Inter Press Service (2 maart 2015)
“Laat de Groene Revolutie volgen door een Groenterevolutie”
In de strijd tegen ondervoeding moeten we meer investeren in groente, zegt tropisch landbouwexpert Dyno Keatinge. Volgens hem staart het wereldwijde onderzoek zich teveel blind op graan.
26 x bekeken- Lees ook: Murwgebeukt door de machine (De Groene Amsterdammer)
Het is historisch zo gegroeid, vertelt Keatinge. Toen India werd geplaagd door een grote hongersnood, in de jaren vijftig, besloot de wereld dat het nooit meer mocht gebeuren. “India moest zelfvoorzienend worden, vond men, door de massale productie van rijst, tarwe en maïs. Alle aandacht ging uit naar de efficiënte productie van calorieën.” Variëteiten werden dramatisch verbeterd en er werd massaal subsidie gegeven voor kunstmest. En het werkte: de productie steeg enorm. “Er is alleen één groot probleem. En dat is dat dit beleid sindsdien nooit meer is veranderd.”
De Ierse landbouwkundige Dyno Keatinge is directeur-generaal van het World Vegetable Center, voorheen bekend als de Asian Vegetable Research and Development Center. De organisatie is opgezet met het doel de productie van groente in ontwikkelingslanden te verhogen. In Taiwan bewaart de organisatie zaden van wel 60.000 variëteiten, de grootste open toegankelijke groente-genenbank ter wereld. Op de verschillende continenten doet het World Vegetable Center onderzoek naar veredeling, resistentie tegen ziekten, teeltwijzen en ontwikkeling van markten.
Wat is er mis met de drie grote graansoorten?
“De gewassen schieten tekort als het gaat om vitamines, mineralen en eiwitten. Dat heeft geleid tot ondervoeding. Doordat de prijs van deze granen daalde, gingen mensen minder eten van de gezondere alternatieven. De overvloed van graan heeft geleid tot eenzijdige diëten, waardoor meer mensen ondervoed raakten of ziektes kregen zoals diabetes. Om dat tegen te gaan, is de consumptie van groente en fruit cruciaal. Er zijn zo veel inheemse soorten die geschikt zijn voor een gebalanceerd voedingspatroon, het is zonde om die niet te gebruiken.”
Aan wat voor alternatief gewas moet ik denken?
“Neem de moringa. Dat is een boom die goed bestand is tegen droogte, snel groeit en zeer voedzaam is, zowel het blad als de vrucht. De moringa bevat heel veel vitamine A, vitamine C, ijzer, kalium en proteïne. Het is de groente met de grootste hoeveelheid voedingsstoffen. De boom is heel lang genegeerd. Maar in de Filipijnen begint de teelt nu serieus van de grond te komen.”
Niemand heeft boeren toch belet om dit soort inheemse gewassen te telen?
“Het probleem is dat het landbouwonderzoek zich volledig heeft blindgestaard op de bulkgewassen. Daar ging het geld heen. De mensen die zich daarmee bezighielden, werden in de loop der tijd een soort pressiegroep, die een enorme hoeveelheid geld tot hun beschikking hadden. Er is echt zoiets ontstaan als een rijst-establishment. Mensen zeggen vaak dat de opbrengst van het telen van groente te laag is. Maar dat komt juist doordat er zo weinig onderzoek is gedaan naar verbetering. Kun je nagaan, ik ben al boven de zestig, en toch ben ik nog steeds een van de weinige landbouwwetenschappers in het hele Verenigd Koninkrijk. In de afgelopen twintig jaar is al het onderzoeksgeld naar biotechnologie gegaan, ten koste van de traditionele disciplines, zoals agronomie, entomologie en pathologie. Hier moet echt weer een balans in komen om het onderzoek coherent en effectief te houden. In Nederland heb je nog de Wageningen Universiteit, maar zelfs daar zijn de verschillende disciplines binnen tropische landbouw in grote mate uitgehold.”
Wat voor onderzoek is er bijvoorbeeld nodig?
“Onderzoek naar resistentie tegen ziektes, tegen droogte. Veel gewassen zijn ontwikkeld vanuit een heel nauwe genetische basis, waardoor ze kwetsbaar zijn voor plagen en ziektes. Bovendien gaat er veel opbrengst verloren bij de verwerking en de distributie. Daar kunnen technieken voor worden ontwikkeld, bijvoorbeeld eenvoudige koeltechnieken. Dat soort onderzoek doen wij, naast het verspreiden van kennis over soorten die ten onrechte in de vergetelheid zijn geraakt.”
Zijn er soorten die uw organisatie weer op de kaart heeft gezet?
“Ja, verschillende. Een belangrijke bijdrage hebben wij geleverd aan de teelt van de mungboon [waar we de kiemen van kennen onder de naam taugé]. Dat is een boon die ontzettend veel proteïnen, mineralen en vitamines bevat. Het verbetert bovendien de bodemvruchtbaarheid en helpt boeren om meer inkomsten te genereren. Door onderzoek van ons is de mungboon een belangrijk aanvullend gewas geworden voor boeren in Pakistan en Oezbekistan.”
Als deze soorten zo geweldig zijn, dan zou iedereen hier toch vanzelf achter moeten komen?
“Je moet je beseffen dat dit een ketterse visie is. Vraag maar eens aan welke ambtenaar van welke regering dan ook wat hij nodig heeft om de honger te bestrijden. Hij zal zeggen: wat wij nodig hebben, is... betere rijst. Aan de andere kant heb je de grote voedselconglomeraten in de wereld, die zich bijna alleen maar met deze graangewassen bezighouden, naast soja en suiker. En dan heb je nog de donororganisaties, die concrete getallen willen hebben van wat voor opbrengsten er precies zijn gerealiseerd. Dit wordt bij groente helemaal niet bijgehouden!”
Heeft een diversificatie nog economische gevolgen?
“Het zou vooral ten goede komen aan de voedselzekerheid van landen. Neem tomaten. Op dit moment wordt 70 procent van de tomatenpuree uit Oost-Afrika geïmporteerd uit China. Maar ze zouden zelf meer tomaten kunnen verbouwen! Een bloeiende groentesector is een goede manier om landbouwontwikkeling te stimuleren. Groenten hebben markten nodig, transport, koude ketens, enzovoorts, dus het leidt tot meer banen en meer infrastructuur. Het is ook beter voor de bodem wanneer graan wordt afgewisseld met andere gewassen, omdat je dan de microflora van de bodem verandert en de vorming van bodemziekten voorkomt.”
Is er een risico dat ontwikkelingslanden te weinig calorieën gaan produceren wanneer ze zouden besluiten om meer groenten te verbouwen?
“Nee, dat denk ik niet. De meeste landen zijn heel goed in staat om aan hun benodigde hoeveelheid calorieën te komen. De hoeveelheid land die voor groente nodig is, is relatief klein, omdat je meer kilo’s per hectare en per jaar kunt oogsten en ze per kilo meer waard zijn. Met de extra opbrengst kun je zelfs extra bulkgewassen kopen, indien nodig. Ondervoeding kan alleen overwonnen worden met een goed gebalanceerd voedingspatroon, inclusief groente en fruit. We moeten de Groene Revolutie achter ons laten. Het is tijd voor een Groenterevolutie. Dat is goed voor de gezondheid, goed voor het inkomen van de armen, en goed voor het milieu.”
Gerelateerde artikelen
- Circulaire zonnepanelen uit Nederland (De Groene Amsterdammer)
- Nederland volledig vegan: het kán (De Groene Amsterdammer)
- Hete hangijzers in het voedselsysteem (1) - knutselen aan planten (Foodlog, De Groene Amsterdammer)
- Hoe Hollandse zaadbedrijven de wereld veroverden (De Groene Amsterdammer)
- 'Ik ben keiblij dat ik dit mag doen' (De Groene Amsterdammer)
Gebruikte Tags: afrika, armoede, azië, duurzaam, economie, voedsel