnatuurfonds. Er zijn veel meer soorten verdwenen in natuurgebieden met veel ammoniak dan in gebieden met weinig ammoniak.’
Er is nog een andere stikstofverbinding die vervuilend is: stikstofoxide (NOx) uit uitlaatgassen, maar dat is een gas dat Van Herk niet kan meten. ‘Stikstofoxide wordt niet opgenomen door boomschors, het lost op en verdwijnt naar de bodem. Dat is problematisch, al moet gezegd dat de ammoniakvervuiling volgens biologen veel ernstiger is.’
De 66-jarige bioloog doet zijn onderzoek als zelfstandige. Hij wordt per project betaald, meestal door provincies. Hij schreef eerder de Veldgids korstmossen, en in het woud van belangen, aannames, verdachtmakingen en lobby’s is het een verademing om te mogen melden dat hij geen banden heeft met welke ‘gevestigde orde’ dan ook, of het moet de Bryologische en Lichenologische Werkgroep zijn, maar daarin zitten alleen biologen die opkomen voor de belangen van mossen en korstmossen.
Korstmossen zijn zo fascinerend, vertelt Van Herk, omdat je er zo veel uit kunt aflezen. Zelfs over de geschiedenis. ‘In de jaren zeventig was er veel zwavelvervuiling, door verkeer en industrie. Dat is door wetgeving goed aangepakt, maar je kunt aan de korstmossoorten nog steeds zien waar toen de meeste vervuiling was. Bij planten is de verspreiding veel meer afhankelijk van toeval, maar korstmossen reageren heel direct.’
Interessant zijn ook de warmteminnende soorten, zegt Van Herk terwijl hij op een geel vlekje wijst dat hij vals dooiermos noemt. ‘Deze soortengroep heeft vooral baat bij warmere winters, omdat dan hun fotosynthese grotendeels plaatsvindt. Tijdens droogte ligt de fotosynthese stil.’ In 2002 publiceerde hij er een wetenschappelijk onderzoek over. ‘Ik zag tussen 1990 en 1995 de toename het eerst in de stad, maar snel daarna ook in het landelijk gebied. Ik heb er veel aan gerekend, maar kon niet anders dan concluderen dat de korstmossen aangaven dat de temperaturen waren gestegen. Dat was bijzonder, want klimaatverandering was nog nooit aangetoond voor een hele soortgroep. Men was daar nog helemaal niet zo mee bezig, en de reviewers van mijn onderzoek reageerden aanvankelijk met ongeloof.’ Maar korstmossen liegen niet.
Kok van Herk aan het werk in de buurt van Zwolle © Piet Bremer
Kok van Herk spreekt rustig en genuanceerd, en voor wie korstmossen niet interessant vindt zelfs een tikkeltje saai. Hij wil niet te veel zeggen over dingen die hij niet zelf heeft onderzocht. Maar hij kan zich wel ergeren aan de ongenuanceerde discussie van de laatste weken. ‘Er wordt veel beweerd wat niet klopt. Dat er geen metingen in Natura-2000-gebieden zouden zijn. Of dat het wel meevalt allemaal. De ammoniakvervuiling die ik meet, en die ik corrigeer voor verkeersdrukte, komt goed overeen met de cijfers van het rivm. De korstmosbegroeiingen die ik zie, bijvoorbeeld boomstammen die grotendeels met ammoniakminnaars bedekt zijn, komen nergens anders ter wereld voor. Je kunt niet ontkennen dat we hier onder de dikste ammoniakdeken ter wereld leven. Alleen delen van Denemarken, West-Vlaanderen en Noord-Italië komen in de buurt.’
‘De ammoniakvervuiling die ik meet komt goed overeen met de cijfers van het RIVM’
In de jaren negentig kon Van Herk de ammoniakpieken rond de boerderijen feilloos detecteren. ‘Op pakweg tien kilometer van boerderijconcentraties was de situatie veel beter. Nu is de ammoniakvervuiling rond de boerderijen verminderd. Ik zie het effect van allerlei ammoniakbeperkende maatregelen heel duidelijk, de winst is wel dertig procent. Maar die dringt in de meeste bossen en natuurgebieden niet door. De scherpe scheiding tussen schone en vervuilde gebieden is dus vervaagd, en de situatie in de natuurgebieden, die op zich nog veel beter is dan daarbuiten, gaat eerder achteruit dan vooruit.’
Neem De Stompert, een natuurgebied dichtbij, in de buurt van Soestduinen. In geen velden of wegen is intensieve veehouderij te bekennen. ‘De situatie bleef daar lange tijd goed, tot het tussen 2005 en 2010 achteruit begon te gaan. Alle maatregelen hebben nog niets opgeleverd voor dat gebied. De grote vraag is hoe het komt dat het niet helpt. Hoe kan de natuur nou niet profiteren van de verbeteringen in de veehouderij? Ik denk dat het antwoord deels is dat natuurschade vaak cumulatief is en dat soorten niet snel terugkomen zodra ze verdwenen zijn. Dat zie ik bijvoorbeeld bij het groot boerenkoolmos, heel ammoniakgevoelig. Dat was sinds heugenis te zien op talloze plekken op de Utrechtse Heuvelrug. Nu is het daar volledig verdwenen; waar het groeide zit nu klauwtjesmos, een gewoon mos dat overal overheen walst waardoor het hele boommilieu, waar ook talloze insecten van afhankelijk zijn, onomkeerbaar veranderd is.’
Zou dit fenomeen dan niet verhullen dat de vervuiling ondertussen veel minder is geworden? ‘Nee’, zegt Van Herk, ‘zeker niet. Dat kun je bijvoorbeeld aan de bekende gele korstmossen zien, dat zijn vaak ammoniakminnende soorten die veel sneller reageren. Als de lucht schoner wordt, zijn ze binnen een jaar of vijf weg. Dat gebeurt nu dus niet in de natuurgebieden. En dat komt ook overeen met wat de officiële cijfers van het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (man) laat zien. De gemeten concentratie ammoniak is de afgelopen tien jaar niet minder geworden. De deken wordt niet dunner. Hoe dat komt, kan ik niet goed verklaren.’
Veelgehoorde kritiek is dat de politiek de nadruk legt op de landbouw, maar de vervuiling door verkeer onderschat. Klopt dat? ‘Daar zit iets in. Volgens de officiële cijfers stoot het verkeer veel stikstofoxide uit, maar nauwelijks ammoniak, ongeveer 25 keer zo weinig als de landbouw. Maar ik heb aanwijzingen dat dit te rooskleurig is.’ Van Herk neemt me mee naar een rij lindes die pal aan de drukke weg staan. ‘Hier heb je zo’n gele stikstofminnaar, het groot dooiermos. Ik kan zelf maar één conclusie trekken, en dat is dat de bijdrage uit het wegverkeer te laag wordt ingeschat. Het effect van ammoniak dat ik meet rond wegen is alleen maar toegenomen. Dit is begonnen rond 1997, toen de katalysator zijn intrede deed. Het is bekend dat de katalysator stikstofoxide omzet in stikstofgas, maar dat daarbij ook ammoniak vrijkomt is veel minder bekend. Hetzelfde geldt voor de nieuwe AdBlue-technologie voor dieselauto’s. Het krijgt nog weinig aandacht in de media, maar ik vraag me echt af wat de natuur eraan heeft dat autofabrikanten puur worden afgerekend op de uitstoot van stikstofoxide.’
Aan de samenstelling van de korstmossen kun je perfect aflezen hoeveel ammoniak er in de lucht zit © Arend Bloemink / ANP
Op de bank bij Kok van Herk thuis praten we met een kop thee door over de stikstofcrisis. Is de discussie niet enorm gepolariseerd doordat een heel complex aan milieuproblemen, waar veel actoren, inclusief de consument, debet aan zijn, nu ineens wordt gereduceerd tot één cijfertje – stikstofdepositie – omdat dat het enige is waar juridisch op gestuurd kan worden? ‘Daar zit wat in’, zegt Van Herk. ‘Ik vind het ook heel erg voor boeren die tonnen hebben geïnvesteerd en nu alsnog worden gedwongen om op te houden met hun bedrijf. Maar ik zie al mijn hele leven dat de ammoniakuitstoot een groot probleem is en ik zie ook dat veel boeren het probleem nog steeds ontkennen. Jaren aan beleid is niet in staat geweest om hier enigszins restricties in aan te brengen. Boeren hebben hun bedrijfsvoering veel schoner gemaakt, maar de ruimte is in feite gebruikt om nieuwe vergunningen te verlenen. Er zijn gigantisch veel grote stallen bijgekomen in het landelijk gebied. Het toppunt was minister Henk Bleker met het Programma Aanpak Stikstof, dat bedoeld was als verduurzaming maar dat geen werkelijke remmende werking had. Het was niet verwonderlijk dat de rechter daar een eind aan maakte. Het zou erg helpen als dit vanuit de landbouw openlijk zou worden erkend.’
Maar is het niet heel willekeurig om nu alle bedrijven rond Natura-2000-gebieden te schrappen, ook al zijn die soms klein, en een gebied als de Utrechtse Heuvelrug ongemoeid te laten, terwijl daar ook veel natuur onder druk staat? ‘Dat is een goede vraag. Maar vergeet niet waarom en hoe Natura-2000-gebieden zijn geselecteerd. In Europees verband is beoordeeld welke typen natuur belangrijk zijn om in stand te houden. Het gaat dan om biotopen en soorten die bedreigd zijn én kwetsbaar zijn voor stikstof. Neem het Bargerveen bij Emmen, een uniek laaglandhoogveen, de allerlaatste groeiplaats van de lange zonnedauw, een vleesetende plant. We hebben als samenleving beslist dat we zo’n bijzondere biotoop willen veiligstellen. Nu zeggen politici ineens dat we deze kleine gebiedjes moeten afschaffen omdat die de boel zo belemmeren. Maar waarom beschermen we de natuur? Is dat omdat ze recreatiewaarde hebben, of omdat deze soorten in zichzelf van waarde zijn? Het is een cruciale ethische vraag. Er leven op aarde heel veel soorten. We zijn als mens bezig om veel daarvan te bedreigen. Maar ze hebben bestaansrecht. Staan wij daarboven, of zien we ze als medebewoners? De filosofie achter Natura 2000 gaat uit van dat laatste.’
Hij is geen landbouwspecialist, benadrukt hij, maar heeft wel een goed ruimtelijk beeld van Nederland. ‘Ik ken de plaatsen waar veel intensieve veehouderij zit, ik ken de natuurgebieden en de ruimtelijke patronen van vervuiling. Ik loop rond in acht provincies. Ik zie dat de individuele bedrijven schoner zijn geworden, maar het heeft de ammoniakdeken over het land niet opgelost. Het beleid om piekbelastingen uit te smeren – boeren werden zelfs verleid om te verhuizen naar “tekortgebieden” als Zeeland en Oost-Groningen – heeft daar niet bij geholpen. Ik denk dus dat de oplossing generieker moet en dat we ons niet moeten blindstaren op alleen de bedrijven rond de natuurgebieden.’ Op korte termijn slaat ammoniak wel neer in de buurt van veehouders, maar op lange termijn spreidt de vervuiling zich toch wel uit.
Kok van Herk heeft daarom een concreet voorstel. ‘Wat zou er gebeuren als we sectorbreed afspreken dat we de import van krachtvoer uit Zuid-Amerika gaan terugbrengen? Zeg tien procent per jaar, tot 2030. Ik zou wel eens uitgerekend willen zien wat dat doet met de stikstofdoelen. Misschien gaan we ze daar wel mee halen. Ik denk eerlijk gezegd dat boeren hier veel logica in zien, dat het draagvlak groter zou worden en dat je de sector dan in staat stelt om zelf passende antwoorden te verzinnen. De intensieve veehouderij zou dan grotendeels moeten worden omgebouwd tot circulaire landbouw. En het mes zou aan twee kanten snijden, want de destructie van het Amazonewoud in Paraguay en Brazilië door de sojateelt is gigantisch. Volgens mij is zo’n generieke benadering eerlijker en werkbaarder, en zou die het probleem veel meer bij de kern aanpakken.’
Gerelateerde artikelen
- Nederland volledig vegan: het kán (De Groene Amsterdammer)
- Hete hangijzers in het voedselsysteem (1) - knutselen aan planten (Foodlog, De Groene Amsterdammer)
- Hoe Hollandse zaadbedrijven de wereld veroverden (De Groene Amsterdammer)
- 'Ik ben keiblij dat ik dit mag doen' (De Groene Amsterdammer)
- Wat vogels ons leren over landbouw (De Groene Amsterdammer)
Gebruikte Tags: landbouw, natuur, voedsel