De Groene Amsterdammer 33 (13 augustus 2014)

Landbouw zonder boeren

De Nederlandse landbouwexport bestaat grotendeels niet uit voedsel, maar uit staal en kennis. "Er zit meer technologie in de kippelarij dan in een vliegtuig."

524 x bekeken

beeld: Henk Wildschut

 

 

In Lunteren, het hart van de kippenstreek, staat Broederij Lagerwey, een van de grootste kippenbroedbedrijven van Nederland. Permanent staan er 22 broedmachines met in elke machine 57.600 eitjes, die automatisch worden gekeerd en warmgehouden, totdat ze exact 21 dagen later uitkomen. Via lopende banden komen de kuikens terecht bij de telmachine, waar de gele pluizebolletjes in kratten van precies honderd stuks worden gespoten. Per week vertrekken van dit broedbedrijf 1,6 miljoen kippetjes naar de "mester", die ze gemiddeld 60 gram per dag laat groeien, totdat ze na 42 dagen een perfect gewicht hebben om gesneden te kunnen worden tot kipfiletjes.

 

Welkom in de Nederlandse landbouw. De productiviteit is hier de hoogste ter wereld en daardoor zijn we, na Amerika, 's werelds grootste landbouwexporteur. Maar waar bestaat die export uit? De meeste mensen denken aan containerschepen vol biefstuk, kaas en eieren, maar dat is wel wat te romantisch. Een aanzienlijk deel van de export bestaat uit roestvrij staal, sterker nog, uit de kennis die daarvoor nodig is. Of nog sterker: uit een landbouwmodel. Nederland exporteert een industrieel model van grootschalige landbouw, met als ideaalplaatje een voedselfabriek waar alles schoon en snel is.

 

 

 

 

 

Onlangs vond voor het eerst in vier jaar de Vakbeurs Intensieve Veehouderij plaats in de Utrechtse Jaarbeurs. Deze VIV-beurs, die is ontstaan in Nederland maar tegenwoordig ook op andere continenten wordt georganiseerd, is de place to be voor iedereen die interesse heeft in landbouwsystemen. Hier komen de Oekraïners, de Brazilianen en de Russen kijken wat er zoal speelt in de wereld van intensieve landbouw, in de stands en paviljoens die zijn verdeeld over vijf enorme hallen. Een groot deel van het aanbod komt van Hollandse bodem.

 

Boeren zie je hier amper, dit is een beurs voor techneuten, investeerders en ook managers, die vaak voltallig aanwezig zijn bij hun stand. Vooral mannen in pak dus. Er zijn ook dames, maar die hebben in de meeste gevallen vooral als taak om drankjes rond te brengen of anderszins sexy het decor op te leuken. Achter hen blinkt het glimmende staal van de slachtlijnen, de broedmachines, de sensoren, de klimaatbeheersingssystemen, en de eiersorteerders, -wassers, -wegers en -verpakkers, afgewisseld met borreltafels waar de nodige drankjes en hapjes staan opgesteld. Er hangen banners met mooie woorden als optimalisatie, efficiëntie, veiligheid. Hier wordt groot gedacht, en ook groot geshopt.

 

Bij de Sanovo Technology Group, een Nederlandse exporteur, niet van eieren, maar van complete eierfabrieken, kun je in een 3D-bioscoopje ervaren hoe het voelt om als ei het hele sorteerproces van Sanovo te doorlopen. Bij Stork Poultry Processing, een van Neerlands giganten op het gebied van kippen slachten en verwerken, onderdeel van het IJslandse Marel, worden stickers uitgedeeld met We love processing. Terwijl een dj met zijn elektronische loungemuziek het synthetische milieu illustreert, leidt een salesmanager een groep Saoedi's rond langs de machines, eindigend bij de borreltafel met daarop een nieuw soort nuggets die gemaakt zijn van kippetjes van Marel. Voor een groep Russen wordt speciaal een fles sterke drank tevoorschijn getoverd.

 

 

Meyn is een van de grootste producenten van kippenslacht- en verwerkingsmachines ter wereld. De Meyn Whole Leg Deboner is een groot succes: het ontdoet kippenpoten van bot. Jaarlijks worden 8,5 miljard van de 32 miljard kippen op de wereld verwerkt in een machine van Meyn.

 

 

Uit de cijfers blijkt dat Nederland grofweg 1,5 miljard euro aan landbouwmachines exporteert. Dat lijkt niet substantieel op een totale landbouwexport van 75 miljard euro. Maar dit totaalcijfer behoeft nuancering. We importeren namelijk heel veel. Nederland is vooral doorvoerland. Via de Rotterdamse haven komen er voor miljarden aan grondstoffen binnen, die we bewerken en weer doorvoeren. Als we die doorvoer buiten beschouwing laten en puur kijken naar toegevoegde waarde, springt de hoogwaardige technologie er al veel meer uit als belangrijk onderdeel van onze landbouwexport. Harde cijfers daarover zijn bij het CBS en het LEI echter niet bekend.

 

"We kunnen in elk geval zeggen dat Nederland in de piramide naar boven opschuift", zegt Krijn Poppe, van het Landbouweconomisch Instituut. "Van landbouwproducten naar kennis. Dat is altijd al de trend geweest. Hondervijftig jaar geleden exporteerden we boter naar Engeland. Daar ontstond toen al een hele kennisindustrie omheen. Hetzelfde gebeurde toen Campina vestigingen ging openen in Vietnam. Met andere woorden: we gingen de kennis exporteren, in plaats van de zuivel."

 

Vanaf de jaren vijftig kwam daar met Stork, Nedab en andere bedrijven nog een hele sector van landbouwindustrie bij. "We gingen van voedsel naar staal. Machines voor de voedselverwerkende industrie, voor slachthuizen, enzovoorts. Daar zijn hele grote bedrijven uit voortgekomen, zoals Lely, die wereldberoemd is geworden met de melkrobots. Dat soort bedrijven draaien veel meer op patenten."

 

Ook in deze sector gaan we nog een niveau hoger, aldus Poppe. Dat komt vooral door het internet of things, de technologie waarbij apparaten met chips worden uitgerust, die op afstand met elkaar kunnen communiceren of uitgelezen kunnen worden. "Met sensoren kun je data genereren, die je vervolgens kunt terugsturen naar Nederland. Een bedrijf hier kan zich helemaal richten op het management en de kennis over hoe je de regelinstallatie moet bijstellen. In plaats van staal gaan we dus kennis verkopen."

 

Dat is ook wat de regering beoogt met het topsectorenbeleid van de regering. Nederland moet in 2020 bij de top-vijf van kenniseconomieën behoren en daarvoor moeten bedrijven, universiteiten en overheden de koppen bij elkaar steken. Agro & Food is officieel één van de speerpunten van dat beleid.

 

 

Peter Stroo heeft een vleeskuikenbedrijf met 160.000 kuikens, verdeeld over drie stallen. In 2012 heeft hij een patiostal geïnstalleerd: in plaats van eendagskuikens krijgt Stroo nu bebroede eieren aangeleverd. De eieren komen uit in de stal, zodat de kuikens meteen beschikken over strooisel, voer en water.

 

 

Wie daarin bijvoorbeeld flink aan de weg timmert, is Fancom, een bedrijf met een omzet van 45 miljoen dat automatiseringssystemen voor de landbouw verkoopt. De consumptie van vlees zal alleen maar stijgen, terwijl het aantal boeren daalt, zegt Jacques Jansen, marketingmanager, die met zijn collega's op de beurs staat. "Er is maar één oplossing: automatiseren. Wij hebben een oplossing. Met iFarming bieden we een automatische en continue monitoring van alle omgevingscondities in de stal, gecombineerd met metingen op en aan het dier."

 

Precision Livestock Farming heet deze aanpak. Aan de hand van biometrische kenmerken detecteert het systeem in een volle kippenren precies welke kip ineens vier meter verderop gaat staan. "Dat doet een kip alleen als het tocht. Daar kun je vervolgens iets aan doen." Ook heeft Fancom een hoestsensor ontwikkeld voor varkens, die vroegtijdig meldt als er een dier ziek wordt. "We weten het twee weken eerder dan een traditionele boer. Dat scheelt heel veel antibiotica. Zo zie je dat automatisering juist een kans biedt om veel beter voor de dieren te zorgen. Dierenwelzijn staat bij ons centraal. Maar dat is uiteindelijk ook het beste voor de productiviteit."

 

Fancom levert producten, zegt Jansen. "Maar vooral kennis. We leiden mensen op om de systemen te gebruiken. Maar er zijn ook klanten die zelf niet de systemen uitlezen. Dan doen wij dat." Met andere woorden: als er in Chili een varken hoest, krijgt de elektronische farm vanuit het Limburgse Panningen te horen dat de antibioticadruppelaar moet worden bijgesteld.

 

 

 

 

 

 

 

"Het is echt Agrivalley wat je hier ziet", zegt Wilbert Hilkens, manager dierlijke productie bij ABN-Amro. "Vergelijkbaar met Silicon Valley. We krijgen bezoekers uit de hele wereld die willen zien wat hier gebeurt. Kijk naar de driehoek Utrecht-Eindhoven-Venlo, wát een kennis is daar geconcentreerd over intensieve veehouderij. Dat is echt uniek." En dan hebben we het nog niet eens over de melkveehouderij, de akkerbouw en de tuinbouw, waar Nederland ook in vooroploopt.

 

Hilkens is een vriendelijke, enthousiaste Brabander, die oprecht trots is op zijn ondernemers en het "ontzettend gaaf" vindt wat hier allemaal gebeurt. "Dit congres is echt een van de pareltjes in de hele sector. Hier moet je zijn als je wilt weten hoe de hazen lopen." Hilkens volgt de sector van nabij omdat een bank natuurlijk goed moet weten waar de groeikansen en de risico's liggen. "De wereldbevolking groeit, en vooral het stedelijke deel daarvan. Dat betekent dat er een enorme vraag naar vlees gaat ontstaan. Kortom, de productiviteit moet omhoog."

 

Maar datzelfde geldt ook voor de individuele ondernemer. "De landbouw is een sector met lage marges en grote volumes. Wie die daar niet op kan inspelen, zal geen boterham kunnen verdienen. Productiviteit, en ook logistiek, moeten dus continu worden verbeterd. Dat kan alleen met dieren die blaken van gezondheid. Diergezondheid leidt tot productiviteit. Hoogwaardige technologie is daarbij de oplossing. Hi-tech agrosystems, zoals wij ze noemen, zijn de toekomst."

 

 

 

 

 

 

Waar dat goed lukt, is in de broedmachinesector, waar Nederlandse bedrijven als HatchTech en Pas Reform de mondiale dienst uitmaken. Bij de stand van Pas Reform zit Bart Aangenendt, directeur van het bedrijf. "De grote uitdaging is uniformiteit", vertelt hij, terwijl een assistente een schaaltje pralines neerzet. "Het hele broedproces hangt af van de temperatuur in de broedmachine. Normaal gesproken komen eieren die op hetzelfde moment gelegd zijn op verschillende dagen uit. Wij hebben, met hulp van een embryoloog die we speciaal daarvoor hebben aangenomen, de spreiding teruggebracht tot 12 uur. Dat is beter voor de kuikens. Er komen geen kuikens met een grote voorsprong, die de anderen in verdrukking brengen. Het is bovendien veel efficiënter."

 

Kip heeft de toekomst, aldus Aangenendt. "De bevolking groeit en het gemiddelde inkomen stijgt. Er is weinig investeringsgeld nodig, want kip groeit snel, en het is acceptabel voor mensen uit alle religies. Bovendien is het nog relatief duurzaam ook. De voerconversie is veel beter dan voor varkens- of rundvlees, er is veel minder water en voedsel voor nodig." En daarom, grapt Aangenendt: "Als je zo asociaal bent om vlees te eten, eet dan kip."

 

De processen worden groter en groter en efficiënter. "Een behoorlijke broederij levert tegenwoordig niet minder dan anderhalf miljoen eieren per week. Dat heeft grote voordelen. Door de schaalvergroting kun je veel hogere eisen stellen, aan de voedselveiligheid bijvoorbeeld. Je kunt bijvoorbeeld eisen dat mensen douchen voordat ze de fabriek ingaan."

 

Aangenendt is van oorsprong werktuigbouwkundige. Zijn bedrijf heeft klanten in 71 landen en heeft een omzet van 40 miljoen euro. "We leveren broedmachines, die je met losse modules kunt uitbreiden. Maar we leveren ook de kennis om broedbedrijven te runnen. Elke maand nodigen we broedmeesters uit een bepaald taalgebied uit voor een training van een week."

 

Ook in de mega-kipfabriek die in Oekraïne, in Vinnytsia, uit de grond wordt gestampt bevinden zich broedmachines van Pas Reform. "Veertien jaar geleden kwam een miljonair aanlopen, Myronivsky heet hij. Hij wilde onze machines hebben, maar wel op krediet. Ja, dat was wel een gok!"

 

Het heeft goed uitgepakt. Met hulp van Nederlandse bedrijven heeft Myronivsky binnenkort de grootste kippenfabriek van Europa, waar alles bij elkaar zit, van broedbedrijf tot slachterij en verwerkende industrie. Een compleet industrieterrein waar permanent 35 miljoen kippen zullen worden gehouden. Die worden als ei binnengebracht en komen pas in de hoedanigheid van kipvingers weer naar buiten.

 

 

 

Na drie weken in de patiostal te hebben doorgebracht, worden de kuikens - 700 gram zwaar - via een lopende band naar de grondstal vervoerd. Daarin groeien de kuikens binnen drie weken uit tot 2,5 kilo. Na elke cyclus moeten de stallen volledig gereinigd en ontsmet worden.

 

 

Een cruciaal onderdeel van deze keten is het snel en goedkoop kunnen slachten en verwerken. Ook deze tak van sport wordt volledig gedomineerd door Nederlandse bedrijven, die 70 procent van de wereldmarkt in handen hebben. De helft daarvan wordt bediend door Marel Stork uit Boxmeer, de andere helft door Meyn, een bedrijf uit Oostzaan. "In totaal zijn er voor de verwerking van een kip 250 machines nodig", zegt Michael Groen, marketingmanager van Meyn. Hij laat een deel van de zogenaamde "panklaarlijn" zien die Meyn in een apart paviljoen heeft nagebouwd. "Er zit meer technologie in de kippelarij dan in een vliegtuig. En het mooie is: wij kunnen dit hele proces bij de slachterij uitvoeren zonder één actieve kip aan te raken."

 

De traditionele slachter hangt de kippen met de hand op aan een rail, die de vogels ondersteboven door een elektrocutiebad laat glijden, zodat ze buiten bewustzijn zijn wanneer hun nek wordt doorgesneden. Ouderwets is dat. "Die elektriciteit zorgt voor veel schade en bloedspots. Die moet je allemaal wegsnijden, en dat kost al met al heel veel geld. Slachters proberen het daarom met minder stroom. Het gevolg daarvan is echter weer dat het vaker misgaat en dat er kippen wakker worden. Dat is helemaal niet zo diervriendelijk." Meyn heeft een alternatief: de dieren worden met kooldioxide geleidelijk in slaap gebracht, in zes minuten tijd. "Daardoor hebben ze geen enkele bloedspot. Dat levert superieur vlees op."

 

De slachtlijn van Meyn verwerkt 12.000 kippen per uur, dat komt neer op 20 miljoen per jaar. Bij zulke aantallen komt elke besparing neer op heel veel geld. "Hoe beter we kunnen inspelen op orders, hoe meer kosten dat bespaart. Daarom laten we de computer berekenen wat de bestemming moet worden, op basis van de anatomie van de kip. Of een stuk vlees naar Kentucky Fried Chicken gaat of als filet bij de Albert Heijn komt te liggen."

 

In de helft van alle industriële slachterijen ter wereld blinkt het roestvrije staal van Meyn. In Saoedi-Arabië staat zelfs een slachterij die er dagelijks een miljoen kippen per dag doorjaagt. "Hoe groter het volume, hoe efficiënter dat is. Er komen grote orders uit het Midden-Oosten, maar ook uit Rusland. Die willen echt onafhankelijk worden, de laatste jaren." Meyn heeft een omzet van 200 miljoen.

 

Toch is er nog mogelijkheid tot groei, zegt Groen, en dat komt door de zogenaamde wet market. "In Indonesië wordt bijvoorbeeld de helft van alle kippen nog gewoon thuis of langs de weg geslacht, en direct opgegeten. Dat is natuurlijk helemaal niet duurzaam." De dieren lijden onnodig en het is niet hygiënisch. "Er is dus nog veel potentieel om te groeien."

 

Meyn is twee jaar geleden gekocht door CTB, een bedrijf met een omzet van 1,1 miljard euro en eigendom van Berkshire Hathaway, het investeringsfonds van Warren Buffet. De superbelegger is vier jaar geleden actief komen shoppen in Nederland, omdat hij de hele keten wil kunnen beheersen en complete landbouwsystemen wil kunnen aanbieden. Ook Fancom kocht hij. Buffett weet: de winst zit niet in het boerenwerk, de winst zit in de techniek. Hoeveel dat precies is, mogen de marketingdirecteuren van Meyn en Fancom niet vertellen. Maar we hoeven ons geen zorgen te maken, zegt Jansen: "Buffett neemt ons echt niet over omdat hij agro zo leuk vindt."

 

 

 

 

 

 

 

 

Nederland staat bekend om kaas, bloemen, eieren en kip. Maar je zou kunnen zeggen dat deze hele sector vooral belangrijk is als showroom voor iets anders: het landbouwmodel dat we exporteren. Hilkens: "Dat klopt. De techniek zou niets zijn als klanten het niet ergens konden zien. Bovendien ontstaat het in wisselwerking met de praktijk op boerderijen. Er is in feite een symbiose tussen landbouw enerzijds en kennis en staal anderzijds."

 

Hilkens noemt het "kennisexport op basis van vectoren". "Deze bedrijven gebruiken hun product als vector om hun kennis mee te verkopen. Of misschien andersom: hun kennis als vector om hun product mee te verkopen."

 

Het is wel te verklaren waarom juist Nederland, samen met Vlaanderen en een deel van Duitsland, daar zo goed in is. "Door de bevolkingsdichtheid was zowel arbeid als grond heel duur. De enige mogelijkheid was dus: risicovol investeren om maar productiever te worden." En alleen daardoor kon het gebeuren dat de president van China, op bezoek om op de Nucleaire Summit met Obama te praten, twee dagen in zijn agenda reserveerde om rond te kijken in het Nederlandse agri&food-complex.

 

"De uitdaging waar wij voor staan is uiteindelijk hetzelfde als die van alle andere landen met zulke grote stedelijke agglomeraties, zoals Mumbai, Cairo, New York en Beijing. We moeten op een klein oppervlak voor heel veel voedsel zorgen, door superefficiënt te zijn, te zorgen voor het welzijn van het individuele dier, door zuinig te zijn met energie, enzovoorts. En door een slimme logistiek, zodat de juiste producten snel bij de juiste consumenten komen. Nu zijn de ketens lang en zijn alleen bulkproducten rendabel. Het is nu de uitdaging om dat te verbeteren, met slimme technologie, zodat ook alternatieve concepten rendabel worden. Zoals biologisch of lokaal."

 

 

 

 

 

 

 

De ondernemers op het VIV-congres houden zich bezig met alles wat te maken heeft met efficiency en wensen van de consument. Het gaat over ziektebestrijding, CO2-huishouding en diergezondheid, want niets is zo van invloed op een goede opbrengst (en op het geweten van de consument) als het welzijn van het dier. Er is wel één afwezige. En dat is de boer. Wat doet dit landbouwmodel met de boer? De vraag wordt eigenlijk niet gesteld. Het komt alleen aan de orde tijdens een debat in een bovenzaal, dat speciaal wordt georganiseerd voor Nederlandse ondernemers. In het publiek zitten niet meer dan twee boeren.

 

"We zijn bezig de landbouw op ons continent volledig te vernachelen", zegt Dick Veerman, oprichter van Foodlog.nl, tijdens het debat. "We hadden het al kunnen zien in de jaren negentig. Maar we zijn altijd op de kostprijs blijven zitten." Alsmaar efficiënter, alsmaar groter. "Het ondernemersliberalisme is mislukt. De voedselvoorraden zijn in handen van een paar concerns, die de prijs kunnen bepalen. Het zijn de machtigste mensen op aarde. De regie over het systeem hebben we niet meer." Het ziet er ook donker uit voor boeren in ons land, volgens de meeste aanwezigen. Ze zullen zich moeten specialiseren in lokale of milieuvriendelijke concepten, als dat lukt, of hun boeltje pakken. Een andere optie is er niet.

 

De aandacht voor dierenwelzijn maakt het allemaal nog ingewikkelder. Zo heeft de regering de legbatterij verboden en hebben pluimveehouders miljoenen moeten investeren in scharrelinstallaties. En nu? Nu staat de politiek toe dat de legbatterij-eieren gewoon uit Oekraïne geïmporteerd worden, waar de oude Nederlandse batterijen zijn overgenomen, alleen dan met nog meer kippen per vierkante meter. Om politieke redenen zijn de handelsbelemmeringen afgeschaft. Pluimveehouders zijn radeloos.

 

De directe oorzaak is wellicht een verkeerde wet, maar uiteindelijk is het inherent aan het model dat wordt gevolgd. Een model van grootschalige, geliberaliseerde landbouw, gebaseerd op permanente productiviteitsgroei. Hilkens is eerlijk: "Het gaat om voedselproductie. Die moet omhoog. Het komt voort uit de eisen die de maatschappij zelf stelt. Mensen willen zelf naar de stad, en veranderen zelf hun voedingspatroon. Ook in ontwikkelingslanden. Landbouw is altijd een way of life geweest. De focus ligt steeds meer op het produceren van eten. Als boeren daar niet voor willen kiezen, zullen ze het afleggen, dat klopt. Landbouw als way of life is alleen nog mogelijk als consumenten daar zelf voor willen betalen."

 

Duidelijk is echter dat het grootste deel van de wereld de voorkeur geeft aan goedkoop. Nederland heeft de oplossing: techniek. Met staal, kennis en systemen kunnen we overal op aarde helpen om de productiviteit te vergroten. Om de benodigde grondstoffen zo efficiënt mogelijk om te zetten in uniforme producten, met fabrieken die ons op termijn misschien niet eens meer opzadelen met broeikasgassen of mestoverschotten, en waar virussen zich niet durven laten zien. Grote hangars waar 45 miljoen eieren op een paar hectare in 63 dagen tot vlees worden opgekweekt, waarna ze blij en stressloos het slachtproces ondergaan, in blinkende CO2-kamers van staal, made in Holland.

 

 

 

 

De foto’s bij dit artikel komen uit het boek Voedsel van Henk Wildschut. henkwildschut.com




Gerelateerde artikelen


Gebruikte Tags: ,


Reageren?



(optioneel veld)
(optioneel veld)

Reactiemoderatie staat aan op deze site. Dit betekent dat je reactie niet zichtbaar zal zijn, tot deze is goedgekeurd door een beheerder.

Persoonlijke info onthouden?
Kleine lettertjes: Alle HTML-tags behalve <b> en <i> zullen uit je reactie worden verwijderd. Je maakt links door gewoon een URL of e-mailadres in te typen.




Terug naar www.frankmulder.info