De Groene Amsterdammer (7 januari 2015)
Met pijn in het boerenhart
De kippenfokkers van Hendrix Genetics veroveren de markt met de efficiëntste kip ter wereld. Als je ergens op aarde een ei koopt, is de kans vijftig procent dat zijn grootouders uit Boxmeer komen. ‘We praten nooit met journalisten.’ Maar nu toch wel.
990 x bekeken- Lees ook: Potenze alimentari (overig)
We bevinden ons op een industrieterrein waar negen gebouwen staan, een soort stallen. Siebengewald heet het hier, een klein Limburgs dorpje aan de Duitse grens waarvoor we met de pont de Maas zijn overgestoken. Het is biosecuritygebied. We mogen het hek niet door, want als er één griepje of salmonellaatje meeglipt, zijn de gevolgen niet te overzien. De binnenkomende lucht wordt gefilterd en de gebouwen worden continu op overdruk gehouden. We lopen om het terrein heen en kijken door het hek naar de leghokken, opfokhokken en de broederij, die allemaal behoren tot het fokbedrijf isa, onderdeel van Hendrix Genetics. Hier worden zo’n vijftien kippenrassen in stand gehouden en gekruist tot efficiënte legkippen.
‘Dat is het vrijgezellenhok, daar achteraan’, wijst Frans van Sambeek, hoofd onderzoek bij de kippendivisie van Hendrix. ‘Van iedere haan die daarin zit, maken we zestig dochters in duplo. Die worden in kleine groepen uitgezet op gewone pluimveebedrijven. Daar moeten ze laten zien hoeveel eieren ze in een bepaalde periode kunnen leggen onder reële omstandigheden. Sommige gaan zelfs naar Gabon, waar we onderzoeken hoe ze het doen onder tropische omstandigheden. Zolang de dochtertesten nog bezig zijn, mogen de vaders hier wachten.’ Na de uitslag krijgen de vaders te horen of ze door mogen naar het volgende hok.
We staan er misschien niet bij stil als we ons eitje stukslaan, achteloos op de rand van de koekenpan, maar we hadden zo’n omelet nooit zo goedkoop kunnen krijgen als Van Sambeek zich niet al jaren zou hebben beziggehouden met een heel moeilijke vraag: hoe zie je aan een haan of zijn dochters veel eieren gaan leggen? En niet gewoon veel, nee, heel veel, vierhonderd in twee jaar tijd, met een mooie schaal, effen en niet te zacht, een ei dat een beetje stevig is in de pan, waar de kip niet veel voor eet en geen buurvrouwen bij pikt. Om die vraag te beantwoorden onderhoudt Hendrix Genetics zeven onderzoekscomplexen, in Canada, Frankrijk en Nederland.
We gluren door het raam naar binnen in het gebouw vooraan, het ei-kwaliteitslab. Een dame in een witte jas mag de eitjes stukdraaien in een soort bankschroef die meet bij welke spanning de schaal breekt. Een andere dame scant de eieren om de witheid van de schaal te meten. Dat is heel belangrijk, zegt Van Sambeek. ‘Amerikanen gaan bijvoorbeeld steigeren als ze een doosje witte eieren kopen en er is er eentje wat meer crème.’ Dus ook daar worden de vaders op afgerekend.
Hendrix Genetics is erin geslaagd om de meest efficiënte kip ter wereld te ‘maken’, zoals ze zelf zeggen. Het heeft ze geen windeieren gelegd. De halve wereldmarkt is voor hen. ‘Als je ergens op aarde uit een vliegtuig stapt en je koopt een ei, is de kans vijftig procent dat dat is gelegd door een hen die voortkomt uit een ouderpaar van ons’, zegt Van Sambeek. Maar Hendrix heeft zijn vleugels intussen ook uitgeslagen naar de markt voor kalkoen, varken en zelfs kweekzalm. De helft van alle kalkoenen, een tiende van alle kweekzalm en iets minder dan een tiende van alle varkens ter wereld heeft zijn genetische wortels in een van de stallen van Hendrix. De helft van alle vleeskippen komt van Cobb, een Amerikaanse partner van Hendrix. Binnenkort wordt forel binnengehengeld.
Er is één concurrent, de Erich Wesjohann Gruppe uit Duitsland. Die levert de andere helft.
De werkkamer van Van Sambeek bevindt zich in een historische villa in het midden van Boxmeer, Villa de Körver genaamd. De geschiedenissen van een paar illustere bedrijven en twee verschillende Hendrixen komen hier bij elkaar. We zitten aan een tafel in de slaapkamer van wijlen Wim Hendrix, die de villa in de jaren dertig zelf heeft laten bouwen. Hij zat in het veevoer en bouwde zijn fabriek op zijn eigen erf. Onder de naam Hendrix’ Mengvoeders groeide die uit tot een gigant, die intussen via BP en Nutreco bij ForFarmers is terechtgekomen. Vanuit deze villa zette de oude Hendrix ook de eerste stappen richting het fokwezen, onder de naam Euribrid.
Maar kruisingen leveren de beste resultaten op, niet alleen bij kippen. In Ospel, een dorpje verderop, woonde een pluimveehouder die toevallig ook Hendrix heette, Thijs Hendrix. Hij kocht in 1991 het fokbedrijf Bovans en richtte Hendrix Poultry Breeders op. ‘Ik werd de fokker van dit bedrijf’, zegt Van Sambeek, ‘na mijn studie genetica in Wageningen. Er werkten toen twintig mensen.’ Nu zijn dat er 2400. Het is het resultaat van een wervelende periode van fusies en overnames in de foksector. ‘Wij gingen samen met Euribrid, van de oude Hendrix dus, en vestigden ons in zijn oude villa in Boxmeer.’
Wat opvalt is dat de mensen die hier werken, van hoog tot laag, gewone Limburgse en Brabantse boerenkinderen zijn. Ze hebben het dus niet over broederijen maar over broeierijen. Van Sambeek zelf komt gewoon nog uit… precies, Sambeek, een dorp verderop. En op de mok waar de koffie in zit staat een herinnering aan de inzegening van het bedrijf in 2001. ‘Jazeker, alle bedrijven worden altijd ingezegend door de pastoor.’
Het is ongelooflijk maar waar, de helft van alle eieren ter wereld is indirect ingezegend door de pastoor van Boxmeer
Het is ongelooflijk maar waar, de helft van alle eieren ter wereld is indirect ingezegend door de pastoor van Boxmeer. Thijs Hendrix is een gelovige katholiek, hij is zelfs lid van een pauselijke adviesgroep. Hij heeft bovendien veel respect voor geschiedenis en daarom hangt er in ieder gebouw van Hendrix, zelfs in de kantine van het onderzoekscentrum Siebengewald, naast een crucifix een portret van zijn ouders, die hem grootbrachten als kippenboer. Zijn eigen directiekamer heeft hij volgestouwd met geschenken, herinneringen en trofeeën uit de hele wereld, zoals de koran, het rode boekje van Mao en een versteend dinosaurusei uit China. Aan de muur hangt een foto van de Franse president, die hem heeft onderscheiden met het Légion d’Honneur. Er hangt een vlag van de EU, want daar is Hendrix groot voorstander van, en hij heeft een plattegrond opgehangen van het rijk van Karel de Grote, oftewel Charlemagne. ‘We wisten dat we alleen konden overleven als we Europees zouden gaan. Daarom besloten we in 2005 isa over te nemen, een groot Frans bedrijf met verschillende kippenmerken. Charlemagne was de naam van het project.’
Het Carolingische kippenrijk bestaat sinds 2005 onder de naam isa, onderdeel van Hendrix Genetics. De aandelen zijn voor twee derde in handen van Thijs Hendrix. De rest is voor ceo Antoon van den Berg (en management) en voor Sofiprotéol, de belangenbehartigingsorganisatie van producenten van oliehoudende zaden in Frankrijk, zoals raapzaad en zonnebloemen, die er belang bij hebben dat kippen hun restproduct lusten, het schroot. De jaaromzet ligt in de orde van grootte van driehonderd miljoen euro. Maar alles wordt nog steeds aangestuurd vanaf het erf. Naast Villa de Körver zit het onderzoekscentrum van Hendrix Genetics waar alle gegevens verzameld worden over alle dieren en alle eieren die de onderzoekers wereldwijd met hun handheld computers invoeren, en waar zes programmeurs hun zelfgebouwde rekenmodellen op loslaten. Vanuit Boxmeer wordt de wereld voorzien van eieren en vlees.
In een gebouw naast de villa zit ik in een vergaderzaal aan een grote tafel, met daarop enkel een schaal met broodjes, en Servé Hermans aan de overkant. Hermans is directeur van isa – zoals de kippendivisie van Hendrix nog steeds wordt genoemd – en de man die na enig aarzelen heeft ingestemd met een bezoek.
‘Ik had het nog bijna afgezegd’, zegt hij ernstig. ‘We praten nooit met journalisten. Wat hebben wij te winnen bij een artikel? In Nederland hebben we maar één klant. Dat is genoeg. In het verleden is het wel voorgekomen dat er verkeerd werd bericht over onze activiteiten. Wanneer consumenten maar een gedeelte van het verhaal horen, interpreteren ze dat al snel verkeerd. Daarom zijn we heel terughoudend.’ Maar Hermans wil het risico nemen. De afstand tussen boer en stad begint gevaarlijk groot te worden, beseft hij. Daarom wil hij graag uitleggen wat er in deze villa gebeurt.
‘Uiteindelijk draait het bij ons, heel simpel, om selectie. Je fokt tienduizend kippen en daar kies je dan de beste duizend uit. Daar ga je mee verder. Vroeger was die selectie fenotypisch, dat wil zeggen op uiterlijke kenmerken gebaseerd. Door de computer is dat ingrijpend veranderd. Toen konden we die eigenschappen gaan verbinden met de eigenschappen van de ouders, de broertjes en de zusjes.’ Daarmee is het een statistische exercitie geworden waar het allemaal draait om standaarddeviaties. Hermans zelf, afkomstig uit een Zuid-Limburgse boerenfamilie, leerde het rekenvak in Wageningen.
Maar de techniek gaat verder. ‘Sinds 2000 is het voor het eerst in de geschiedenis mogelijk om op genotype te selecteren. Wageningen was de eerste plaats ter wereld waar het genoom van de kip in kaart werd gebracht. Met dat verhaal zijn we nog steeds bezig. We doen dna-onderzoek op basis van bloedmonsters. Samen met Wageningen hebben we een chip ontwikkeld waarmee we in ons lab in Frankrijk zestigduizend genen kunnen uitlezen. Het is revolutionair, eindelijk is het mogelijk om alleen met een haan iets te voorspellen over hoeveel eieren zijn dochter gaat leggen. Maar het spelletje blijft feitelijk hetzelfde: hoe vind je de beste duizend van de tienduizend.’
De fokkers van Hendrix hebben naast selectie nog een tweede biologisch mechanisme tot hun beschikking: hybridisatie, oftewel kruising. ‘Als je twee onverwante lijnen kruist, verwacht je misschien een kip met gemiddelde eigenschappen. Dat werkt dus anders. Een kruising van twee kippenlijnen levert een dier op dat beter en sterker is en meer eieren legt. Die gekruiste kip kunnen we vervolgens nog een keer kruisen, met een dier dat voortkomt uit twee andere lijnen.’
Hier stopt de verbetering. Bij verder kruisen verdwijnen de voordelen en loopt de opbrengst weer terug. ‘Al zijn er wel klanten in China die dat proberen. Wat wij verkopen, zijn in principe de “ouderdieren”, zoals wij die noemen. Die zijn eenmaal gekruist, zodat de klant ze zelf nog eenmaal kan kruisen om vervolgens commerciële legkippen te kunnen produceren.’ Er zijn ook landen, zoals China en Zuid-Afrika, waar ouderdieren niet mogen worden ingevoerd omdat ze beducht zijn voor hun voedselzekerheid. ‘Daar verkopen we dus de “grootouderdieren” aan. Die moeten nog twee keer worden gekruist.’
Maar, let op: van elke soort verkoopt Hendrix maar één sekse, zodat klanten altijd weer terug moeten komen voor een nieuwe kip. Een geniaal verdienmodel.
‘Een kruising van twee kippenlijnen levert een dier op dat beter en sterker is en meer eieren legt’
In een eenvoudige kantoorkamer zit Esther van den Dungen achter een database waar per pure lijn de gegevens van een kwart miljoen dieren in staan. Van den Dungen is fokker, ook opgeleid in Wageningen. Vandaag is ze bezig met het vernieuwen van een shift pure lijnen. ‘Het programma berekent een indexcijfer, gewogen naar de eigenschappen die we willen zien. De computer berekent welke haan met welke hen moet worden gekruist en dat weeg ik statistisch af tegen het risico van inteelt. Maar alle dieren worden ook in het veld bekeken voordat ze worden geïnsemineerd.’
De databerg groeit alleen maar, want tegenwoordig komen er ook bloedtesten bij voor de genetische informatie. ‘Vanmiddag ga ik zelf ook weer bloed afnemen. Maar de eigenschappen in het veld meten blijft altijd belangrijk’, zegt ze.
Terwijl de fokker haar cijfers laat zien, legt Van Sambeek uit dat het niet alleen gaat om het aantal eieren. Er spelen veel factoren mee die per land verschillend zijn. ‘In de VS houden mensen van witte eieren, niet te groot. Maar hun voer is goed, ze hebben veel soja en maïs. In India heb je juist een kip nodig die heel veel kleine eieren legt. Europeanen willen grote eieren. Maar die kippen moeten wel meer bijproducten eten, zoals raapzaadschroot. Sommige kippen, zoals de Dekalb, kunnen dat net wat beter dan andere rassen. Een Dekalb is ook een betere scharrelkip. Ze laat haar ei niet rondslingeren maar legt het in het nest.’ Een andere belangrijke eigenschap is haar sociale gedrag. ‘Kippen zijn zo nieuwsgierig, als er een straaltje licht op een stofwolkje valt, komen ze allemaal kijken en daarbij bestaat de kans dat ze elkaar verdrukken. Een Dekalb houdt een beetje afstand.’
Een moderne kip in Nederland moet bovendien van etages houden, en niet alleen onderin blijven zitten, aangezien de legnesten zich op ongeveer anderhalve meter hoogte bevinden. ‘Dan moet de pluimveehouder de hele tijd bukken om alle eieren van de grond te rapen.’ Voor de broederij is het beter te managen als alle eieren na precies evenveel dagen uitkomen. En de consument heeft ook z’n eisen. Die wil dat alle eieren in de doos even groot zijn. En eigenlijk vindt die ook dat snavelpunten afknippen zo zielig is dat het verboden moet worden. ‘Het gevolg is dat kippen elkaar kunnen doodpikken. Daarom doen wij proeven om te selecteren welke kippen dat minder doen dan andere – al geloven we zelf dat snavelbehandeling beter werkt om het leed te voorkomen.’
Testen, testen, testen. Welke vier soorten je uiteindelijk het best kunt kruisen om een kip te krijgen die op de juiste manier is aangepast aan het landbouwsysteem ontdek je pas in de loop der jaren. Het kost meer dan elf miljoen per jaar om alleen al de pure lijnen in stand te houden, zegt Hermans. ‘Dus wie een fokkerij wil beginnen, moet veel geld meenemen. Daarom zijn er zo weinig spelers op de markt.’
Waarom Hendrix de concurrentiestrijd tot zo ver heeft overleefd? ‘Het is deels geluk’, erkent Hermans. ‘Maar deels is het echt een kwestie van vakmanschap. Amerikanen hebben hybridisatie ontdekt. Maar ze hebben gewoon minder ervaring met het handwerk dan de boerenzonen die bij ons werken. Ze zien het niet als een kip bijna doodgaat, want gisteren werkten ze nog bij de McDonald’s. Ze zijn goed in systemen, maar voor de boerenervaring moet je bij Nederlanders zijn.’ En vergeet Wageningen niet, een cruciaal kennisconglomeraat waar Hendrix niet zonder zou kunnen.
Het resultaat is fenomenaal, vindt Hermans. Hij becijfert: ‘In 1960 legde een kip tot 230 eieren per twee jaar. Nu zitten we gemiddeld op 370. Maar per ton voer is het bijna verdubbeld, van vijfduizend tot negenduizend eieren per ton voer. En als je beseft dat met graan precies hetzelfde is gebeurd, dat de opbrengst per hectare ook is verdubbeld, zie je dat een vierkante meter grond in vijftig jaar tijd heeft geleid tot vier keer zo veel eieren.’
Natuurlijk, dat heeft ook te maken met factoren als management, vakmanschap van de boer en systemen die worden gebruikt, zoals efficiëntere drinkbakjes. ‘Maar ik durf te stellen dat wij het belangrijkste zijn geweest. Ik ben ervan overtuigd dat onze dieren ook in stalletjes van 1960 bijna net zo veel eieren zouden maken als nu.’
‘Eigenlijk ben ik heel triest. Ik zie dat het verkeerd gaat. Maar wat kunnen wij doen? Wij maken gewoon kippen’
De mensen van Hendrix Genetics vertellen allemaal over de verantwoordelijkheid die op hun schouders rust. ‘Voor een wereldbevolking die groeit is ons werk noodzakelijk, om ervoor te kunnen zorgen dat er genoeg voedsel voor iedereen is.’ Het grote doel dat het bedrijf zichzelf nu stelt, is een kip die honderd weken lang productief blijft en vijfhonderd eieren legt. ‘Dat gaan we halen’, verzekert Hermans. ‘Sommige kippen van ons kunnen het al.’
Het is een technisch en economisch hoogstandje wat de boerenzonen van Hendrix Genetics voor elkaar hebben gebokst. Toch blijft er iets knagen. Het dier lijkt hier niet veel meer dan een ding dat je kunt ‘maken’ en ‘verbeteren’. Wat niet nuttig is aan de kip moet weg, of dat nu haar nieuwsgierige aard is, of haar zoons – toch de helft van alles wat er uit het ei kruipt – die geen eieren kunnen leggen en daarom volgens de regels worden ‘ge-euthanaseerd met gas’. Alleen het handjevol types dat zich in het keurslijf van de productielijnen laat persen blijft bestaan. En het klinkt niet zo eerbiedig, maar feitelijk geldt dit ook voor de boeren. Boeren die zich niet snel genoeg aanpassen aan de monocultuur van groot, groter, grootst worden weggeselecteerd. Blijft er uiteindelijk meer over dan alleen projectmanagers en systeembeheerders?
Hermans knikt voorzichtig. ‘In de VS heb je Tyson, een pluimveehouder waar veertig miljoen kuikens per week worden geproduceerd. In Indonesië doet Charoen Pokphand er tien miljoen per dag.’ Hij is even stil. ‘Is dat erg? Ik ga daar niet over. Maar als ik dat zie, ja, dan doet mijn boerenhart wel pijn. Ik kan daar sentimenteel over doen, maar dat is hoe het in de wereld gaat.’
Doordat hun aantal afneemt, zien de boeren ook hun politieke macht verdampen. ‘Vroeger hadden we nog het cda. Dat weet je nog wel hè, wat dat was? Als de politiek nu iets wil, hebben boeren niets meer in te brengen. Wij ook niet. Je wint het nooit.’ Neem nou dat legbatterijverbod. ‘Het is een gigantische last op de schouders van boeren. Ze zijn vijf procent duurder uit. Maar wat is er met die kooien gebeurd? Die zijn verkocht aan Oekraïne. Daar stoppen ze zelfs meer kippen in dan hier was toegestaan. En vervolgens mogen zij de eieren weer aan ons verkopen, op basis van een vrijhandelsverdrag dat om politieke redenen is afgesloten. De Nederlandse boer is te duur voor Honig, die het goedkoopste eierpoeder voor zijn pakjes wil. En ook op de buitenlandse markt wordt het Nederlandse ei uit de markt geprijsd.’ Boeren voelen zich volledig in de steek gelaten. ‘Al ligt het ook aan henzelf hoor, ze produceren vrijwel altijd meer eieren dan we met z’n allen op kunnen eten.’
Maar is verkeerde regelgeving wel de kern van het probleem? Is dit alles niet het logische gevolg van de race naar almaar meer, almaar efficiënter, die we in het Westen hebben ingezet en nu naar ontwikkelingslanden aan het exporteren zijn? Hermans knikt. ‘Veel landen kunnen nog heel ver vooruit met wat wij te bieden hebben aan efficiënte systemen. Maar ik denk inderdaad dat we hier in het Westen op de weg terug moeten. Na de Tweede Wereldoorlog heeft de politiek ervoor gekozen om het hele apparaat richting efficiëntie te sturen. Maar we zitten nu met een sector die echt radeloos is. Ik zie het in mijn eigen familie, mijn neven. We weten niet meer waar we heen moeten. We gaan er allemaal aan. De moederkippen zijn zo goed, er zijn er steeds minder nodig. Mijn boterham gaat er ook aan!’
Hier spreekt de man die de efficiëntste kip ter wereld heeft ontwikkeld. ‘Als boeren een toekomst willen hebben, moeten ze alternatieve concepten in de markt zetten, lokale en biologische. Het vakmanschap en de boerenervaring is wat hen onderscheidt. En ze moeten gaan samenwerken met de verwerkende industrie, zodat de retail ze niet meer kan uitspelen.’ Maar of dat lukt? Hermans houdt zijn hart vast.
De beamer van Hermans projecteert al een half uur dezelfde slide. Hij fronst zijn voorhoofd. ‘Eigenlijk’, zegt hij, ‘ben ik heel triest. Ik zie dat het verkeerd gaat. Maar wat kunnen wij doen? Wij maken gewoon kippen.’ En ook in de fokkerij is de concurrentie moordend, en als het bedrijf zou stoppen met de ratrace, ligt het eruit. ‘We maken eindelijk winst.’
Heeft hij enige speelruimte? ‘Ik breek mijn hoofd er wel eens over. We hebben een kip met een zwarte staart ontwikkeld. Die is iets rustiger en socialer. Maar hij legt drie procent minder eieren. Gaat de consument de meerprijs betalen? Weet je, ik vind serieus dat we moeten gaan samenwerken met ngo’s als de Dierenbescherming en Wakker Dier. Schrijf dat maar eens op, ja. Boeren denken dat dat hun vijand is. Maar als ze hun toekomst veilig willen stellen en op een duurzamere manier moeten gaan produceren, dan moeten we samen campagne gaan voeren.’
Het is lastig, heel lastig, want de afstand tussen Randstad en platteland is een enorme kloof geworden. ‘De consument wil wel van alles, maar hij weet niet wat het kost en waar zijn voedsel vandaan komt. Hij weet weinig van de realiteit van het platteland af. Er is geen dialoog.’ Hermans is bloedserieus. ‘Uiteindelijk is dat de reden dat ik je toch heb laten komen.’
We zitten in de auto, op de terugweg uit Siebengewald. Terwijl we door de Maasduinen rijden, een gebied met unieke rivierduinen, praat ik met Van Sambeek over katholieke boerenzonen in de wereld van het grote geld. En of je nog wel een boerenziel kunt hebben als je je in het keurslijf moet persen van een miljardenmarkt waar alles moet wijken voor nut en winst. Zijn er grenzen? Van Sambeek glimlacht. ‘Amerikaanse klanten vragen of we eieren kunnen maken met meer eiwit. Dat wil McDonald’s. Als ze vet door goedkoop eiwit kunnen vervangen kunnen ze hun producten “gezonder” maken.’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Daar ga ik dus niet aan beginnen. Een kip is een kip. Ik ga een kip niet dwingen om een ei zonder dooier te leggen.’
Gerelateerde artikelen
- Circulaire zonnepanelen uit Nederland (De Groene Amsterdammer)
- Tegeltuinen, Jacques Ellul en de invloed van techniek (podcasts)
- Nederland volledig vegan: het kán (De Groene Amsterdammer)
- Hete hangijzers in het voedselsysteem (1) - knutselen aan planten (Foodlog, De Groene Amsterdammer)
- Hoe Hollandse zaadbedrijven de wereld veroverden (De Groene Amsterdammer)
Gebruikte Tags: duurzaam, economie, globalisering, groei, landbouw, techniek, voedsel